Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 APRIL 1987. _ Ministerieel besluit tot uitvoering van de artikelen 3 en 10 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1986 tot uitvoering van de artikelen 13, derde lid, en 16 van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWE 1990-06-22/33, art. 37, 3°, 002; Inwerkingtreding : 1990-06-16, zie ook art. 18 van het DWG 1990-05-31/30) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-05-1987 en tekstbijwerking tot 14-05-2002).



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. Dienst huishoudhulpen tegen sociaal tarief.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. Dienst huishoudhulpen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. Klusjesdiensten aan huis.
Art. 7
HOOFDSTUK V. Dienst thuisopvang van zieke kinderen.
Art. 8-9
HOOFDSTUK VI. Dienst gelegenheidsopvang van kinderen.
Art. 10-11
HOOFDSTUK VII. Kraamcentra.
Art. 12-13
HOOFDSTUK VIII. Dienst onthaal en animatie in rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen.
Art. 15
HOOFDSTUK IX. Slotbepalingen.
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1983012797 



Uitvoeringsbesluit(en):

2002031214 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Gemeenschappelijke bepalingen.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De bedragen van de vergoeding evolueren op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de bedragen op dewelke ze betrekking hebben.

Art.2. <Zie nota onder TITEL> Overeenkomstig het koninklijk besluit van 29 oktober 1986 tot uitvoering van de artikelen 13, derde lid, en 16 van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector neemt de Staat de lonen en de desbetreffende sociale lasten op zich van de werknemers die in het Derde Arbeidscircuit zijn aangeworven, met aftrek van de dagbedragen voorzien in de volgende hoofdstukken.
  Deze bedragen zijn vastgesteld op datum van 1 januari 1987; ze evolueren op dezelfde wijze en in dezelfde mate als het loon.
  Deze bedragen zijn vastgesteld op basis van een arbeidsstelsel van vijf dagen per week; indien het arbeidsstelsel zes dagen per week bedraagt, worden ze gedeeld door 1, 2.
  In geval van deeltijdse tewerkstelling worden die bedragen verhoudingsgewijs verminderd.

HOOFDSTUK II. _ Dienst huishoudhulpen tegen sociaal tarief.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> Het bedrag per uur van de vergoeding is gelijk aan het bedrag dat in een gelijkaardig geval voorzien is door de reglementering betreffende gezins- en bejaardenhulp.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt 145 F per huishoudhulp.
  (NOTA : Artikel 4 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 4. Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt (3,60 EUR) per huishoudhulp. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

HOOFDSTUK III. _ Dienst huishoudhulpen.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> Per huishoudhulp wordt het bedrag per uur van de vergoeding als volgt bepaald:
  1° minimum 110 F tot maximum 130 F in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte minder bedraagt dan 420 000 F;
  2° minimum 130 F tot maximum 150 F in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan 420 000 F en minder bedraagt dan 470 000 F;
  3° minimum 150 F tot maximum 170 F in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan 470 000 F en minder bedraagt dan 570 000 F;
  4° minimum 170 F tot maximum 190 F in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan 570 000 F en minder bedraagt dan 670 000 F;
  5° minimum 180 F tot maximum 200 F in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan 670 000 F.
  (NOTA : Artikel 5 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 5. Per huishoudhulp wordt het bedrag per uur van de vergoeding als volgt bepaald:
  1° minimum (2,75 EUR) tot maximum (3,25 EUR) in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte minder bedraagt dan (10 450 EUR); <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° minimum (3,25 EUR) tot maximum (3,75 EUR) in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan (10 450 EUR) en minder bedraagt dan (11 700 EUR); <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° minimum (3,75 EUR) tot maximum (4,25 EUR) in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan (11 700 EUR) en minder bedraagt dan (14 150 EUR); <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  4° minimum (4,25 EUR) tot maximum (4,75 EUR) in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan (14 150 EUR) en minder bedraagt dan (16 650 EUR); <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  5° minimum (4,50 EUR) tot maximum (5 EUR) in de gemeenten waar het gemiddeld inkomen per fiscale aangifte gelijk is aan of meer bedraagt dan (16 650 EUR). <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

Art.6. <Zie nota onder TITEL> Per huishoudhulp is het dagbedrag van de doorbetaling als volgt bepaald:
  1° 320 F in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 1°;
  2° 390 F in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 2°;
  3° 470 F in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 3°;
  4° 550 F in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 4°;
  5° 590 F in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 5°.
  De arbeidsplaats van elke huishoudhulp bepaalt het bedrag van de doorbetaling.
  Wanneer de werkgever voorziet in verschillende gemeenten huishoudhulpen te werk te stellen die aanleiding geven tot het terug betalen van verschillende bedragen, bepaalt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, in de beslissing die hij neemt met de Minister van Begroting, het bedrag van de doorbetaling. Dit bedrag wordt vastgesteld op basis van de bedragen voorzien in het eerste lid en van de vooruitzichten inzake localisatie van de te realiseren activiteiten.
  (NOTA : Artikel 6 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 6. Per huishoudhulp is het dagbedrag van de doorbetaling als volgt bepaald:
  1° (7,95 EUR) in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 1°; <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° (9,70 EUR) in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 2°; <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° (11,65 EUR) in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 3°; <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  4° (13,65 EUR) in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 4°; <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  5° (14,65 EUR) in de gemeenten bedoeld in artikel 5, 5°. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De arbeidsplaats van elke huishoudhulp bepaalt het bedrag van de doorbetaling.
  Wanneer de werkgever voorziet in verschillende gemeenten huishoudhulpen te werk te stellen die aanleiding geven tot het terug betalen van verschillende bedragen, bepaalt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, in de beslissing die hij neemt met de Minister van Begroting, het bedrag van de doorbetaling. Dit bedrag wordt vastgesteld op basis van de bedragen voorzien in het eerste lid en van de vooruitzichten inzake localisatie van de te realiseren activiteiten.)

HOOFDSTUK IV. _ Klusjesdiensten aan huis.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt 170 F per klusjesman voor het jaar 1987. Het wordt verhoogd tot 200 F per klusjesman vanaf 1 januari 1988.
  (NOTA : Artikel 7 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 7. Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt (4,25 EUR) per klusjesman voor het jaar 1987. Het wordt verhoogd tot (5 EUR) per klusjesman vanaf 1 januari 1988. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

HOOFDSTUK V. _ Dienst thuisopvang van zieke kinderen.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> Het bedrag per uur van de vergoeding is gelijk aan het bedrag, in een gelijkaardig geval, vastgesteld in de reglementering betreffende de kinderkribben.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt 160 F per kinderverzorgster.
  (NOTA : Artikel 9 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 9. Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt (4 EUR) per kinderverzorgster. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

HOOFDSTUK VI. _ Dienst gelegenheidsopvang van kinderen.
Art.10. <Zie nota onder TITEL> Het bedrag per uur van de vergoeding is gelijk aan het bedrag, in een gelijkaardig geval, vastgesteld in de reglementering betreffende de kinderkribben.

Art.11. <Zie nota onder TITEL> Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt 160 F per kinderverzorgster.
  (NOTA : Artikel 11 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 11. Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt (4 EUR) per kinderverzorgster. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

HOOFDSTUK VII. _ Kraamcentra.
Art.12. <Zie nota onder TITEL> Het bedrag per uur van de vergoeding is gelijk aan het bedrag, in een gelijkaardig geval, vastgesteld in de reglementering betreffende gezins- en bejaardenhulp.

Art.13. <Zie nota onder TITEL> Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt 145 F per kinderverzorgster.
  (NOTA : Artikel 13 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 13. Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt (3,60 EUR) per kinderverzorgster. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

HOOFDSTUK VIII. _ Dienst onthaal en animatie in rustoorden en de rust- en verzorgingstehuizen.
Art.15. <Zie nota onder TITEL> Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt 300 F per animator.
  (NOTA : Artikel 15 geldig voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest :
  Art. 15. Het dagbedrag van de doorbetaling bedraagt (7,50 EUR) per animator. <BESL 2001-12-11/55, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)

HOOFDSTUK IX. _ Slotbepalingen.
Art.16. <Zie nota onder TITEL> Het ministerieel besluit van 7 oktober 1983 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 6 juni 1983 tot uitvoering wat de tewerkstelling van huishoudhulpen betreft, van de artikelen 13, derde lid, en 16bis, van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 februari 1984 en van 4 maart 1985, wordt opgeheven.

Art. 17. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1987.