Details





Titel:

18 DECEMBER 1986. - [Koninklijk besluit betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders.] <KB2006-12-07/57, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-04-1991 en tekstbijwerking tot 24-05-2019)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - (Maximumbedragen voor bepaalde kosten). <KB 2003-12-19/36, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 2, 2bis
HOOFDSTUK III. - Werking van de commissie.
Art. 3-5, 5bis, 5ter, 6-8
HOOFDSTUK IV. - (Procedure indien de Commissie uitspraak doet over een aanvraag tot toekenning van een noodhulp, een financiële hulp of een aanvullende hulp.) <KB 2006-12-07/57, art. 5; Inwerkingtreding : 08-02-2007>
Afdeling 1. - Indiening van de aanvraag.
Art. 9-10
Afdeling II. - Onderzoek van de aanvraag.
Art. 11-14
Afdeling IIbis. - Bijzondere regels voor verzoeken om noodhulp. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 13; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 15, 15bis
Afdeling IIter. - Bijzondere regels voor verzoeken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 16, 16bis
Afdeling III. - Bijzondere regels voor sommige onderzoeksverrichtingen.
Art. 17-22, 22bis
Afdeling IV. - Tussengeschillen.
Onderafdeling I. - Betichting van valsheid.
Art. 23
Onderafdeling II. - Tussenkomst.
Art. 24
Onderafdeling III. - Wraking.
Art. 25
Onderafdeling IV. - Samenhang.
Art. 26
Onderafdeling V. - Afstand.
Art. 27
Afdeling V. - Zitting.
Art. 28-30
Afdeling VI. - Beslissing.
Art. 31-34
Afdeling VII. - Rechtsmiddelen.
Art. 35-37
Afdeling VIII. - Kosten.
Art. 38
Afdeling IX. - Bijzondere regels inzake de aanvraag tot toekenning van een (noodhulp). <KB 1998-05-18/34, art. 7; Inwerkingtreding : 29-06-1998> (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 39-42
Afdeling X. - Bijzondere regels inzake de aanvraag om bijkomende hulp. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 43
Afdeling IX. (oude afdeling XI) - Algemene bepalingen inzake de procedure voor de commissie. <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 44-53
Afdeling X. (oude afdeling XIbis) - (De erkenning van verenigingen die de verzoeker eventueel kunnen bijstaan.) <Ingevoegd bij KB 1998-05-18/34, art. 10; Inwerkingtreding : 29-06-1998> <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 53bis
HOOFDSTUK IVbis. - Procedure indien de Commissie bijstand verleent overeenkomstig artikel 40 van de wet. <Ingevoegd bij KB 2006-12-07/57, art. 14; Inwerkingtreding : 08-02-2007>
Art. 53ter, 53quater
HOOFDSTUK V. - Advies.
Art. 54-57
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 58-59



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.In de zin van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° [1 de wet: hoofdstuk III, afdeling II, "Hulp van de Staat aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders", en afdeling IV, "Hulp van de Staat aan slachtoffers van terrorisme", van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen;]1
  2° de commissie : (de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders, ingesteld bij artikel 30, § 1, van de wet); <KB 2006-12-07/57, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>
  3° de Minister : de Minister van Justitie;
  4° kennisgeving : de toezending van mededelingen, oproepingen of stukken door toedoen van het secretariaat van de commissie;
  5° partijen : de verzoeker en de Minister alsook, in voorkomend geval, de tussenkomende partijen.
  (6° occasionele redders : de personen bedoeld in artikel 31, 5°, van de wet;
  7° de assistentieverlenende instantie : de instantie bedoeld in artikel 40bis van de wet;
  8° de beslissende instantie : de bevoegde overheid bedoeld in artikel 40 van de wet.) <KB 2006-12-07/57, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>
  ----------
  (1)<KB 2017-02-16/15, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 13-03-2017>

HOOFDSTUK II. - (Maximumbedragen voor bepaalde kosten).
Art.2.[1 De maximumbedragen als bedoeld in artikel 32, § 5, van de wet worden vastgesteld als volgt :
   - 6 000 EUR voor procedurekosten;
   - 6 000 EUR voor begrafeniskosten;
   - 1 250 EUR voor materiële kosten.]1
  De commissie neemt de kosten vermeld in het eerste lid in aanmerking voor zover zij gestaafd worden door stukken. Een afschrift van de op tegenspraak gewezen rechterlijke beslissing waarin over de verschillende bestanddelen van de schade uitspraak wordt gedaan, kan evenwel volstaan.
  ----------
  (1)<KB 2017-02-16/15, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 13-03-2017>

Art. 2bis. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>

HOOFDSTUK III. - Werking van de commissie.
Art.3.[1 De commissie bestaat uit acht kamers.]1
  De commissie heeft haar zetel (bij de Federale Overheidsdienst Justitie). Inwerkingtreding : 01-01-2004>  ----------  (1)<KB 2017-02-16/15, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 13-03-2017>   Art. 4. De commissie, zitting houdende in verenigde kamers, stelt haar huishoudelijk reglement vast. Dit wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Koning.  Het reglement wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.  Art. 5. § 1. (In de gevallen bedoeld in artikel 30, § 3, eerste lid, van de wet bestaat een kamer uit drie leden : een magistraat die de kamer voorzit en twee leden die door de voorzitter van de commissie worden aangeduid uit de personen bedoeld in artikel 30, § 2, derde lid, van de wet.  In de gevallen bedoeld in artikel30, § 3, tweede lid, van de wet bestaat een kamer uit één lid : de voorzitter van de commissie of een ondervoorzitter.) <KB 2003-12-19/36, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  § 2. Wanneer de voorzitter van de commissie van oordeel is dat, om de eenheid van de rechtspraak te verzekeren, een zaak in verenigde kamers moet worden behandeld, verwijst hij ze daarnaar.  De voorzitter van de commissie neemt het voorzitterschap van de verenigde kamers waar.  § 3. Bij afwezigheid of verhindering van de voorzitter, de ondervoorzitter en de leden wordt hun functie uitgeoefend door hun plaatsvervanger.  § 4. (De kamers die bestaan uit drie leden beslissen bij meerderheid van stemmen.) <KB 2003-12-19/36, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Wanneer de commissie zitting houdt in verenigde kamers, beslist, bij staking van stemmen, de stem van de voorzitter van de commissie.  Art. 5bis. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 7; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Naast de advocaten en ambtenaren bedoeld in artikel 30, § 2, derde lid, van de wet, kunnen personen die aan de hiernavolgende voorwaarden voldoen als commissielid worden aangewezen :  - ten minste vijf jaar nuttige professionele ervaring hebben inzake de beoordeling en begroting van ernstige lichamelijke of psychische schade van slachtoffers van misdrijven in een academische functie, in een medische functie, in een toegelaten verzekeringsonderneming, in een dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie of in een door de bevoegde overheid erkende instelling voor algemeen welzijnswerk of geestelijke gezondheidszorg;  - houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift uitgereikt door een universiteit of een daarmee gelijkgestelde instelling;  - de burgerlijke en politieke rechten genieten.  De functie van commissielid is onverenigbaar met de functie van secretaris of adjunct-secretaris, als bedoeld in artikel 30, § 2, zesde lid, van de wet, met de functie van gemachtigde van een overheidsinstelling of erkende vereniging, als bedoeld in artikel 34ter, tweede lid, van de wet, of met de functie van afgevaardigde van de Minister, als bedoeld in artikel 34ter, derde lid, van de wet.  Personen die voldoen aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarden worden voorgedragen door een comité, dat is samengesteld uit de voorzitter en de secretaris van de commissie en een vertegenwoordiger van de Minister.  Personen die voldoen aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarden en zich kandidaat wensen te stellen, richten daartoe een aangetekend schrijven aan de voorzitter van de commissie, met toevoeging van een afschrift van het diploma of studiegetuigschrift en van stukken waaruit de vereiste beroepservaring blijkt.  De kandidaten die volgens de stukken als bedoeld in het vierde lid in aanmerking komen, worden door de secretaris van de commissie uitgenodigd voor een gesprek met het comité. Tijdens dit gesprek wordt gepeild naar hun motivatie, hun vertrouwdheid met de problematiek van de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven en hun kennis van de wet als bedoeld in artikel 1, 1°.  Art. 5ter. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het mandaat van een lid van de commissie vervalt van rechtswege indien hij zich niet langer in de wettelijke voorwaarden bevindt om zijn mandaat uit te oefenen, of drie opeenvolgende keren zonder opgave van reden niet ingaat op de vraag van de voorzitter om te zetelen in een kamer.  Art. 6. Indien een zaak in het Duits moet worden behandeld, maakt het lid van de commissie dat het bewijs levert van een voldoende kennis van die taal, deel uit van de kamer.  Art. 7. Aan de voorzitter, ondervoorzitter en leden wordt presentiegeld toegekend waarvan het bedrag door de Koning wordt bepaald op voorstel van de Minister van Justitie (...). <KB 2006-12-07/57, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  (Zij zijn gerechtigd op een vergoeding voor de reis- en verblijfskosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de Federale Overheidsdiensten. Zij worden daarbij gelijkgesteld met ambtenaren van rang 13, met uitzondering van de ambtenaren die in een andere rang zijn ingedeeld.) <KB 2003-12-19/36, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De deskundigen wier medewerking door de commissie wordt gevorderd kunnen worden vergoed op de wijze bepaald door de Minister van Justitie (...). <KB 2006-12-07/57, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken vastgesteld bij het koninklijk besluit van 28 december 1950 is toepasselijk op de tolken, vertalers en getuigen.  Art. 8.[1 Iedere kamer wordt bijgestaan door de secretaris of adjunct-secretaris, van wie de taalrol overeenstemt met de taal waarin de zaak wordt behandeld.   Indien een zaak in het Duits moet worden behandeld, wordt de kamer waarbij de zaak aanhangig is, bijgestaan door de secretaris of adjunct-secretaris die het bewijs levert van de elementaire kennis van het Duits.]1  Het secretariaat verstrekt degenen die erom verzoeken inlichtingen over de algemene voorwaarden voor de toekenning van de hulp, alsmede over het verloop van de procedure. Het kan hun een formulier tot indiening van de aanvraag bezorgen.  (Over de werkzaamheden van de commissie wordt om de twee jaar een algemeen verslag opgemaakt; dat verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris en wordt openbaar gemaakt.) <KB 1991-03-26/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 20-04-1991>  ----------  (1)<KB 2017-02-16/15, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 13-03-2017>   HOOFDSTUK IV. - (Procedure indien de Commissie uitspraak doet over een aanvraag tot toekenning van een noodhulp, een financiële hulp of een aanvullende hulp.) <KB 2006-12-07/57, art. 5; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Afdeling 1. - Indiening van de aanvraag.  Art. 9. Het secretariaat brengt de zaken op de rol van de commissie in de volgorde van ontvangst.  (In voorkomend geval, worden de in artikel 40bis, tweede lid, van de wet bedoelde informatie en documenten overgemaakt aan de assistentieverlenende instantie.) <KB 2006-12-07/57, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Art. 10. <KB 2003-12-19/36, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De voorzitter wijst elke zaak toe aan een kamer.  (NOTA : het oude artikel 11 is opgeheven bij KB 2003-12-19/36, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004)  Afdeling II. - Onderzoek van de aanvraag.  Art. 11. (oud artikel 12) <KB 2003-12-19/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De voorzitter van de kamer wijst voor elke zaak een verslaggever uit de leden van de kamer aan.  (lid 2 opgeheven) <KB 2006-12-07/57, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Art. 12.(oud artikel 13) <KB 2003-12-19/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het secretariaat vult het dossier aan en maakt het verslag op, overeenkomstig artikel 34bis, laatste lid, van de wet. (Dit verslag wordt goedgekeurd en medeondertekend door de verslaggever.) <KB 2006-12-07/57, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  [1 Het secretariaat maakt het verslag over aan de Minister. De Minister beschikt over een termijn van dertig dagen om een advies in twee exemplaren uit te brengen.]1  Het secretariaat maakt het verslag en het eventuele advies van de Minister over aan de verzoeker of zijn advocaat. De verzoeker beschikt over een termijn van dertig dagen om schriftelijk te reageren en in voorkomend geval het dossier aan te vullen.  ----------  (1)<KB 2017-02-16/15, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 13-03-2017>   Art. 13. (oud artikel 14) <KB 2003-12-19/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De verslaggever kan bij een met redenen bekleed bevel, op gemotiveerd verzoek van de verzoeker of van de Minister, een verlenging toestaan van de termijnen vermeld in artikel 12, zonder dat zij negentig dagen mogen overschrijden.  Art. 14. (oud artikel 15) <KB 2003-12-19/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De voorzitter van de kamer stelt de datum vast waarop de zaak wordt behandeld op een zitting als bedoeld in afdeling V. Deze datum wordt minstens vijftien dagen op voorhand ter kennis gebracht van de Minister en van de verzoeker en zijn raadsman, indien hij gehoord wenst te worden overeenkomstig artikel 34ter, tweede lid, van de wet.  (Nota : Het oud artikel 16 is opgeheven bij KB 2003-12-19/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004)  (Nota : Het oud artikel 17 is opgeheven bij KB 2003-12-19/36, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004)  Afdeling IIbis. - Bijzondere regels voor verzoeken om noodhulp. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 13; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 15. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 13; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het verslag wordt opgemaakt binnen de negentig dagen na ontvangst van het verzoekschrift, tenzij essentiële gegevens of stukken ontbreken.  Art. 15bis. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 13; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Het verzoek wordt afgehandeld overeenkomstig de artikelen 12 en 14, zij het dat de termijnen bepaald in artikel 12, tweede en derde lid, herleid worden tot vijftien dagen en dat de termijn bepaald in artikel 14 herleid wordt tot acht dagen.  Ten laatste acht dagen na de datum als bedoeld in artikel 14 wordt over het verzoek om noodhulp een beslissing gewezen.  Afdeling IIter. - Bijzondere regels voor verzoeken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 16. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Indien het secretariaat het verzoek kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht, maakt het hiervan melding in zijn verslag.  Indien de Minister het verzoek kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht, vermeldt hij dit in zijn advies.  Art. 16bis. <Ingevoegd bij KB 2003-12-19/36, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Indien het secretariaat in zijn verslag of de Minister in zijn advies het verzoek kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond acht, neemt de voorzitter als bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid, kennis van de zaak en bepaalt hij een datum voor behandeling overeenkomstig artikel 14.  De voorzitter doet als enig lid uitspraak over de onontvankelijkheid of de ongegrondheid. Indien hij van oordeel is dat de onontvankelijkheid of de ongegrondheid ernstig kan betwist worden, wordt de zaak terug overgemaakt aan de kamer aan dewelke ze was toegewezen overeenkomstig artikel 10, om te worden behandeld overeenkomstig de artikelen 12 tot 14.  Afdeling III. - Bijzondere regels voor sommige onderzoeksverrichtingen.  Art. 17. Wanneer de kamer of de verslaggever een deskundig onderzoek beveelt, worden in het bevelschrift één of meer deskundigen aangewezen, wordt hun opdracht bepaald en wordt de termijn voor de neerlegging van hun verslag vastgesteld. Van dit bevelschrift geeft het secretariaat kennis aan de deskundigen.  Binnen acht dagen na die kennisgeving stellen de deskundigen, bij ter post aangetekende brief, de verslaggever, de partijen en in voorkomend geval, hun advocaat in kennis van de plaats, de dag en het uur waarop zij hun opdracht zullen aanvatten.  De nodige stukken worden de deskundigen ter hand gesteld; de partijen kunnen zodanige voordrachten en vorderingen doen als zij het goedvinden; melding ervan wordt gemaakt in het verslag.  De verslaggever ziet toe op het goede verloop van de verrichtingen van het deskundig onderzoek. Hij kan te allen tijde ambtshalve of op verzoek deelnemen aan de verrichtingen. Het secretariaat stelt bij gewone brief de deskundigen, de partijen, en in voorkomend geval, hun advocaat daarvan in kennis.  Indien de deskundigen het verslag niet kunnen neerleggen binnen de termijn gesteld in het bevel waarbij zij zijn aangewezen, moeten zij om een verlenging van die termijn verzoeken. Weigert de verslaggever of de kamer een nieuwe termijn toe te kennen aan de deskundigen, dan ontslaan zij hen van die opdracht.  Het verslag wordt ondertekend door alle deskundigen. De handtekening wordt voorafgegaan door de eed voorgeschreven bij artikel 979 van het Gerechtelijk Wetboek.  Het verslag wordt neergelegd op het secretariaat, dat een afschrift ervan bij gewone brief stuurt aan de partijen en, in voorkomend geval, aan hun advocaat.  De artikelen 966 tot 970 van het Gerechtelijk Wetboek zijn mede van toepassing op de aangestelde deskundigen.  Art. 18. Wanneer de kamer of de verslaggever een onderzoek gelast, worden de getuigen door hem gehoord nadat de partijen en hun advocaat zijn opgeroepen.  De getuigen worden bij ter post aangetekende brief gedagvaard.  Het proces-verbaal van het verhoor wordt ondertekend door de verslaggever, de secretaris en de gehoorde persoon.  Art. 19. De verslaggever kan ter plaatse alle vaststellingen doen.  De verzoeker of zijn advocaat wordt opgeroepen indien de Minister opgeroepen is.  Art. 20. De kamer kan de verzoekende of tussenkomende partijen bevelen in persoon te verschijnen.  Het bevelschrift vermeldt de plaats, de dag en hun uur om in rechte te verschijnen.  De verschijning heeft plaats hetzij ter terechtzitting, hetzij voor het lid van de commissie dat in het bevelschrift is aangewezen.  Het bevelschrift wordt ter kennis gebracht van de partijen en van hun advocaat. Wanneer de verschijning ter terechtzitting moet geschieden, kan het bevelschrift samen met het bevelschrift tot vaststelling van de rechtsdag ter kennis gebracht worden.  De artikelen 948 tot 952, 998, 999 en 1001 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.  Art. 21. De kamer kan de verslaggever met aanvullende onderzoeksverrichtingen belasten.  Art. 22. De kamer kan besluiten de deskundigen voor nadere inlichtingen ter zitting te horen. Zij worden door het secretariaat opgeroepen.  De kamer kan ook besluiten tot het verhoor ter zitting van al degenen van wie zij zulks nuttig acht. De getuigen worden door het secretariaat opgeroepen.  Art. 22bis. <Ingevoegd bij KB 2006-12-07/57, art. 9; Inwerkingtreding : 08-02-2007> De artikelen 18, 19, 20 en 22 zijn niet van toepassing indien de verzoekende of tussenkomende partijen, de getuigen of de deskundigen gehoord worden overeenkomstig artikel 40bis, derde lid, van de wet.  Afdeling IV. - Tussengeschillen.  Onderafdeling I. - Betichting van valsheid.  Art. 23. Ingeval een partij een overgelegd stuk van valsheid beticht, wordt de partij die het stuk heeft voorgelegd, door de verslaggever of door de kamer verzocht onverwijld te verklaren of zij volhardt in haar voornemen om er gebruik van te maken.  Indien de partij op dit verzoek niet ingaat of verklaart dat zij van het stuk geen gebruik wenst te maken, wordt het stuk afgewezen.  Indien zij verklaart dat zij er gebruik van wil maken en zo het stuk van wezenlijk belang is voor de oplossing van het geschil, schorst de commissie het geding tot het bevoegde rechtscollege over de valsheid uitspraak heeft gedaan. Indien het geschil bij geen enkel rechtscollege aanhangig is gemaakt, oordeelt de commissie over de bewijskracht van het stuk.  Indien uitspraak kan worden gedaan zonder dat met het van valsheid betichte stuk rekening wordt gehouden, wordt de procedure voortgezet.  Onderafdeling II. - Tussenkomst.  Art. 24. § 1. Zij die belang hebben bij de oplossing van de zaak kunnen erin tussenkomen.  De verslaggever kan het verzoekschrift mededelen aan eenieder die belang heeft bij de zaak.  De eis tot vrijwillige tussenkomst geschiedt, voor de toezending van het verslag aan het secretariaat, bij verzoekschrift.  § 2. De partijen kunnen bij een met redenen omkleed verzoekschrift, de tussenkomst inroepen van eenieder wiens aanwezigheid zij vereist achten voor de zaak.  § 3. Het verzoekschrift tot tussenkomst wordt door de partij of door haar advocaat gedateerd en ondertekend.  Het verzoekschrift bevat :  1° de naam, voornaam, de hoedanigheid en de woonplaats of de zetel van de verzoekende en tussenkomende partijen;  2° op straffe van nietigheid, het voorwerp van de aanvraag en een uiteenzetting van de feiten en middelen.  § 4. Tussenkomst mag de beslissing over de grond van de zaak niet vertragen.  Onderafdeling III. - Wraking.  Art. 25. De leden van de commissie kunnen worden gewraakt om de redenen die luidens de artikelen 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek tot wraking aanleiding geven.  Ieder lid van de commissie dat weet dat er een reden van wraking tegen hem bestaat, moet daarvan kennis geven aan de kamer, die beslist of het lid zich van de zaak moet onthouden.  Hij die wil wraken, moet dit doen zodra hij van de wrakingsgrond kennis heeft.  De wraking wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift. Het verzoekschrift wordt gedateerd en ondertekend. Het bevat :  1° de naam, de voornaam, de hoedanigheid en de woonplaats of zetel van de partij;  2° het voorwerp van de aanvraag en een uiteenzetting van de feiten en middelen;  3° de vermelding van de andere partijen.  Nadat de wrakende partij en het gewraakte lid zijn gehoord, wordt onverwijld over de wraking uitspraak gedaan.  Onderafdeling IV. - Samenhang.  Art. 26. Indien het wenselijk is bij eenzelfde beslissing verscheidene zaken, die bij verschillende kamers aanhangig zijn, te behandelen en erover uitspraak te doen, kan de voorzitter van de commissie, bij bevel, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de partijen, de kamer aanwijzen die van de zaken kennis zal nemen.  Geldt het zaken die bij dezelfde kamer aanhangig zijn dan kan de samenvoeging ervan door deze kamer bevolen worden.  Onderafdeling V. - Afstand.  Art. 27. Wanneer van het verzoek uitdrukkelijk wordt afgezien, doet de kamer zonder verwijl uitspraak over de afstand van het geding.  Afdeling V. - Zitting.  Art. 28. (De zittingen van de commissie zijn openbaar, behalve indien de verzoeker de behandeling met gesloten deuren vraagt.) <KB 1991-03-26/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 20-04-1991>  Art. 29. § 1. (Indien de verzoeker of zijn advocaat aanwezig is op de zitting, overloopt de voorzitter van de kamer of de verslaggever de voornaamste elementen van de zaak.) <KB 2003-12-19/36, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Partijen en hun advocaten kunnen mondelinge opmerkingen voordragen.  De voorzitter van de kamer verklaart daarna de debatten voor gesloten en stelt de zaak in beraad.  § 2. De commissie beslist zelfs indien een partij niet verschijnt, behoudens verdaging om wettige reden.  Art. 30. § 1. Indien een verschijnende partij gedurende het beraad een nieuw stuk of feit van overwegend belang ontdekt, kan zij, zolang de beslissing niet uitgesproken is, de heropening van de debatten vragen.  Er wordt toepassing gemaakt van het artikel 773 van het Gerechtelijk Wetboek.  § 2. De kamer kan de heropening van de debatten ambtshalve bevelen.  Zij moet dit bevelen alvorens een middel of een exceptie in te willigen waaromtrent de partijen niet in staat zijn gesteld zich te verklaren.  Afdeling VI. - Beslissing.  Art. 31. Het beraad van de kamer is geheim.  Art. 32. De beslissing waarbij de commissie uitspraak doet over de aanvraag bevat de gronden en het beschikkend gedeelte en zij vermeldt :  1° de naam, de voornaam, de woonplaats of zetel van de partijen en in voorkomend geval, de naam, de voornaam en de hoedanigheid van de persoon die hen vertegenwoordigt;  2° de toegepaste bepalingen van de wet op het gebruik der talen;  3° (in voorkomend geval, de oproeping van de partijen en hun advocaat, hun aanwezigheid op de zitting alsook de eventuele bijstand door een gemachtigde als bedoeld in artikel 34ter, tweede lid, van de wet); <KB 2003-12-19/36, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  4° (de datum van de uitspraak van de beslissing en de naam van het lid of de leden als bedoeld in artikel 5, § 1, die er over beraadslaagd hebben). <KB 2003-12-19/36, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 33. De beslissingen worden door de voorzitter van de kamer en door de secretaris ondertekend.  Art. 34.§ 1. De beslissingen van de commissie zijn van rechtswege uitvoerbaar.  De secretaris brengt op de uitgiften, na het beschikkend gedeelte en naar het geval, een van de hierna volgende formulieren van tenuitvoerlegging aan :  " Les ministres et les autorités administratives, en ce qui les concerne, sont tenus de pouvoir à l'exécution de la présente décision. Les huissiers de justice à ce requis ont à y concourir en ce qui concerne les voies de droit commun. "  " De ministers en de administratieve overheden zijn, wat hen betreft, gehouden te zorgen voor de tenuitvoerlegging van deze beslissing. De daartoe aangezochte gerechtsdeurwaarders zijn gehouden hun medewerking te verlenen wat betreft de dwangmiddelen van gemeen recht. "  " Die Minister und die Verwaltungsbehörden haben, was sie anbetrifft, für die Vollstreckung dieses Beschlusses zu sorgen. Die dazu angeforderten Gerichtsvollzieher haben betreffs der gemeinrechtlichen Zwangsmittel ihren Beistand zu leisten. "  § 2. De uitgiften worden afgegeven door de secretaris die ze ondertekend en bekleedt met het zegel van de commissie.  Afdeling VII. - Rechtsmiddelen.  Art. 35. (...) (...) <KB 2003-12-19/36, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  (...) In geval van vernietiging van een beslissing door de Raad van State wordt de zaak verwezen naar een uit andere leden samengestelde kamer van de commissie. <KB 2003-12-19/36, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  In het register van de beraadslagingen van de commissie wordt op de kant van de vernietigde beslissing melding gemaakt van het arrest.  De kamer waarnaar de zaak is verwezen, schikt zich naar het arrest van de Raad van State wat de rechtspunten betreft waarover hij uitspraak heeft gedaan.  Art. 36. Onder voorbehoud van artikel 36 kan de commissie hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van één van de partijen binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing, de schrijf- en rekenfouten of klaarblijkelijke onnauwkeurigheden doen herstellen.  Het secretariaat geeft hiervan aan de partijen vooraf behoorlijk bericht; zij kunnen binnen de termijn bepaald door de voorzitter van de kamer die de te verbeteren beslissing heeft genomen, schriftelijk opmerkingen indienen.  De minuut van de beschikking waarbij de verbetering wordt bevolen, wordt aan de minuut van de verbeterde beslissing gehecht. Van die beschikking wordt melding gemaakt op de kant van de minuut van de verbeterde beslissing.  Art. 37. De commissie kan op verzoek van één van de partijen een onduidelijke of dubbelzinnige beslissing uitleggen, zonder evenwel de daarin toegekende rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen.  De vordering tot uitlegging wordt ingeleid overeenkomstig (artikel 34, eerste lid, van de wet). Het verzoekschrift omvat : <KB 2003-12-19/36, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  1° de vermelding van de dag, de maand en het jaar;  2° de naam, de voornaam, de hoedanigheid en de woonplaats of de zetel van de partij;  3° het voorwerp van de aanvraag en een uiteenzetting van de feiten en middelen;  4° de vermelding van de andere partijen.  Het verzoekschrift wordt medegedeeld aan alle partijen in het geding.  Voor het overige is de rechtspleging toepasselijk die is voorgeschreven voor de aanvraag tot toekenning van een (noodhulp), van (een financiële hulp) of van een aanvullende hulp. <KB 1998-05-18/34, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 29-06-1998> <KB 2003-12-19/36, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De minuut van de uitleggende beslissing wordt aan de minuut van de uitgelegde beslissing gehecht. Van de uitleggende beslissing wordt melding gemaakt op de kant van de uitgelegde beslissing.  Afdeling VIII. - Kosten.  Art. 38. De verzoeker kan in de kosten worden veroordeeld wanneer de aanvraag roekeloos is of met bedrieglijk opzet ingediend.  De kosten omvatten :  1° het ereloon en de voorschotten van de deskundigen;  2° de vergoedingen en het getuigengeld;  De invordering van de door de beslissing bepaalde kosten wordt toevertrouwd aan de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, welke ze, zonodig, kan terugvorderen bij dwangbevel, overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.  Afdeling IX. - Bijzondere regels inzake de aanvraag tot toekenning van een (noodhulp). <KB 1998-05-18/34, art. 7; Inwerkingtreding : 29-06-1998> (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 39. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 40. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 41. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 42. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Afdeling X. - Bijzondere regels inzake de aanvraag om bijkomende hulp. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 43. (Opgeheven) <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Afdeling IX. (oude afdeling XI) - Algemene bepalingen inzake de procedure voor de commissie. <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 44. Van de beschikkingen en de beslissingen van de commissie wordt kennis gegeven aan de partijen en, in voorkomend geval, aan hun advocaat (en aan de assistentieverlenende instantie). <KB 2006-12-07/57, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Art. 45. De kennisgevingen geschieden bij ter post aangetekende brief met ontvangstmelding.  De kennisgevingen gericht aan de Minister kunnen echter geschieden door de afgifte van het bericht, de oproeping of het stuk, tegen ontvangstbewijs, aan de ambtenaar die door hem gemachtigd werd overeenkomstig artikel 48.  De kennisgevingen gericht aan de advocaten kunnen gebeuren bij gewone brief.  (Indien de verzoeker beroep doet op een assistentieverlenende instantie, gebeuren de aan hem en aan de assistentieverlenende instantie gerichte kennisgevingen met gebruikmaking van het formulier bedoeld in artikel 40bis van de wet, alsook alle andere kennisgevingen, per gewone brief.) <KB 2006-12-07/57, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Art. 46. (De adviezen of schriftelijke reacties als bedoeld in artikel 12 worden op het secretariaat tegen ontvangstmelding neergelegd of bij ter post aangetekende brief verzonden.) <KB 2003-12-19/36, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Zij bevatten een inventaris van de bewijsstukken. Deze stukken zijn voorafgaandelijk genummerd en gebundeld door de partij of haar advocaat.  De neerlegging van bijkomende afschriften van (de adviezen, schriftelijke reacties en stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid) kan worden bevolen. <KB 2003-12-19/36, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 47. De partijen en hun advocaat kunnen van het dossier van de zaak kennis nemen op het secretariaat van de commissie.  Art. 48. De Minister van Justitie kan zich laten vertegenwoordigen door een ambtenaar die door hem is gemachtigd, of door een advocaat.  Art. 49. (Behoudens de gevallen waarin toepassing wordt gemaakt van artikel 40bis van de wet, kiest elke partij, die geen openbare overheid is, woonplaats in België.) <KB 2006-12-07/57, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Wordt geen woonplaats gekozen, dan behoeft het secretariaat geen kennisgevingen te doen en wordt de procedure geacht op tegenspraak te worden gevoerd.  Elke kennisgeving wordt aan de gekozen woonplaats gedaan, zelfs wanneer de partij overleden is.  Art. 50. § 1. De termijnen gesteld in dit besluit gaan in op de dag van ontvangst van de brief. Indien de geadresseerde de brief weigert, gaat de termijn in op de dag van de weigering.  De datum van het postmerk heeft bewijskracht, zowel voor de verzending als voor de ontvangst of voor de weigering.  De artikelen 52 tot 54 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing.  § 2. De termijnen voorgeschreven bij dit besluit worden met (zestig dagen) verlengd ten gunste van personen die in een Europese staat verblijven die niet aan België grenst; de verlenging is negentig dagen voor degenen die buiten Europa verblijven. <KB 2006-12-07/57, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  § 3. De termijnen lopen tegen minderjarigen, onbekwaamverklaarden en andere onbekwamen. Wanneer vaststaat dat voornoemden voor het verstrijken van de termijnen, niet tijdig wettelijk vertegenwoordigd waren, bevrijdt de commissie hen van het verval van de termijnen.  Art. 51. In spoedeisende gevallen kan de kamer de inkorting bevelen van de termijnen voorgeschreven voor de proceshandelingen.  Art. 52. Indien een partij overlijdt, worden alle mededelingen en kennisgevingen van de commissie op geldige wijze aan de gezamenlijke rechthebbenden gedaan ter woonplaats van de overledene, zonder vermelding van naam en hoedanigheid.  Art. 53. Het secretariaat doet het bevoegde kantoor van de registratie en domeinen, in het ambtsgebied waarvan de schuldenaar zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft, een voor eensluidend verklaard afschrift toekomen van de definitieve beslissingen van de commissie, samen met een opgave van de sommen die bij wege van indeplaatsstelling of, in voorkomend geval, als kosten moeten worden ingevorderd.  Afdeling X. (oude afdeling XIbis) - (De erkenning van verenigingen die de verzoeker eventueel kunnen bijstaan.) <Ingevoegd bij KB 1998-05-18/34, art. 10; Inwerkingtreding : 29-06-1998> <KB 2003-12-19/36, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Art. 53bis.<Ingevoegd bij KB 1998-05-18/34, art. 11; Inwerkingtreding : 29-06-1998> § 1. (Een vereniging kan worden erkend als vereniging als bedoeld in artikel 34ter, tweede lid, van de wet, indien zij aan de volgende voorwaarde voldoet : door de bevoegde gemeenschaps- of gewestelijke overheid erkend en gesubsidieerd zijn voor hulp- en dienstverlening aan slachtoffers van misdrijven.  [1 Voor de procedures bedoeld in Hoofdstuk III, Afdeling IV, Onderafdeling 2 van de wet, kan eveneens worden erkend als vereniging als bedoeld in artikel 42decies van de wet, de vereniging die aan de volgende voorwaarden voldoet:   1° georganiseerd zijn als vereniging zonder winstoogmerk of internationale vereniging zonder winstoogmerk met zetel in België, of als vereniging met rechtspersoonlijkheid die haar statutaire zetel in het buitenland heeft en die voldoet aan de criteria van artikel 1:2 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen;   2° als doel hebben om op duurzame en effectieve wijze zonder enige discriminatie slachtoffers van terrorisme te ondersteunen;   3° personen kunnen aanduiden binnen de vereniging die beschikken over de nodige opleiding of nuttige professionele ervaring en voldoende juridische kennis hebben aangaande de toepasselijke wetgeving om de slachtoffers van terrorisme te kunnen bijstaan;   4° beschikken over een ledenlijst, die de namen omvat van de bij de vereniging aangesloten slachtoffers, gebaseerd op effectieve officiële inschrijving.]1  Het verzoek om erkenning wordt gericht aan de Minister, met toevoeging van stukken waaruit blijkt dat aan [1 de in het eerste en het tweede lid gestelde voorwaarden]1 is voldaan.  De Minister, of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie, kan om bijkomende inlichtingen verzoeken, waarop schriftelijk wordt geantwoord.  De erkenning wordt verleend voor een termijn van zes jaar en kan worden hernieuwd.) <KB 2003-12-19/36, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  § 2. (In geval van stopzetting van de activiteiten of van de erkenning en subsidiëring als bedoeld in § 1, eerste lid, is de vereniging er toe gehouden dit binnen de dertig dagen aan de Minister of de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Justitie mee te delen.) <KB 2003-12-19/36, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  § 3. (De erkenning wordt ingetrokken indien aan [1 de voorwaarden bepaald in § 1, eerste en tweede lid]1, niet langer is voldaan.) <KB 2003-12-19/36, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De erkenning kan eveneens worden ingetrokken naar aanleiding van een schriftelijke klacht van een persoon die beweert het slachtoffer te zijn van een opzettelijke gewelddaad [1 of een daad van terrorisme]1 en door de vereniging te worden geschaad.  § 4. Wanneer een intrekking van de erkenning overwogen wordt, wordt de vereniging hiervan op de hoogte gebracht bij gemotiveerd aangetekend schrijven.  De vereniging heeft zestig dagen om hierop schriftelijk te antwoorden.  Na het verstrijken van de termijn voorzien in § 4, tweede lid wordt de beslissing binnen de zestig dagen aan de vereniging ter kennis gebracht. De beslissing is gemotiveerd. Na het verstrijken van deze termijn van 60 dagen wordt het stilzwijgen geacht een beslissing van niet intrekking van de erkenning te zijn.  § 5. (De erkenning wordt geschorst vanaf de kennisgeving voorzien in § 4, eerste lid, indien aan [1 de voorwaarden bepaald in § 1, eerste en tweede lid]1, niet langer is voldaan.) <KB 2003-12-19/36, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  De erkenning kan worden geschorst bij gemotiveerde beslissing vanaf de kennisgeving voorzien in § 4, eerste lid, indien de intrekking wordt overwogen naar aanleiding van een klacht van een persoon die beweert het slachtoffer te zijn van een opzettelijke gewelddaad en door de vereniging te worden geschaad.  De schorsing neemt een einde op de dag van de beslissing tot intrekking of niet intrekking van de erkenning.  ----------  (1)<KB 2019-05-17/04, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 03-06-2019>   HOOFDSTUK IVbis. - Procedure indien de Commissie bijstand verleent overeenkomstig artikel 40 van de wet. <Ingevoegd bij KB 2006-12-07/57, art. 14; Inwerkingtreding : 08-02-2007>  Art. 53ter. <Ingevoegd bij KB 2006-12-07/57, art. 14; Inwerkingtreding : 08-02-2007> Het secretariaat houdt in een apart register de zaken bij waarin om bijstand wordt verzocht op grond van artikel 40 van de wet.  De voorzitter wijst de secretaris of de adjunct-secretarissen aan voor de praktische uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 40, tweede lid, punten 1 tot 4, van de wet.  Art. 53quater. <Ingevoegd bij KB 2006-12-07/57, art. 14; Inwerkingtreding : 08-02-2007> De voorzitter neemt de maatregelen bedoeld in artikel 40, tweede lid, 5°, van de wet. Hij wijst, in voorkomend geval, zichzelf of een ondervoorzitter aan voor het afnemen van het verhoor bedoeld in punt 5°, b).  Het secretariaat roept de te verhoren personen op bij een ter post aangetekende brief. In de oproepingsbrief wordt van de redenen van de oproeping melding gemaakt.  Het proces-verbaal van het verhoor wordt ondertekend door de voorzitter, de secretaris en de gehoorde persoon.  Het secretariaat maakt het proces-verbaal van verhoor over aan de beslissende instantie. Aan de gehoorde persoon wordt een kopie bezorgd.  HOOFDSTUK V. - Advies.  Art. 54. Een verzoek om advies op grond van (artikel 39, § 2, tweede lid, van de wet) wordt bij de commissie aanhangig gemaakt bij een met redenen omkleed verzoekschrift, dat in drievoud bij het secretariaat van de commissie wordt ingediend of aangetekend toegezonden. <KB 2003-12-19/36, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>  Het verzoekschrift bevat :  1° de vermelding van de dag, de maand en het jaar;  2° de vermelding van de beslissing waarbij de hulp is toegekend;  3° de naam, de voornaam, de hoedanigheid en de huidige woonplaats van de persoon aan wie de hulp is toegekend;  4° het voorwerp van het verzoek en een uiteenzetting van de feiten en de middelen.  Art. 55. Van het verzoekschrift en de bewijsstukken wordt kennis gegeven aan de oorspronkelijke verzoeker en aan de Minister van Justitie die over een termijn van zestig dagen beschikken om hun opmerkingen op het secretariaat te doen toekomen.  Art. 56. Van het bevelschrift houdende vaststelling van de zaak wordt, ten minste vijftien dagen voor de zitting kennis gegeven aan de oorspronkelijke verzoeker, aan de Minister van Justitie en aan de Minister van Financiën en, in voorkomend geval, aan hun advocaat.  De Minister van Financiën kan zich laten vertegenwoordigen door een door hem gemachtigd ambtenaar of door een advocaat.  Art. 57. Van het advies wordt kennis gegeven aan de oorspronkelijke verzoeker, aan de Minister van Justitie en aan de Minister van Financiën.  In voorkomend geval wordt een afschrift ervan bij gewone brief aan hun advocaat gezonden.  HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.  Art. 58. De artikelen 28 en 29 van de wet treden in werking op de tiende dag volgend op die waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.  Artikel 30 van de wet treedt in werking de eerste dag van de derde maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.  De artikelen 31 tot 41 van de wet hebben uitwerking met ingang van 6 augustus 1985.  Art. 59. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.