Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

17 JULI 1987. - Ministerieel besluit betreffende de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie.



Inhoudstafel:


Art. 1-11, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De aanvragen tot het bekomen van de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie, ingevoerd bij de verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie en bij de verordening (EEG) nr. 2321/86 van de Commissie van 24 juli 1986 houdende uitvoeringsbepalingen van de verordening (EEG) nr. 1336/86 tot vaststelling van een vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie, moeten worden ingediend bij het Bestuur der Economische Diensten van het Ministerie van Landbouw, Bolwerklaan 21, 1210 Brussel, door middel van het aanvraagformulier waarvan het model in bijlage bij dit besluit wordt gevoegd.
  De aanvragen dienen aangetekend te worden ingediend in de periode van 1 augustus 1987 tot en met 20 oktober 1987. De datum van de poststempel op de aangetekende zending geldt als datum van de indiening van de aanvraag.
  De aanvraagformulieren kunnen bekomen worden bij de rijkslandbouwkundig ingenieur van de omschrijving of bij het gewestelijk bureel van de Nationale Zuiveldienst.

Art.2. De beëindiging van de melkproduktie moet effectief zijn uiterlijk op 31 maart 1988.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt beschouwd als melkproduktie niet alleen de levering van melk en andere zuivelprodukten aan een zuivelfabriek of de rechtstreekse verkoop, maar bovendien het houden van koeien die gemolken worden voor het eigen verbruik van de aanvrager of voor de voeding van dieren. Wordt niet beschouwd als melkproduktie het houden van zoogkoeien.

Art.3. Komen in aanmerking van de vergoeding, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 6 van dit besluit, de producenten die:
  - beschikken over een referentiehoeveelheid toegewezen voor leveringen of rechtstreekse verkoop in uitvoering van het koninklijk besluit van 29 juni 1984 betreffende de toepassing van de extraheffing bedoeld bij artikel 5quater van verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 2 april 1984 tot 31 maart 1985, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 februari 1986, of in uitvoering van het koninklijk besluit van 21 februari 1986 betreffende de toepassing van de extraheffing bedoeld bij artikel 5quater van verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 1 april 1985 tot 31 maart 1986 en tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de voorafgaande erkenning der ondernemingen die zuivelprodukten vervoeren, bereiden, omvormen of conditioneren, of in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 januari 1987 betreffende de toepassing van de extraheffing bedoeld bij artikel 5quater van verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 1 april 1986 tot 31 maart 1987, en
  - noch begunstigden zijn van de premieregeling ingevoerd bij het ministerieel besluit van 21 december 1984 houdende de instelling van een premieregeling voor het vrijwillig stopzetten van de melkproduktie van de premieregeling ingevoerd bij het ministerieel besluit van 3 september 1986 betreffende de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie.

Art.4. Voor de berekening van het bedrag van de vergoeding wordt geen rekening gehouden met de bijzondere referentiehoeveelheden toegekend in uitvoering van het genoemde koninklijk besluit van 29 juni 1984, zoals gewijzigd, met uitzondering van de bijzondere referentiehoeveelheden toegekend wegens de buitengewone gebeurtenissen in toepassing van artikel 7, § 2, van het ministerieel besluit van 13 september 1984 betreffende de toepassing van de extraheffing bedoeld bij artikel 5quater van verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 2 april 1984 tot 31 maart 1985, zoals gewijzigd bij het ministerieel besluit van 22 februari 1986.

Art.5. § 1. Het totaal bedrag van de vergoeding wordt per liter melk vastgesteld op 20,475 F, uit te betalen in 7 jaarlijkse schijven van 2,925 F per liter.
  § 2. De uitbetaling van de jaarlijkse schijven gebeurt in de periode van 1 april tot 30 juni, en voor de eerste maal in de periode van 1 april 1988 tot 30 juni 1988.

Art.6. In geval de som van de aanvragen voor de vergoeding, ingediend binnen de in artikel 1 voorziene periode, betrekking heeft op een totale hoeveelheid melk van meer dan 36 110 ton, komen slechts de aanvragen in aanmerking van de producenten die beschikken over een totale referentiehoeveelheid "leveringen" plus "rechtstreekse verkoop" die niet hoger is dan een nader vast te stellen hoeveelheid.

Art.7. De producent die binnen de in artikel 1, tweede lid, voorziene periode, een aanvraag voor de vergoeding heeft ingediend, wordt uiterlijk op 31 december 1987 ingelicht over het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven.
  Na ontvangst van deze mededeling beschikt de producent, in geval zijn aanvraag werd goedgekeurd, over maximaal tien werkdagen om eventueel af te zien van de hem toegekende beëindigingsvergoeding.

Art.8. De Nationale Zuiveldienst is belast met de uitbetaling van de vergoeding en verleent haar medewerking aan de uitvoering van de verordeningen (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 en nr. 2321/86 van de Commissie van 24 juli 1986 alsmede aan de uitvoering van dit besluit.

Art.9. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt overtreding van de bepalingen van de verordeningen (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 en 2321/86 van de Commissie van 24 juli 1986 of van dit besluit opgespoord en vastgesteld door de agenten van de Nationale Zuiveldiensten door de ambtenaren van het Ministerie van Landbouw.

Art.10. Onverminderd de strafbepalingen vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen of toelagen van elke aard, die geheel of ten dele ten laste van de Staat zijn, kan de vergoeding geweigerd worden aan de aanvragers die een verklaring hebben gedaan die na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals blijkt te zijn.
  Indien de bepalingen van de verordening (EEG) nr. 1336/86 van de Raad van 6 mei 1986 en 2321/86 van de Commissie van 24 juli 1986 of van dit besluit niet worden nageleefd door de begunstigde, de rechtverkrijgende of de overnemer van het bedrijf worden de reeds uitgekeerde schijven van de vergoeding teruggevorderd.

Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. N. Bijlage: Aanvraagformulier voor de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie. <Wegens technische redenen werd deze bijlage niet opgenomen in het systeem; zie B. St. 11-08-1987, p. 12025>