17 SEPTEMBER 1987. - Koninklijk besluit betreffende de procedure voor de bestendige deputatie in de gevallen waarin deze een rechtsprekende taak vervult.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Onderzoek.
Eerste afdeling. - Onderzoeksmaatregelen.
Art. 8-10
Afdeling 2. - Getuigenverhoor ter terechtzitting.
Art. 11
HOOFDSTUK III. - Tussengeschillen.
Eerste afdeling. - Betichting van valsheid.
Art. 12
Afdeling 2. - Tussenkomst.
Art. 13-15
Afdeling 3. - Hervatting van het geding.
Art. 16-19
Afdeling 4. - Afstand van het geding.
Art. 20
Afdeling 5. - Samenhang.
Art. 21
Afdeling 6. - Wraking.
Art. 22-25
HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 26-29
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 30-31
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. _ Dit besluit is van toepassing in alle gevallen waarin de bestendige deputatie een rechtsprekende taak vervult, voor zover door of krachtens de wet niet anders is bepaald.
Art.2. Wanneer bij de bestendige deputatie een beroep of een bezwaar tegen een handeling van een administratieve overheid aanhanging wordt gemaakt, moet dat beroep of bezwaar haar worden bezorgd binnen een termijn van zestig dagen vanaf de bekendmaking of de betekening van de betwiste handeling.
Indien die handeling noch bekendgemaakt noch betekend dient te worden, gaat de termijn in met de dag waarop de verzoeker er kennis van heeft gehad.
Art.3. Het beroep of het bezwaar moet schriftelijk ingeleid worden in de vorm van een gedagtekend verzoekschrift bevattende :
1° de namen, de hoedanigheid en de woning of zetel van de verzoekende partij;
2° het voorwerp van het beroep of het bezwaar en een uiteenzetting van de feiten en middelen;
3° de namen en de woning of zetel van de tegenpartij.
In het geval bedoeld in artikel 2 voegt de verzoekende partij bij haar beroep of bezwaar een afschrift van de bestreden handeling.
In alle gevallen voegt zij er drie afschriften van haar beroep of bezwaar bij.
Art.4. Het verzoekschrift wordt aan de bestendige deputatie bezorgd bij een ter post aangetekende brief of door neerlegging op de provinciale griffie tegen ontvangstbewijs.
Art.5. De provinciegriffier zendt de andere partijen zonder verwijl een afschrift van het verzoekschrift toe.
Die partijen beschikken over aan termijn van dertig dagen om aan de griffier een memorie te doen geworden.
De griffier deelt aan de partijen mede op welke dagen en uren zij inzage van het dossier kunnen nemen. Hij zendt de memories van antwoord zonder verwijl aan de verzoekende partij. Hij geeft de partijen kennis van de datum van de openbare terechtzitting.
Art.6. De bestendige deputatie doet uitspraak binnen een termijn van negentig dagen vanaf de datum van de ontvangst van het verzoekschrift.
Art.7. De beslissing van de bestendige deputatie wordt ter kennis van de partijen gebracht door toedoen van de provinciegriffier.
HOOFDSTUK II. - Onderzoek.
Eerste afdeling. - Onderzoeksmaatregelen.
Art.8. De bestendige deputatie of degene die zij onder haar leden aanwijst, kan rechtstreeks briefwisseling voeren met alle overheden en deze alle dienstige inlichtingen vragen.
Zij zijn ertoe gerechtigd zich door de administratieve overheden alle bescheiden te doen overleggen.
Zij kunnen van de partijen en dezer advocaten alle aanvullende ophelderingen vorderen.
Art.9. De bestendige deputatie of degene die zijn onder haar leden aanwijst, kunnen de partijen en alle andere personen horen.
Het proces-verbaal van verhoor wordt getekend door de voorzitter of het lid van de bestendige deputatie, de griffier en de gehoorde persoon.
Art.10. De bestendige deputatie of degene die zij onder haar leden aanwijst, kan ter plaatse overgaan tot alle vaststellingen.
De partijen en hun advocaten worden opgeroepen.
Afdeling 2. - Getuigenverhoor ter terechtzitting.
Art.11. In geval van getuigenverhoor ter terechtzitting worden de partijen en hun advocaten opgeroepen.
Het proces-verbaal van verhoor wordt getekend door de voorzitter, de griffier en de gehoorde persoon.
HOOFDSTUK III. - Tussengeschillen.
Eerste afdeling. - Betichting van valsheid.
Art.12. Ingeval een partij een overgelegd stuk van valsheid beticht, wordt de partij die het stuk heeft overgelegd, door de bestendige deputatie zonder verwijl verzocht te verklaren of zij volhardt in haar voornemen ervan gebruik te maken.
Indien de partij op dit verzoek niet ingaat of verklaart dat zij van het stuk geen gebruik wenst te maken, wordt het stuk verworpen.
Indien zij verklaart dat zij er gebruik van wil maken en zo het stuk van wezenlijk belang is voor de oplossing van het geschil, schorst de bestendige deputatie het geding tot het bevoegde rechtscollege over de valsheid uitspraak heeft gedaan. Indien het geschil bij geen enkel rechtscollege aanhangig is gemaakt, oordeelt de bestendige deputatie over de bewijskracht van het stuk.
Indien uitspraak kan worden gedaan zonder dat met het van valsheid betichte stuk rekening wordt gehouden, wordt de rechtspleging voortgezet.
Afdeling 2. - Tussenkomst.
Art.13. Degenen die belang hebben bij de oplossing van het geschil kunnen erin tussenkomen.
De partijen kunnen diegenen wier aanwezigheid zij voor de zaak vereist achten, in tussenkomst roepen.
De bestendige deputatie kan het beroep of het bezwaar mededelen aan eenieder wiens belangen bij de zaak betrokken zijn.
Art.14. De eis tot tussenkomst geschiedt voor de sluiting der debatten, bij verzoekschrift gesteld overeenkomstig artikel 3.
Het verzoekschrift vermeldt bovendien de gronden van de tussenkomst.
Art.15. De bestendige deputatie doet zonder verwijl uitspraak over de ontvankelijkheid van het verzoekschrift.
De beslissing wordt door de griffier betekend aan de partijen, aan de tussenkomende of aan de in tussenkomst geroepen derden.
De tussenkomst mag de beslissing in de zaak niet vertragen.
Afdeling 3. - Hervatting van het geding.
Art.16. Indien een van de partijen voor de sluiting van de debatten komt te overlijden, is er grond tot hervatting van het geding.
Behoudens spoedeisende gevallen, wordt de rechtspleging geschorst gedurende de termijn van drie maanden en veertig dagen die de erfgenamen is toegekend voor boedelbeschrijving en beraad.
Hervatting van het geding moet geschieden uiterlijk binnen acht dagen na het verstrijken van die termijn.
Art.17. De rechthebbenden van de overledene hervatten het geding door middel van een aan de griffie te richten verzoekschrift dat gesteld is overeenkomstig artikel 3.
De griffier zendt de partijen een afschrift van dat verzoekschrift toe.
Art.18. Bij het verstrijken van de termijn voor boedelbeschrijving en beraad wordt de rechtspleging op geldige wijze hervat tegen de rechthebbenden van de overledene, door middel van een verzoekschrift gesteld overeenkomstig artikel 3.
Art.19. In de andere gevallen waarin er grond bestaat tot hervatting van het geding, geschiedt zulks door een verklaring ter griffie.
Afdeling 4. - Afstand van het geding.
Art.20. Wanneer uitdrukkelijk wordt afgezien van de eis, doet de bestendige deputatie zonder verwijl uitspraak over de afstand.
Afdeling 5. - Samenhang.
Art.21. Indien er grond bestaat om door eenzelfde beslissing uitspraak te doen over verscheidene zaken, kan de voorzitter hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van partijen de samenvoeging ervan bevelen.
De griffier geeft van die beschikking kennis aan partijen.
Afdeling 6. - Wraking.
Art.22. De leden van de bestendige deputatie kunnen gewraakt worden in het geval bedoeld in artikel 98 van de provinciewet en om de redenen die luidens de artikelen 828 en 830 van het Gerechtelijk Wetboek tot wraking aanleiding geven.
Ieder lid van de bestendige deputatie dat weet dat hem een grond van wraking treft, moet daarvan aangifte doen; de bestendige deputatie beslist of hij zich al dan niet moet onthouden.
Art.23. Hij die wil wraken moet zulks doen zodra hij van de wrakingsgrond kennis heeft.
Art.24. De wraking wordt gevraagd bij een met redenen omkleed verzoekschrift, gesteld overeenkomst artikel 3.
Art.25. Over de wraking wordt zonder verwijl uitspraak gedaan, nadat de wrakende partij en het gewraakte lid zijn gehoord.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.26. Artikel 9, eerste lid, van het koninklijk besluit van 19 juli 1867, dat betrekking heeft op de bekendmaking en de toekenning van gestichte studiebeurzen, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Beroep bij de bestendige deputatie staat open voor diegenen die een beurs hebben gevraagd. Dat beroep moet worden ingesteld binnen zestig dagen na de kennisgeving van de beslissing van de provinciale commissies of van de begevers".
Art.27. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt door de volgende bepaling vervangen :
"Artikel 11. De beslissingen inzake toekenning van beurzen en die welke genomen zijn door de Koning, worden ter kennis gebracht bij ter post aangetekende brief of langs administratieve weg; van de beslissingen van de bestendige deputatie wordt aan partijen kennis gegeven door toedoen van de provinciegriffier".
Art.28. Het koninklijk besluit van 25 december 1867, dat betrekking heeft op de kennisgeving van het toekennen van studiebeurzen, wordt opgeheven.
Art.29. In artikel 213, derde lid, van het besluit van de Regent van 10 februari 1945 houdende algemeen reglement op de gemeentecomptabiliteit wordt de tweede volzin vervangen door de volgende bepaling :
"Een exemplaar van de eindrekening van de plaatselijke of gewestelijke ontvanger wordt, naar gelang van het geval, toegezonden aan het gemeentebestuur of aan de arrondissementscommissaris; de beslissing van de bestendige deputatie wordt door toedoen van de provinciegriffier ter kennis van de partijen en, naar gelang van het geval, ter kennis van het gemeentebestuur of de arrondissementscommissaris gebracht".
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.30. Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1987.
Art. 31. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van dit besluit.