2 AUGUSTUS 1985. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater, afkomstig van de sector van de slachthuizen in de gewone oppervlaktewateren en in de openbare riolen.
Art. 1-7
Artikel 1. De in dit besluit vastgestelde sectoriële voorwaarden gelden voor het lozen van afvalwater, afkomstig van openbare en private slachthuizen en van private slachterijen waar slachtdieren worden geslacht zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel.
Art.2. De aanvullende voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren en in de openbare riolen zijn de volgende:
1° het bloed dient maximaal te worden gerecupereerd;
2° het geloosde afvalwater mag geen varkenshaar bevatten;
3° de stercoraire stoffen dienen ten minste voor 95 t.h. gerecupereerd te worden;
4° de nodige voorzorgsmaatregelen dienen te worden genomen, meer bepaald bij het zagen van karkassen, om de aanwezigheid van fosfor in het geloosde afvalwater zoveel mogelijk te vermijden.
Art.3. De aanvullende voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren zijn de volgende:
1° het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 200 milligram per liter niet overschrijden;
2° het gehalte aan totale stikstof (N. Kjeldahl) van het geloosde water mag 60 milligram per liter niet overschrijden.
Art.4. 1° In afwijking van de voorwaarden vastgesteld in artikel 7, 3°, a en b, van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, hierna geciteerd als "het algemeen reglement", mag het biochemisch zuurstofverbruik (BOD) van het geloosde water gedurende 5 dagen en bij 20° C, 50 milligram per liter niet overschrijden;
2° In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 19, 3° van het algemeen reglement mogen de in het geloosde water aanwezige zwevende stoffen niet groter zijn dan 3 mm.
Art.5. § 1. De lozingsvoorwaarden zijn verbonden aan de volgende specifieke referentievolumes van het effluent:
_ voor een slachthuis dat de versnijding van darmen en magen niet toepast: 3 liter per kg karkas;
_ voor een slachthuis dat de versnijding doch niet de reiniging van darmen en magen toepast: 4,5 liter per kg karkas;
_ voor een slachthuis dat de versnijding en de reiniging van darmen en magen toepast: 7,5 liter per kg karkas.
§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 worden de volgende waarden voor het gewicht van de karkassen in aanmerking genomen:
_ runderen en paarden: 350 kg per geslacht dier;
_ kalveren: 105 kg per geslacht dier;
_ varkens: 73 kg per geslacht dier;
_ schapen: 40 kg per geslacht dier.
Art.6. Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 tot vaststelling van de sektoriële voorwaarden voor het lozen van afvalwater afkomstig van slachthuizen in de openbare riolen en in de gewone oppervlaktewateren, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 april 1977, wordt opgeheven.
Art. 7. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssekretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.