5 AUGUSTUS 1986. - (Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de begroting en de boekhouding van de instellingen van openbaar nut behorend tot categorie D, beoogd bij de wet van 16 maart 1954) (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16187) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-1995 en tekstbijwerking tot 13-12-1996)
HOOFDSTUK I. - Over de werkingssfeer.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Over de begroting.
Art. 2-5, 5bis, 5ter, 6-8
HOOFDSTUK III. - Over het houden van de boekhouding.
Art. 9-15
HOOFDSTUK IV. - Over het afleggen van de rekeningen.
Art. 16-22
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art. 23-26
HOOFDSTUK I. - Over de werkingssfeer.
Artikel 1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de instellingen, behorend tot categorie D beoogd bij de wet van 16 maart 1954, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 431 van 5 augustus 1986.
Onder deze categorie zijn vermeld de instellingen van openbaar nut die ertoe gehouden zijn het boekhoudplan toe te passen als voorgeschreven door de (Commissie voor normalisering) van de boekhouding van de instellingen van openbaar nut van de sociale zekerheid ingesteld bij het koninklijk besluit van 31 augustus 1962 en heropgericht bij dit van 19 mei 1981. (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
HOOFDSTUK II. - Over de begroting.
Art.2. De ontvangsten en uitgaven van iedere instelling van categorie D worden geraamd en toegelaten door middel van een jaarlijkse begroting. Deze omvat alle ontvangsten en alle uitgaven van de instelling met uitzondering van de thesaurieverrichtingen maar met inbegrip van de verrichtingen op gelden van derden die er voor order worden ingeschreven. De inlassing van de kredieten geschiedt voorzien bij het op deze instellingen (toepasselijk algemeen boekhoudplan) (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
Art.3. Onder begrotingsontvangsten verstaat men de rechten door de instelling verworven uit zijn betrekkingen met derden, en onder begrotingsuitgaven, de rechten door derden ten laste van de instelling verworven. In de begroting van een jaar worden echter slechts de tijdens dat jaar eisbare rechten als verworven opgenomen, voor zover zij uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgend jaar nauwkeurig kunnen bepaald worden, overeenkomstig de door het boekhoudplan voorgeschreven regelen.
Art.4. Een krediet mag slechts worden aangewend voor het doel waarvoor het is bestemd, behoudens in geval van overdracht, toegestaan overeenkomstig de procedure als bepaald in artikel 5 van de wet van 16 maart 1954.
Art.5. Het ontwerp van begroting wordt opgemaakt overeenkomstig de door de Minister van wie de instelling afhangt verstrekte algemene onderrichtingen.
Het opmaken ervan geschiedt chronologisch in twee fasen :
(1° voor uiterlijk 1 mei maken de beheersorganen een budgettaire voorafbeelding bij ongewijzigd beleid op voor het komend jaar, met vermelding van de vooruitzichten voor het lopend jaar en van de gekende realisaties van het afgelopen jaar; dat document wordt voor onderzoek toegestuurd aan de Minister van wie de instelling afhangt, aan de Minister van Financiën en voor inlichting aan de Minister van Sociale Zaken als de instelling niet direct van deze laatste afhangt; voor de tak geneeskundige verzorging waarvoor een bijzondere procedure voorzien is in de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, wordt de voorafbeelding echter opgemaakt door de Dienst voor geneeskundige verzorging van het RIZIV., die de beheersorganen inlicht.) <KB 1995-05-15/34, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1995>
(2° voor uiterlijk 15 september maken de beheersorganen het definitief begrotingsontwerp op, dat zij voor goedkeuring laten geworden aan de Minister van wie de instelling afhangt, voor gelijkluidend advies aan de Minister van Financiën en voor de inlichting aan de Minister van Sociale Zaken als de instelling niet direct van deze laatste afhangt. De datum wordt evenwel bepaald op 15 oktober voor de volgende instellingen :
- Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
- Rijksdienst voor pensioenen;
- Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers;
- Fonds voor arbeidsongevallen;
- Fonds voor de beroepsziekten;
- Rijksdienst voor arbeidsvoorziening;
- Rijksdienst voor sociale zekerheid;
- Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie;
(- Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.) <KB 1996-11-18/37, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
De Minister van Financiën beschikt over een termijn van twee maand vanaf de datum van verzending om zijn advies te laten kennen; na die termijn wordt het ontwerp van begroting geacht door hem aanvaard te zijn.) <KB 1995-05-15/34, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1995>
Gewijzigd of niet, moet het uiterlijk op 31 december worden goedgekeurd. Is het op deze datum niet goedgekeurd, dan wordt het niettemin uitgevoerd met ingang van de eerste dag van het volgend jaar, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 4 van de wet van 16 maart 1954.
Art. 5bis. <Ingevoegd bij KB 1995-05-15/34, art. 2; Inwerkingtreding : 01-04-1995> Vanaf 1995 worden de inkomsten die deel uitmaken van het globaal financieel beheer bedoeld bij artikel 5 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders niet meer opgenomen in de budgettaire voorafbeelding betreffende de volgende takken van het algemeen stelsel van de sociale zekerheid der arbeiders : geneeskundige verzorging, uitkeringen, pensioenen (verdeling), kinderbijslag, arbeidsongevallen (verdeling), beroepsziekten, werkloosheid (werkloosheidsuitkeringen en brugpensioen). De saldo's die bestaan uit het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven geven de behoeften van deze verschillende takken weer.
Art. 5ter. < Ingevoegd bij KB 1996-11-18/37, art. 14, Inwerkingtreding : 01-01-1997> Vanaf 1997 worden de inkomsten die deel uitmaken van het globaal financieel beheer van het sociaal statuut der zelfstandigen niet meer opgenomen in de budgettaire voorafbeelding betreffende de sectoren geneeskundige verzorging, uitkeringen, gezinsbijslagen en pensioenen. De saldo's, die bestaan uit het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven, geven de behoeften van de verschillende sectoren weer.
Art.6. De budgettaire voorafbeelding en het definitief begrotingsontwerp moeten gestaafd worden aan de hand van nota's ter verantwoording van budgettaire ontvangsten en uitgaven voor het door de begroting bedoelde jaar.
Bovendien, worden (daaraan synthetische tabellen toegevoegd) waarvan de vorm wordt vastgesteld door de Commissie voor normalisatie van de boekhouding van de instellingen van openbaar nut van de sociale zekerheid in akkoord met de Administratie van de Begroting. Deze tabellen, waarin de posten betreffende de bestuursontvangsten en -uitgaven zijn samengenomen en de posten betreffende de specifieke opdrachten van de instelling zijn gedetailleerd, moeten de evolutie aantonen tijdens het verlopen, het lopend en het komend jaar : (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
a) van de begrotingsuitgaven en ontvangsten van de instelling;
b) van de kosten en opbrengsten van de instelling.
De gegevens met betrekking tot de twee tabellen en de hergroeperingen worden doorgevoerd in het stadium van het definitief begrotingsontwerp, voor de drie betreffende jaren, door de bevoegde ministeries. Zij worden opgesteld volgens een type-programmastructuur dat de verrichtingen per tak detailleert.
Bij de gegevens van de tweede tabel worden, in afzonderlijke kolommen, de kosten en opbrengsten van de primaire instellingen voor sociale zekerheid toegevoegd.
In een bijlage bij de Algemene Toelichting van de Begroting worden, voor het geheel van de sociale zekerheid, samenvattende tabellen gegeven waarbij wordt uitgegaan van de primaire hergroeperingen die worden uitgewerkt door de ministeries waarvan de instellingen afhangen en dit voor de drie betreffende jaren. Deze primaire hergroeperingen worden gepubliceerd in bijlage bij het begrotingsontwerp van deze ministeries.
Art.7. Iedere begrotingswijziging dient goedgekeurd door de Minister van wie de instelling afhangt mits het eensluidend advies van de afgevaardigde van de Minister van Financiën.
Art.8. Wanneer een krediet, dat geopend is in de begrotingen van het Rijk, van de Gemeenschappen of van de Gewesten ten bate van een instelling van (categorie D) gewijzigd wordt, wordt de begroting van deze instelling dienovereenkomstig aangepast vanaf de betekening. (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
HOOFDSTUK III. - Over het houden van de boekhouding.
Art.9. Alle verrichtingen van de instellingen van categorie D geven aanleiding tot een volledige teboekstelling overeenkomstig de regelen voor het dubbel-boekhouden. De teboekstelling geschiedt dag na dag maar de centralisatie mag periodiek zijn.
Art.10. De boeking geschiedt overeenkomstig de indelings- en aanrekeningsregelen voorgeschreven in het algemeen-boekhoudplan.
Art.11. De budgettaire boekhouding is de basisboekhouding.
De economische boekhouding wordt periodiek opgemaakt in functie van de budgettaire verrichtingen door middel van wederzijdse rekeningen of in functie van eigen aanrekeningen.
Art.12. De budgettaire ontvangsten mogen niet in mindering worden gebracht van de budgettaire uitgaven; de budgettaire uitgaven mogen evenmin in mindering worden gebracht van de budgettaire ontvangsten.
Art.13. Iedere boeking of budgettaire teboekstelling wordt door een boekhoudkundig document gestaafd, dat de juistheid ervan vaststelt. De instellingen klasseren hun verantwoordingsstukken met inachtneming van de regelen van budgettaire controle.
Art.14. Onverminderd de ter zake geldende wettelijke en reglementaire bepalingen, worden deze verantwoordingsstukken ten minste gedurende 6 jaar bewaard, vanaf 31 december van het jaar tijdens welke de rekeningen het Rekenhof worden toegezonden.
De Minister van wie (de instelling afhangt mag op verzoek van de instelling) na conform advies van het Rekenhof, kortere bewaringstermijnen toelaten. (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
Art.15. Op 31 december van ieder jaar worden de activa en passiva van de balans aangepast aan de werkelijke toestand.
Na de verbeteringsinschrijvingen wordt de definitieve balans van de rekeningen opgemaakt.
HOOFDSTUK IV. - Over het afleggen van de rekeningen.
Art.16. De instellingen van (categorie D) maken jaarlijks op : (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
1° een rekening van begrotingsuitvoering;
2° een rekening van budgettair beheer;
3° een algemene rekening van de brutokosten en opbrengsten;
4° een algemene rekening van de nettokosten en opbrengsten en per ventilatie daarvan, gelijkaardige rekeningen per tak en subtak;
5° een balans van de activa en passiva op 31 december van het jaar.
Art.17. De rekening van begrotingsuitvoering geeft in een tabel aan :
1° de nummers van de artikelen;
2° de benaming van deze artikelen;
3° de aanvankelijk goedgekeurde budgettaire bedragen;
4° de goedgekeurde wijzigingen;
5° de definitieve ramingen van ontvangsten en de definitieve kredieten voor uitgaven;
6° de aangerekende ontvangsten en uitgaven;
7° de verschillen tussen de definitieve ramingen van ontvangsten en de aangerekende ontvangsten enerzijds, en tussen de definitieve kredieten voor uitgaven en de aangerekende uitgaven anderzijds.
Het verschil tussen de aangerekende ontvangsten en uitgaven levert het begrotingsresultaat op.
Art.18. De rekening van budgettair beheer geeft in een tabel aan :
1° de in thesaurie aanwezige waarden en de bedragen waarvan de instelling in niet-budgettaire rekening-courant op 1 januari van het jaar schuldeiser of schuldenaar is;
2° de totale budgettaire ontvangsten en uitgaven van het jaar, zoals zij blijken uit de rekening van begrotingsuitvoering;
3° de in thesaurie aanwezige waarden en de bedragen waarvan de instelling in niet-budgettaire rekening-courant op 31 december van het jaar schuldeiser of schuldenaar is.
Deze rekening moet bewijzen dat de boekhouding en de begrotingsboekingen volkomen overeenstemmen.
Art.19. De rekening van de brutokosten en opbrengsten geeft in een tabel aan :
1° de verschillende opbrengsten van het jaar;
2° de verschillende kosten van het jaar;
3° het economisch resultaat van het jaar.
Art.20. De rekening van de nettokosten en -opbrengsten geeft in een tabel aan :
1° de verschillende opbrengsten van het jaar, zonder de compensaties in lasten;
2° de verschillende kosten van het jaar, zonder de compensaties in opbrengsten;
3° het economisch resultaat van het jaar.
Per tak en subtak wordt een identieke tabel opgemaakt.
Art.21. De balans van activa en passiva op 31 december van het jaar geeft in een tabel aan :
1° de verschillende activa van de instelling;
2° de verschillende passiva van de instelling, met inbegrip van de reserves en provisies.
De balans wordt gevormd door de transpositie van de saldi die op de definitieve balans van de rekeningen voorkomen.
Art.22. De voor te leggen rekeningen worden aan de Minister onder wie de instelling ressorteert in zeven exemplaren toegezonden, behoorlijk ondertekend door de vertegenwoordigers van de beheersorganen en door de revisoren. Bij deze rekeningen wordt een door de revisoren behoorlijk ondertekende definitieve balans bijgevoegd.
HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen.
Art.23. Het koninklijk besluit van 7 april 1954 houdende algemeen reglement op de begroting en de comptabiliteit van de bij de wet van 16 maart 1954 bedoelde instellingen van openbaar nut, is niet langer meer van toepassing op de instellingen van categorie D.
Art.24. In artikel 2, littera g, van het koninklijk besluit van 19 mei 1981, tot heroprichting van de (Commissie voor normalisatie) van de boekhouding van de instellingen van openbaar nut van de sociale zekerheid worden de woorden " 7 april 1954, gewijzigd door dit van 19 februari 1959 " vervangen door de woorden " 5 augustus 1986 ". (Err. B.St. 28-11-1986, p. 16188)
Art.25. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1986.
Art. 26. Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Buitenlandse Betrekkingen, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Motril, 5 augustus 1986.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Begroting,
G. VERHOFSTADT
De Minister van Buitenlandse Betrekkingen,
L. TINDEMANS
De Minister van Financiën,
M. EYSKENS
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
M. HANSENNE
De Minister van Sociale Zaken,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Middenstand
J. BUCHMANN