Details





Titel:

31 MAART 1987. - Koninklijk besluit nr. 519 tot regeling van de vrijwillige mobiliteit tussen de statutaire personeelsleden van de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn die eenzelfde werkgebied hebben. (NOTA: Opgeheven voor het Waals Gewest bij <DWG2024-03-14/26, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2024>)(NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid met ingang op een onbepaalde datum bij <DVR2008-12-19/33, art. 277, 4°; Inwerkingtreding : 04-12-2010>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-12-2008 en tekstbijwerking tot 07-06-2024)



Inhoudstafel:

Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
Art. 2 WAALS GEWEST
Afdeling II. - Overplaatsing naar een wervingsbetrekking.
Art. 3-9
Afdeling III. - Overplaatsing naar een bevorderingsbetrekking.
Onderafdeling I. - Overplaatsing van personeelsleden met dezelfde graad of gelijkwaardige graad naar een door bevordering te begeven betrekking.
Art. 10-14
Onderafdeling II. - Overplaatsing bij wege van bevordering.
Art. 15-19
Afdeling 4. - Gemeenschappelijke wervingsreserves.
Art. 20-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de gemeenten en op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die eenzelfde werkgebied hebben.
  In het geval van een intercommunaal openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is dit besluit slechts van toepassing op de gemeenten wier personeel dezelfde administratieve en geldelijke statuten geniet.
  De vrijwillige mobiliteit zal toegepast worden vóór de overplaatsing van ambtswege bepaald bij het koninklijk besluit nr. 490 van 31 december 1986.

Art.2.De leden van het vastbenoemd, stagedoend of tijdelijk personeel van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die onder dit besluit vallen, komen in aanmerking vóór een regeling inzake vrijwillige mobiliteit onder de bij dit besluit bepaalde voorwaarden, hierinbegrepen de titularissen van de wettelijke graden. De vrijwillige mobiliteit geldt echter niet voor :
  1° de bij overeenkomst in dienst genomen personeelsleden;
  2° de titularissen van de betrekkingen die eigen zijn aan de gemeente of aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
  3° de personeelsleden van het ziekenhuis dat afhangt van het centrum, waarvoor de raad voor maatschappelijk welzijn een afzonderlijke personeelsformatie heeft vastgesteld en de wijze van mutatie van dat personeel naar de andere instellingen of diensten van het centrum niet heeft geregeld.

Art.2_WAALS_GEWEST.  De leden van het vastbenoemd, stagedoend of tijdelijk personeel van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, die onder dit besluit vallen, komen in aanmerking vóór een regeling inzake vrijwillige mobiliteit onder de bij dit besluit bepaalde voorwaarden, [1 ...]1. De vrijwillige mobiliteit geldt echter niet voor :   1° de bij overeenkomst in dienst genomen personeelsleden;   2° de titularissen van de betrekkingen die eigen zijn aan de gemeente of aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;   3° de personeelsleden van het ziekenhuis dat afhangt van het centrum, waarvoor de raad voor maatschappelijk welzijn een afzonderlijke personeelsformatie heeft vastgesteld en de wijze van mutatie van dat personeel naar de andere instellingen of diensten van het centrum niet heeft geregeld.  [2 4° de titularissen van wettelijke graden.]2
  ----------
  (1)<DWG 2013-04-18/19, art. 49, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<DWG 2018-07-19/28, art. 40, 004; Inwerkingtreding : 07-09-2018>

Afdeling II. - Overplaatsing naar een wervingsbetrekking.
Art.3. Onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 4 tot 9 kunnen de personeelsleden van de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van hetzelfde werkgebied op hun verzoek worden overgeplaatst naar een betrekking die de bevoegde overheid van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zich voorneemt bij werving toe te kennen.

Art.4. Onder voorbehoud van de bepalingen vastgesteld bij deze afdeling moeten het college van burgemeester en schepenen of het vast bureau een beroep doen op de personeelsleden die overgeplaatst kunnen worden.
  Te dien einde doen zij een beroep op de kandidaturen door een bericht aan al de betrokken personeelsleden, dat alle nuttige aanwijzingen over de aard en de kwalificatie van het te begeven ambt, de vereiste voorwaarden, de vorm en de termijn voor de indiening van de kandidaturen vermeldt.
  De kandidatuur voor elk ambt moet aan de in het bericht aangewezen overheid per ter post aangetekende brief worden toegezonden, binnen tien dagen die volgen op de datum van ontvangst van het bericht.
  Het personeelslid zendt tegelijkertijd, ter informatie, een kopie van zijn kandidatuur aan het college van burgemeester en schepenen of aan het vast bureau waarvan hij afhangt.

Art.5. De overheid, die belast is met de werving, mag niet tot werving overgaan, zolang niet alle aanvragen van de in artikel 3 bedoelde personeelsleden ingewilligd zijn, voor zover die aanvragen aan de gestelde voorwaarden voldoen.

Art.6. Kunnen alleen worden overgeplaatst naar een wervingsbetrekking, de personeelsleden die titularis zijn van dezelfde graad als deze van de te begeven betrekking of van een gelijkwaardige graad en die de gestelde voorwaarden vervullen om die betrekking te bekleden.

Art.7. De overplaatsing geschiedt door een individuele beslissing genomen door de overheid die de benoemingsbevoegdheid uitoefent in het bestuur naar waar het personeelslid overgeplaatst wordt.
  Een afschrift wordt ter kennisgeving gezonden aan de overheid die de benoemingsbevoegdheid uitoefent in het bestuur waarvan het personeelslid deel uitmaakte.

Art.8. De overgeplaatste personeelsleden behouden de hoedanigheid van vastbenoemd, stagiair of tijdelijk personeelslid die zij hadden in de betrekking die zij bekleedden; de voor de tijdelijk beklede betrekkingen bepaalde duur wordt niet gewijzigd.

Art.9. De overgeplaatste personeelsleden behouden de op het ogenblik van hun overplaatsing verkregen graad-, niveau- en dienstanciënniteit.

Afdeling III. - Overplaatsing naar een bevorderingsbetrekking.
Onderafdeling I. - Overplaatsing van personeelsleden met dezelfde graad of gelijkwaardige graad naar een door bevordering te begeven betrekking.
Art.10. Onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 11 tot 14 kunnen de personeelsleden van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van hetzelfde werkgebied, op hun verzoek, worden overgeplaatst naar een betrekking die de bevoegde overheid van de gemeente of van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn zich voorneemt bij wege van bevordering toe te kennen.

Art.11. De informatieprocedure en de modaliteiten van overplaatsing worden geregeld overeenkomstig artikel 4, onder voorbehoud van de bepalingen vastgesteld bij de onderhavige onderafdeling.

Art.12. De bevorderingsgraad wordt slechts bij wege van overplaatsing toegewezen in zoverre dat geen enkel personeelslid van het bestuur waar de bevorderingsbetrekking vacant is, voldoet aan de voorwaarden bepaald om die bevordering te verkrijgen.

Art.13. Alleen kunnen worden overgeplaatst naar een bevorderingsbetrekking overeenkomstig deze onderafdeling, de personeelsleden titularis van dezelfde graad als deze van de te begeven betrekking of van een gelijkwaardige graad, en die voldoen aan de voorgeschreven voorwaarden om dat ambt te vervullen.

Art.14. De artikelen 7 tot 9 zijn van toepassing op de overplaatsing van personeelsleden met dezelfde graad of met een gelijkwaardige graad naar een door bevordering te begeven betrekking.

Onderafdeling II. - Overplaatsing bij wege van bevordering.
Art.15. Onder de voorwaarden bepaald bij de artikelen 16 tot 19, kunnen leden van het vastbenoemd personeel, met uitsluiting van de leden van het stagedoend of tijdelijk personeel, zich kandidaat stellen voor een bevorderingsbetrekking die vacant is in de personeelsformatie van een gemeente of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn die eenzelfde werkgebied hebben, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de bevordering.

Art.16. De informatieprocedure alsmede de modaliteiten voor overplaatsing zijn geregeld overeenkomstig artikel 4, onder voorbehoud van de bepalingen vastgesteld bij de onderhavige onderafdeling.

Art.17. De bevordering wordt slechts bij wege van overplaatsing toegekend in zoverre geen enkel personeelslid van het bestuur, waar de bevorderingsbetrekking vacant is, voldoet aan de voorwaarden om die bevordering te verkrijgen en geen enkel personeelslid kan worden overgeplaatst overeenkomstig de artikelen 10 tot 14.

Art.18. Het artikel 7 is van toepassing op deze onderafdeling.

Art.19. De personeelsleden die zijn overgeplaatst bij wege van bevordering behouden de op het ogenblik van hun overplaatsing verkregen administratieve anciënniteit.

Afdeling 4. - Gemeenschappelijke wervingsreserves.
Art.20. De reglementen van de gemeenten en van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die eenzelfde werkgebied hebben, kunnen voorzien in het gemeenschappelijk organiseren van de wervings- en bevorderingsexamens.

Art. 21. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu en Maatschappelijke Emancipatie, zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.