31 DECEMBER 1986. - Koninklijk besluit nr. 498 houdende tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever, ter bevordering van de indienstneming van jonge werkzoekenden en van langdurig werklozen.
Art. 1-10
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, toepasselijk is, voor zover deze werkgevers bedoeld worden in ten minste één van de volgende wetten :
1° de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen;
2° de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
3° de wet van 12 mei 1975 tot verruiming van de opdracht van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers;
Dit besluit is eveneens van toepassing op de beoefenaars van vrije beroepen.
Art.2. § 1. (Tot einde 1990 zijn de in artikel 1 beoogde werkgevers de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever, bepaald in artikel 38, § 3, 1° tot 7° en 9°, en § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, niet verschuldigd tot beloop van het bedrag van die bijdragen berekend op het gemiddeld minimum maandinkomen gewaarborgd door artikel 3, eerste en derde lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 43 van 2 mei 1988, in hoofde van de tussen 1 januari 1987 en 31 december 1988 met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst genomen werknemers als bedoeld in artikel 3, tweede lid, die een netto aangroei van het personeelsbestand uitmaken.) <W 1988-12-30/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-04-1989>Tijdens het jaar 1991 zullen voornoemde werkgeversbijdragen met 50 pct. worden verminderd en in 1992 met 25 pct. Deze verminderingen gelden ten aanzien van de verschuldigde werkgeversbijdragen toegepast op het gemiddeld minimum maandinkomen, bedoeld in vorig lid.
§ 2. Ingeval van deeltijdse arbeid wordt het gemiddeld minimum maandinkomen, waarop de vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid bedoeld in § 1 van toepassing is, proportioneel berekend op het in § 1 bedoelde gemiddeld minimum maandinkomen van de voltijdse werknemer, naar rato van de arbeidsduur in de onderneming.
Art.3. De aangroei van het personeelsbestand wordt beschouwd als een netto aangroei indien is voldaan aan de dubbele voorwaarde :
1° dat het aantal werknemers in de onderneming verhoogt ten overstaan van het aantal tewerkgestelde werknemers op het einde van het vierde kwartaal van 1986 door een in artikel 2 bedoelde indienstneming, en dat dit verhoogde aantal werknemers blijft aangehouden minstens gedurende de periode van de in artikel 2 bedoelde vermindering;
2° dat de loonsom in de onderneming zoals aangegeven bij de R.S.Z. door een in artikel 2 bedoelde indienstneming verhoogt ten overstaan van de aangegeven loonsom voor het overeenstemmend kwartaal van het jaar voordien, en dat deze verhoogde loonsom blijft aangehouden minstens gedurende de periode van de in artikel 2 bedoelde vermindering.
Onder nieuw in dienst genomen werknemer wordt verstaan :
a) een jongere tussen 18 en 25 jaar die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit bij de R.V.A. is ingeschreven, hetzij als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze sinds minstens één jaar, hetzij als niet-tewerkgestelde verplicht ingeschreven werkzoekende sinds minstens achttien maanden;
b) een werkzoekende die op het ogenblik van de indienstneming sinds minstens 2 jaar volledig uitkeringsgerechtigde werkloze is;
c) een werkzoekende die op het ogenblik van de indienstneming, sinds minstens zes maanden ononderbroken het bestaansminimum ontvangt.
(d) een jongere tussen 18 en 25 jaar die op het ogenblik van de indienstneming en op 1 januari 1988 bij de R.V.A. is ingeschreven hetzij als volledig uitkeringsgerechtigde werkloze sinds minstens negen maanden, hetzij als niet-tewerkgestelde verplicht ingeschreven werkzoekende sinds minstens vijftien maanden.) <W 1987-11-07/30, art. 85, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1988>
Art.4. Wanneer de tewerkstelling van die werknemer eindigt vóór 31 december 1992, blijft de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever tot bij het verstrijken van die periode behouden ten aanzien van de werknemer die ter vervanging in dienst wordt genomen overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.
Wanneer een werknemer ontslagen wordt in de periode die te zijnen aanzien aanleiding geeft tot de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever en recht heeft op een vergoeding wegens beëindigen van de overeenkomst, worden de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever op die vergoeding niet verminderd.
Art.5. Om het voordeel van dit besluit te genieten, moet de werkgever in zijn driemaandelijkse aangifte aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, de juiste identiteit vermelden van de werknemer voor wie hij de werkgeversbijdragen vermindert en bewijzen dat de werknemer de in artikel 3 vermelde voorwaarden vervult.
Art.6. § 1. Van de toepassing van dit besluit zijn uitgesloten de werkgevers die bij het verstrijken van het kwartaal waarvoor zij de toepassing van dit besluit inroepen schuldenaar zijn van de Rijksdienst voor sociale zekerheid.
Indien de betrokken werkgevers voor de aanzuivering van hun schuld evenwel uitstel van betaling hebben gekregen en de termijnen strikt hebben nageleefd, kunnen door het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid afwijkingen verleend worden.
§ 2. Worden ook uitgesloten van het voordeel van dit besluit de werkgevers die de bij het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 vastgelegde verplichtingen niet nakomen, zelfs indien dit gebeurt met toepassing van artikel 9 van dat besluit.
Art.7. § 1. De werkgevers die het voordeel van de bepalingen van dit besluit voor de in artikel 3 bedoelde werknemers genieten, kunnen voor diezelfde werknemer, al naar het geval, niet het voordeel genieten :
a) van de bepalingen van artikel 35 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
b) van de bepalingen vastgesteld krachtens de artikelen 1, d), en 11 van de wet van 4 augustus 1978 betreffende de economische heroriëntering;
c) van de bepalingen voorzien bij het koninklijk besluit van 21 januari 1987 houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, en bij het koninklijk besluit nr. 493 van 31 december 1986 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid in de sociale sector;
d) van de bepalingen voorzien bij het koninklijk besluit nr. 111 van 15 december 1982 tot tijdelijke vermindering van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid ten voordele van sommige natuurlijke of rechtspersonen die voor het eerst een werknemer in dienst nemen.
§ 2. De voordelen van dit besluit kunnen niet van toepassing zijn voor de stagiairs, aangeworven krachtens het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983.
Art.8. Artikel 3 is niet van toepassing op de toename van het aantal werknemers die voortvloeit uit fusie, splitsing, omzetting of opslorping van ondernemingen.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1987.
Art. 10. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.