9 DECEMBER 1987. - Koninklijk besluit betreffende het instellen van provisies met het oog op het verlenen van dringende hulp door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.(NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid bij <DVR2008-12-19/33, art. 277, 6°; Inwerkingtreding : 01-07-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-2002 en tekstbijwerking tot 24-12-2008)
Art. 1-4
Artikel 1. In afwijking van het besluit van de Regent van 10 februari 1945 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit, kunnen in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met het oog op de uitvoering van de beslissingen tot dringende hulpverlening getroffen door de voorzitter met toepassing (van artikel 28, § 3), van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, één of meer provisies worden aangelegd, waarvan de raad bij huishoudelijk reglement het bedrag bepaalt. <KB 21-01-1993, art. 1>
De ontvanger wijst voor elke provisie het personeelslid aan dat met het beheer ervan wordt belast en deelt aan de raad de naam of namen mee van deze personeelsleden.
Voor de toepassing van dit besluit wordt onder beheer verstaan het bewaren van de provisie en het uitbetalen erop van de met toepassing (van artikel 28, § 3), van de wet toegekende hulpverlening, overeenkomstig de wijze door de ontvanger bepaald. <KB 21-01-1993, art. 1>
De ontvanger oefent controle uit op het aanwenden van de provisies en draagt de uiteindelijke verantwoordelijkheid.
Art.2. Voor een provisie die meer dan 10 000 BF bedraagt, dient een rekening te worden geopend op naam van het O.C.M.W.
<NOTA : artikel 2 geldig voor het Waalse Gewest :
Art. 2 Voor een provisie die meer dan (250 euro) bedraagt, dient een rekening te worden geopend op naam van het O.C.M.W.<ARW 2001-12-20/67, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.3. De ontvanger stelt het volledig bedrag van de provisie ter beschikking van het aangewezen personeelslid en vult de provisie aan op voorlegging van de door de voorzitter ondertekende beslissingen tot dringende hulpverlening.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.