6 DECEMBER 1984. - Besluit van de Executieve betreffende de scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn. (NOTA 1 : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij BWG 2002-02-28/42, art. 29; Inwerkingtreding : 01-01-2002) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-04-1985 en tekstbijwerking tot 30-03-2002).
HOOFDSTUK I. (zie NOTA onder TITEL) Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. (zie NOTA onder TITEL) Scholingsactiviteiten.
Art. 2-12
HOOFDSTUK III. (zie NOTA onder TITEL) Erkenning van de centra, van de opleiders en voordrachthouders en van inrichtingen.
Art. 13-15
HOOFDSTUK IV. (zie NOTA onder TITEL) Bezoldigingen, vergoedingen en toelagen.
Art. 16-22
HOOFDSTUK V. (zie NOTA onder TITEL) Aanvraag om erkenning, subsidiëring, betalingen.
Art. 23-27
HOOFDSTUK VI. (zie NOTA onder TITEL) Slotbepalingen.
Art. 28-30
HOOFDSTUK I. (zie NOTA onder TITEL) _ Algemene bepalingen.
Artikel 1. (zie NOTA onder TITEL) In dit decreet wordt verstaan onder :
_ "de Minister" : de Minister van de Franse Gemeenschap tot wiens bevoegdheid de beroepsopleiding in de landbouw behoort;
_ "het Bestuur" : het Bestuur voor de Opleiding, Dienst voor beroepsopleiding, afdeling Landbouwers;
_ "het Decreet" : het decreet van 10 juli 1984 betreffende de scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn;
_ "de gevolmachtigde van de Minister" : de ambtenaar aan wie de Minister volmacht geeft met het oog op de uitoefening van sommige bevoegdheden;
_ "de bevoegde ambtenaar" : een ambtenaar van de Dienst voor beroepsopleiding afdeling Landbouwers;
_ "Centrum A" : de in artikel 8, § 1 van het decreet bedoelde Centra voor beroepsopleiding;
_ "Centrum B" : de in artikel 8, § 2 van het decreet bedoelde Centra voor beroepsopleiding.
HOOFDSTUK II. (zie NOTA onder TITEL) _ Scholingsactiviteiten.
Art.2. (zie NOTA onder TITEL) Al de hiernavermelde scholingsactiviteiten moeten voldoen aan de volgende algemene voorwaarden :
1° zij moeten worden gevolgd door een minimum van 6 deelnemers;
2° de deelnemers moeten personen zijn die in de landbouw of in een verwante sector werkzaam zijn, en moeten minstens 18 jaar oud zijn.
Art.3. (zie NOTA onder TITEL) Voor de cursussen van het A-type, bepaald onder artikel 3 van het decreet, worden de subsidies toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° het leerplan moet vakken omvatten die tot de twee hiernavolgende groepen behoren :
a) algemene vakken, zoals :
_ moedertaal;
_ rekenkunde;
b) basisvakken voor landbouw, zoals :
_ biologie;
_ scheikunde;
_ plantkunde;
_ natuurkunde;
_ bemestingsleer;
_ erfelijkheidsleer;
_ economie;
_ algemene veeteelt;
_ algemene plantenteelt;
2° de lessen moeten worden gegeven met ten minste drie uren per dag.
Art.4. (zie NOTA onder TITEL) Voor de cursussen van het B-type, bepaald onder artikel 3 van het decreet, worden de subsidies toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° het leerplan moet onderwerpen omvatten betreffende elk van de drie volgende groepen :
a) economische, financiële, juridische, fiscale en sociale aspekten van de overname van een landbouwbedrijf;
b) bedrijfseconomische studie, analyse en beheer van minstens één bedrijfstype;
c) de diensten ten behoeve van de landbouw;
2° de lessen moeten worden gegeven met ten minste 3 uren per dag;
3° de leerlingen moeten met vrucht het secundair onderwijs van de hogere graad of een A-cursus hebben gevolgd.
Art.5. (zie NOTA onder TITEL) Voor de cursussen van het C-type, bepaald onder artikel 3 van het decreet, worden de subsidies toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° Het leerplan moet betrekking hebben op één of meer technische, economische of juridische problemen van het bedrijf, in verband met de landbouw.
2° Er moeten minstens 2 lesuren per dag worden gegeven.
3° Deze cursussen moeten complementair zijn ten opzichte van de A- en B-cursussen.
Art.6. (zie NOTA onder TITEL) Wat de schriftelijke leergangen betreft, zijn de voorwaarden die moeten worden vervuld op dat subsidies zouden worden uitgekeerd, inzake het leerplan en de toelatingscriteria, dezelfde als deze bepaald voor de A-cursussen of de C-cursussen, volgens het type van de cursus.
Bovendien :
1° moet een exemplaar van de lessen aan de Minister worden overgezonden;
2° moet de organisator, op elk ogenblik, alle inlichtingen kunnen mededelen over de werking en de gang van de cursussen en moet hij een register bijhouden van de door de leerlingen ingeleverde huiswerken;
3° binnen de 15 dagen moeten de verbeterde antwoorden aan de leerlingen worden teruggezonden;
4° moet een gevolmachtigde van het Bestuur worden uitgenodigd om het mondeling examen bij te wonen;
5° moet dit examen minstens door 2 studievergaderingen worden voorafgegaan.
Art.7. (zie NOTA onder TITEL) Om gesubsidieerd te kunnen worden, moet de stage aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° Voorwaarden voor de erkenning van de stagebedrijven :
_ de uitbater van een stagebedrijf moet een positieve geestesgesteldheid hebben ten opzichte van de permanente beroepsvorming in de landbouw, hij moet bekwaam zijn om zijn kennis mede te delen en in de streek bekend staan als een waardevol uitbater; hij moet de boekhouding van een bedrijf voeren. De bekwaamheid om zijn kennis mede te delen wordt bevestigd door de bevoegde ambtenaar;
_ het bedrijf moet de mogelijkheid bieden op fatsoenlijke wijze minstens een stagiair te huisvesten;
_ de uitbater moet een gedeelte van zijn tijd aan de vorming van de stagiair besteden;
_ de inrichtingen die als stagebedrijf dienen erkend te worden, worden voorgesteld, hetzij door de bevoegde ambtenaar, hetzij door de erkende Centra die de stages organiseren. Zij worden door de Minister erkend.
2° Toelatingsvoorwaarden voor de stage :
De stagiair moet :
_ hetzij een erkende B-cursus volgen, hem met vrucht hebben gevolgd of zich verplichten hem te volgen binnen een termijn van 3 jaar;
_ één of meerdere erkende C-cursussen die globaal een minimum van 75 lesuren bevatten ofwel volgen, ofwel gevolgd hebben, ofwel zich verplichten die te volgen.
De C-cursussen moeten onder andere betrekking hebben op de volgende onderwerpen :
_ de produktie technieken en het beheer in verband met de beoogde specialisatie;
_ de grondbeginselen van de commercialisering.
De stagiair moet, met uitzondering van de weekends, gedurende de ganse periode van de stage op het erkende stagebedrijf verblijven en zich onderwerpen aan de gewoontes en aan de werkmethodes die in gebruik zijn op het erkende stagebedrijf.
3° Voorwaarden die vervuld moeten worden door het erkende centrum :
Het erkende centrum :
_ is verantwoordelijk voor de keuze van het erkende stagebedrijf en voor de stagemeester;
_ kiest de stagiairs onder de kandidaten die aan de toelatingsvoorwaarden voldoen;
_ is verantwoordelijk voor de toepassing van de wettelijke voorschriften inzake de sociale zekerheid en de verzekeringen;
_ verzekert de opleiding van de stagiair die aan een "stagemeester", gekozen onder de bevoegde erkende opleiders inzake stage, zal worden toevertrouwd; hij zal aan de stagiair per maand een minimum van 6 uur en een maximum van 12 uur moeten besteden;
_ wordt belast met het oplossen van eventuele problemen betreffende de stagiair en het stagebedrijf;
_ stelt verslagen op in verband met beoordeling van de stages.
4° Duur van de stages en toezicht :
_ eenzelfde stagiair zal slechts maximaal drie stageperiodes mogen volgen;
_ de duur van een stageperiode wordt vastgesteld op 14 dagen ten minste en op 30 dagen ten hoogste;
_ de stagemeester zal een stageplan opstellen; dit plan wordt aan het erkende centrum, de Minister, het stagebedrijf en aan de stagiair medegedeeld.
Art.8. (zie NOTA onder TITEL) Om gesubsidieerd te kunnen worden, moet een studievergadering handelen over een sociaal, juridisch, technisch of landbouwkundig economisch onderwerp; zij mag op zich zelf een scholingsactiviteit, of een gedeelte van een programma, uitmaken.
Een opleider mag slechts worden vergoed voor één enkele studievergadering per dag voor eenzelfde auditorium.
De studievergadering moet een voldoende tijdsverloop omvatten die besteed wordt aan de bespreking, onder leiding van de persoon die het probleem uiteenzet.
Art.9. (zie NOTA onder TITEL) Een voordrachthouder mag slechts worden vergoed voor één enkele voordracht per dag voor eenzelfde auditorium.
Voor de geleide bezoeken, krijgt de groepsleider een enkele vergoeding per halve dag.
Art.10. (zie NOTA onder TITEL) Subsidies mogen slechts worden toegekend voor een kontaktdag per jaar voor dezelfde verantwoordelijken.
Art.11. (zie NOTA onder TITEL) Voor de vervolmakingsdagen, moeten de uiteenzettingen worden gegeven door gediplomeerden van het hoger onderwijs.
Voor elke A, B, C-cursus zal het centrum een klasdagboek houden.
Voor elke kontaktdag en voor elke vervolmakingsdag, zal de organisator een presentielijst opmaken volgens het door de Minister goedgekeurde model.
Art.12. (zie NOTA onder TITEL) Om zich voor de examens te mogen aanmelden moet de leerling de cursussen hebben gevolgd voor minstens 80 der lesuren van de volledige cyclus. De minister of zijn gevolmachtigde mag evenwel van deze regel afwijken in de behoorlijk gegronde gevallen.
De personen die geslaagd zijn voor het eindexamen van een A, B, C-cursus of van een stage ontvangen een getuigschrift waarvan het model door de Minister wordt goedgekeurd. Deze getuigschriften worden door de Minister of zijn gevolmachtigde geviseerd.
De bevoegde ambtenaar zal op elk examen worden uitgenodigd.
HOOFDSTUK III. (zie NOTA onder TITEL) _ Erkenning van de centra, van de opleiders en voordrachthouders en van inrichtingen.
Art.13. (zie NOTA onder TITEL) § 1. De erkenning van de centra voor beroepsopleiding, van liefhebbersverenigingen, van de opleiders en voordrachthouders en van inrichtingen worden door de Minister of zijn gevolmachtigde gegeven.
§ 2. De aanvraag om erkenning van een centrum moet vergezeld gaan van onder andere de hiernavolgende bescheiden en gegevens :
1° benaming van het centrum of van de organisator;
2° eventueel zijn juridisch statuut;
3° korte beschrijving van de aard van de beoogde scholingsactiviteiten;
4° provincies waarin de activiteiten zullen plaats hebben;
5° voor de A-centra, een lijst van de personeelsleden die permanent in dienst zijn, met, voor elkeen, de vermelding van de gedane studies, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 1, 5° van het decreet;
6° voor de liefhebbersverenigingen, de vermelding van de bij de vereniging aangesloten regionale of lokale afdelingen.
De aanvragen om erkenning moeten naar de Minister worden gezonden, voor het begin van het schooljaar tijdens hetwelke het centrum zijn activiteiten wenst aan te vangen.
Art.14. (zie NOTA onder TITEL) Om als opleider of als voordrachthouder te worden erkend, moet aan de volgende voorwaarden worden voldoen :
1° zich als dusdanig laten inschrijven en een bepaalde groep van te onderwijzen onderwerpen kiezen;
2° ervaring hebben in het gekozen vak;
3° zich bij houden in dat vak en eventueel vervolmakingsdagen volgen;
4° houder zijn van het vereiste diploma of getuigschrift :
a) voor de algemene vakken :
minstens een diploma hebben van het Hoger Secundair Onderwijs of van het Hoger Onderwijs dat de bekwaamheid verleent de algemene vakken of de basisvakken te onderwijzen;
b) voor de sociale, economische, juridische en technische onderwerpen :
_ ofwel een diploma of een getuigschrift hebben van het hoger secundair niveau of van hogere studies dat de bekwaamheid verleent de vermelde onderwerpen te onderwijzen;
_ ofwel een bijzondere ervaring bezitten en de bekwaamheid hebben deze mede te delen;
c) voor de praktijklessen :
_ ofwel een diploma, getuigschrift of brevet hebben van het Technisch Secundair Onderwijs van de lagere graad of van het Beroepsonderwijs;
_ ofwel een nuttige ervaring bezitten en de bekwaamheid hebben deze mede te delen.
Bij gebrek aan de vereiste akten, eist het Bestuur dat de opleiders of de voordracht door de Minister houders het bewijs leveren, bij de organisator bijgestaan door een aangewezen ambtenaar, van hun ervaring en hun bekwaamheid om deze tot uitdrukking te brengen.
Art.15. (zie NOTA onder TITEL) De erkende Centra zullen aan de goedkeuring van de Minister de inrichtingen onderwerpen waarin de onder artikel 13 van het decreet vermelde activiteiten zullen plaatshebben.
Wanneer een inrichting voor de eerste keer gebruikt zal worden voor de beroepsopleiding in de landbouw, zal een klare beschrijving van de lokalen en van het didactisch materieel worden gedaan ten einde de mogelijkheid te verschaffen uit te maken of de inrichtingen passen voor de beoogde scholingsactiviteiten.
Alle inrichtingen moeten beschikken over :
1° een bord en toebehoren, of een gelijkaardig materieel;
2° een meubilair dat aan de luisteraars de mogelijkheid biedt gemakkelijk de uiteenzetting te volgen en tevens notities te nemen.
Zij moeten de mogelijkheid bieden :
1° projecties te verwezenlijken (films, dia's ...);
2° tentoonstellingen, uitstallingen en demonstraties te organiseren van documentatiematerieel van didactisch materieel, enz.;
3° de activiteiten in stilte te volgen, zonder gestoord te worden.
De voor de praktijklessen erkende inrichtingen moeten beschikken of kunnen beschikken, wanneer het nodig is, over het levende materieel en over de specifieke uitrusting die noodzakelijk zijn voor de gegeven opleiding.
In elke inrichting moet behalve de opleider of de voordrachthouder een algemene verantwoordelijke ter plaatse zijn op het ogenblik van de activiteiten, of moet gemakkelijk bereikbaar zijn.
HOOFDSTUK IV. (zie NOTA onder TITEL) _ Bezoldigingen, vergoedingen en toelagen.
Art.16. (zie NOTA onder TITEL) § 1. De bezoldigingen en vergoedingen van de opleiders en voordrachthouders worden als volgt vastgesteld :
1° voor de lessen, studievergaderingen, contactdagen, stages :
a) indien zij houders zijn van een universitair diploma : 1 161 F per uur;
b) indien zij houders zijn van een diploma van het niet-universitair hoger onderwijs : 1 003 F per uur;
c) indien zij houders zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs : 844 F per uur;
d) voor de stages mag men ten hoogste 12 lesuren per maand en per stagiair bezoldigen;
2° voor de voordrachten, het tarief van een lesuur. De toelage wordt beperkt tot het tarief van een enkele voordracht per organisator, op dezelfde dag, gegeven door dezelfde persoon en voor hetzelfde publiek;
3° voor een geleid bezoek door de opleider of de voordrachthouder, de vergoedingen vastgesteld voor de voordrachthouders. De toelage wordt beperkt tot een maximum van twee uur bezoek per dag;
4° voor de vervolmakingsdagen :
a) indien zij houder zijn van een diploma van het universitair onderwijs :
voor een uur : 2 111 F;
voor twee uur of meer : 3 167 F;
b) indien zij houder zijn van een diploma van het niet-universitair hoger onderwijs :
voor een uur : 1 583 F;
_ voor twee uur of meer : 2 639 F.
bovendien, wordt er een verblijfs- en reisvergoeding voorzien van 792 F per vervolmakingsdag.
De bedragen, vermeld onder 1°, 2° en 3° van deze paragraaf, omvatten een forfaitaire reisvergoeding van 79 F per uur.
§ 2. Voor de toepassing van het vorige artikel worden als diploma's van het niet-universitair hoger onderwijs beschouwd :
1° de diploma's van technisch ingenieur, architect, burgerlijk conducteur, gegradueerde in landbouwkundewetenschappen;
2° de diploma's van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs;
3° de diploma's van kandidaat;
4° de diploma's van een hogere technische school van de eerste graad;
5° de diploma's van maatschappelijk assistent(e), verpleger (verpleegster) en verloskundige;
6° het diploma van lager onderwijs aangevuld met een diploma van hogere secundaire technische cursussen.
De opleider of de voordrachthouder, die een praktische ervaring heeft zonder in het bezit te zijn van de hierbovenvermelde diploma's, ontvangt de vergoedingen en bezoldigingen bepaald voor de houders van akten van het hoger secundair onderwijs.
(NOTA : Artikel 16 geldig voor het Waals Gewest :
Art. 16. § 1. De bezoldigingen en vergoedingen van de opleiders en voordrachthouders worden als volgt vastgesteld :
1° voor de lessen, studievergaderingen, contactdagen, stages :
a) indien zij houders zijn van een universitair diploma : (28,78 euro) per uur; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
b) indien zij houders zijn van een diploma van het niet-universitair hoger onderwijs : (24,86 euro) per uur; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
c) indien zij houders zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs : (20,92 euro) per uur; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
d) voor de stages mag men ten hoogste 12 lesuren per maand en per stagiair bezoldigen;
2° voor de voordrachten, het tarief van een lesuur. De toelage wordt beperkt tot het tarief van een enkele voordracht per organisator, op dezelfde dag, gegeven door dezelfde persoon en voor hetzelfde publiek;
3° voor een geleid bezoek door de opleider of de voordrachthouder, de vergoedingen vastgesteld voor de voordrachthouders. De toelage wordt beperkt tot een maximum van twee uur bezoek per dag;
4° voor de vervolmakingsdagen :
a) indien zij houder zijn van een diploma van het universitair onderwijs :
voor een uur : (52,33 euro); <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
voor twee uur of meer : (78,51 euro); <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
b) indien zij houder zijn van een diploma van het niet-universitair hoger onderwijs :
voor een uur : (39,24 euro); <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
_ voor twee uur of meer : (65,42 euro). <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
bovendien, wordt er een verblijfs- en reisvergoeding voorzien van (19,63 euro) per vervolmakingsdag. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
De bedragen, vermeld onder 1°, 2° en 3° van deze paragraaf, omvatten een forfaitaire reisvergoeding van (1,96 euro) per uur. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Voor de toepassing van het vorige artikel worden als diploma's van het niet-universitair hoger onderwijs beschouwd :
1° de diploma's van technisch ingenieur, architect, burgerlijk conducteur, gegradueerde in landbouwkundewetenschappen;
2° de diploma's van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs;
3° de diploma's van kandidaat;
4° de diploma's van een hogere technische school van de eerste graad;
5° de diploma's van maatschappelijk assistent(e), verpleger (verpleegster) en verloskundige;
6° het diploma van lager onderwijs aangevuld met een diploma van hogere secundaire technische cursussen.
De opleider of de voordrachthouder, die een praktische ervaring heeft zonder in het bezit te zijn van de hierbovenvermelde diploma's, ontvangt de vergoedingen en bezoldigingen bepaald voor de houders van akten van het hoger secundair onderwijs.)
Art.17. (zie NOTA onder TITEL) De organisatietoelagen voor de erkende prestaties worden als volgt vastgesteld :
§ 1. De A-centra ontvangen 1 319 F per uur voor de eerste 1 500 uren van hun globaal leerplan, 897 F per uur vanaf het 1 501e uur.
Voor de mondelinge lessen en de vervolmakingsdagen wordt dit tarief integraal toegepast naargelang van de werkelijke duur der activiteiten; een examenuur wordt gelijkgesteld met een lesuur; men telt maximaal twee uur per halve dag examen.
Voor het schriftelijk onderwijs wordt de gelijkwaardigheid van de organisatietoelagen, per cursus, door de Minister of zijn gevolmachtigde vastgesteld.
Voor de stages wordt dit tarief forfaitair beperkt tot een maximum van 3 uur per week en per stagiair.
Voor de andere activiteiten, wordt er rekening gehouden met een forfaitaire duur van 2 uur voor de studievergaderingen en de contactdagen, van 1 uur voor de voordrachten en de geleide bezoeken. Indien meerdere van deze activiteiten op dezelfde dag plaatsgrijpen, in hetzelfde lokaal of voor hetzelfde publiek, zal de organisatietoelage worden berekend op basis van 2 uur per halve dag.
Twee opeenvolgende halve dagen moeten worden gescheiden door een minimumpause van 1 uur.
§ 2. De B-centra ontvangen :
Voor de A- en C-cursussen en voor de vervolmakingscursussen : 528 F per uur.
Voor het schriftelijk onderwijs wordt de gelijkwaardigheid van de organisatietoelagen, per cursus, door de Minister of zijn gevolmachtigde vastgesteld.
Voor de andere activiteiten die zij overeenkomstig artikel 8, § 2 van het decreet mogen organiseren, 396 F per uur, rekening houdend met de in § 1 vermelde beperkingen voor die activiteiten.
§ 3. De liefhebbersverenigingen ontvangen 396 F voor één of meerdere voordrachten, georganiseerd door dezelfde organisator, gegeven op dezelfde dag, in hetzelfde lokaal of voor hetzelfde publiek.
(NOTA : Artikel 17 geldig voor het Waals Gewest :
Art. 17. De organisatietoelagen voor de erkende prestaties worden als volgt vastgesteld :
§ 1. De A-centra ontvangen (32,70 euro) per uur voor de eerste 1 500 uren van hun globaal leerplan, (22,24 euro) per uur vanaf het 1 501e uur. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Voor de mondelinge lessen en de vervolmakingsdagen wordt dit tarief integraal toegepast naargelang van de werkelijke duur der activiteiten; een examenuur wordt gelijkgesteld met een lesuur; men telt maximaal twee uur per halve dag examen.
Voor het schriftelijk onderwijs wordt de gelijkwaardigheid van de organisatietoelagen, per cursus, door de Minister of zijn gevolmachtigde vastgesteld.
Voor de stages wordt dit tarief forfaitair beperkt tot een maximum van 3 uur per week en per stagiair.
Voor de andere activiteiten, wordt er rekening gehouden met een forfaitaire duur van 2 uur voor de studievergaderingen en de contactdagen, van 1 uur voor de voordrachten en de geleide bezoeken. Indien meerdere van deze activiteiten op dezelfde dag plaatsgrijpen, in hetzelfde lokaal of voor hetzelfde publiek, zal de organisatietoelage worden berekend op basis van 2 uur per halve dag.
Twee opeenvolgende halve dagen moeten worden gescheiden door een minimumpause van 1 uur.
§ 2. De B-centra ontvangen :
Voor de A- en C-cursussen en voor de vervolmakingscursussen : (13,09 euro) per uur.
Voor het schriftelijk onderwijs wordt de gelijkwaardigheid van de organisatietoelagen, per cursus, door de Minister of zijn gevolmachtigde vastgesteld.
Voor de andere activiteiten die zij overeenkomstig artikel 8, § 2 van het decreet mogen organiseren, (9,82 euro) per uur, rekening houdend met de in § 1 vermelde beperkingen voor die activiteiten. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 3. De liefhebbersverenigingen ontvangen (9,82 euro) voor één of meerdere voordrachten, georganiseerd door dezelfde organisator, gegeven op dezelfde dag, in hetzelfde lokaal of voor hetzelfde publiek.)
Art.18. (zie NOTA onder TITEL) § 1. De werkingskosten van de scholingsactiviteiten die door de Franse Gemeenschap georganiseerd worden, worden integraal betaald.
§ 2. De werkingstoelagen van de scholingsactiviteiten georganiseerd door de erkende centra en verenigingen worden als volgt vastgesteld :
1° de werkingstoelage aan de erkende instellingen, waar de scholingsactiviteiten plaatsgrijpen van de A, B, C en E-types, wordt door de Minister of zijn gevolmachtigde vastgesteld met een maximum van 1 390 frank per lesuur;
2° de werkingstoelage, aan de erkende centra toegekend voor het erkend schriftelijk onderwijs, wordt bepaald op 79 frank per verbeterd huiswerk en aan de leerling teruggezonden;
3° een werkingstoelage voor het bedrijf waar de stage plaats heeft, wordt aan de erkende centra toegekend, op basis van 660 frank per stagedag en per stagiair;
4° de werkingstoelage voor de andere activiteiten wordt vastgesteld op 396 F per uur en op 528 F voor 2 uur, rekening houdend met de beperkingen die onder artikel 17, § 1, 4e teken van dit besluit, vermeld staan.
(NOTA : Artikel 18 geldig voor het Waals Gewest :
Art. 18. § 1. De werkingskosten van de scholingsactiviteiten die door de Franse Gemeenschap georganiseerd worden, worden integraal betaald.
§ 2. De werkingstoelagen van de scholingsactiviteiten georganiseerd door de erkende centra en verenigingen worden als volgt vastgesteld :
1° de werkingstoelage aan de erkende instellingen, waar de scholingsactiviteiten plaatsgrijpen van de A, B, C en E-types, wordt door de Minister of zijn gevolmachtigde vastgesteld met een maximum van (32,70 euro) per lesuur; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
2° de werkingstoelage, aan de erkende centra toegekend voor het erkend schriftelijk onderwijs, wordt bepaald op (1,96 euro) per verbeterd huiswerk en aan de leerling teruggezonden; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
3° een werkingstoelage voor het bedrijf waar de stage plaats heeft, wordt aan de erkende centra toegekend, op basis van (16,36 euro) per stagedag en per stagiair; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
4° de werkingstoelage voor de andere activiteiten wordt vastgesteld op (9,82 euro) per uur en op (13,09 euro) voor 2 uur, rekening houdend met de beperkingen die onder artikel 17, § 1, 4e teken van dit besluit, vermeld staan. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
Art.19. (zie NOTA onder TITEL) De vergoedingen voor de deelnemers aan de scholingsactiviteiten worden als volgt vastgesteld :
1° voor de deelnemers aan een vervolmakingsdag : 792 F per dag en per persoon. De voltijdse personeelsleden van de erkende centra evenals de ambtenaren van de overheidsdiensten mogen deze vergoeding niet ontvangen;
2° voor de deelnemers aan een kontaktdag bestemd voor de lokale verantwoordelijken : 396 F per dag en per deelnemer;
3° een vergoeding van 528 F per leerling en per nacht wordt toegekend aan de deelnemers aan erkende cursussen die als in een internaat worden gegeven, wanneer de overnachting wordt voorafgegaan en gevolgd door een scholingsactiviteit van minstens drie uur.
(NOTA : Artikel 19 geldig voor het Waals Gewest :
Art. 19. De vergoedingen voor de deelnemers aan de scholingsactiviteiten worden als volgt vastgesteld :
1° voor de deelnemers aan een vervolmakingsdag : (19,63 euro) per dag en per persoon. De voltijdse personeelsleden van de erkende centra evenals de ambtenaren van de overheidsdiensten mogen deze vergoeding niet ontvangen; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
2° voor de deelnemers aan een kontaktdag bestemd voor de lokale verantwoordelijken : (9,82 euro) per dag en per deelnemer; <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
3° een vergoeding van (13,09 euro) per leerling en per nacht wordt toegekend aan de deelnemers aan erkende cursussen die als in een internaat worden gegeven, wanneer de overnachting wordt voorafgegaan en gevolgd door een scholingsactiviteit van minstens drie uur. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
Art.20. (zie NOTA onder TITEL) De in hoofdstuk 4 van dit besluit vastgestelde bedragen zullen mogen aangepast worden op 1 januari van elk jaar. <voor het jaar 1990 : zie B.St. 20-02-1990, p. 3198-3199>
Deze aanpassing zal geschieden door op 1 januari van het vorige jaar van kracht zijnde bedragen een coëfficient toe te passen die telkens door de Minister wordt vastgesteld op grond van de begrotingsmogelijkheden.
De aldus aangepaste bedragen zullen worden afgerond op de lagere of hogere eenheid naargelang de breuk boven of onder 0,5 F ligt.
(NOTA : Artikel 20 geldig voor het Waals Gewest :
Art. 20. De in hoofdstuk 4 van dit besluit vastgestelde bedragen zullen mogen aangepast worden op 1 januari van elk jaar. voor het jaar 1990 : zie B.St. 20-02-1990, p. 3198-3199>
Deze aanpassing zal geschieden door op 1 januari van het vorige jaar van kracht zijnde bedragen een coëfficient toe te passen die telkens door de Minister wordt vastgesteld op grond van de begrotingsmogelijkheden.
De aldus aangepaste bedragen zullen worden afgerond op de lagere of hogere eenheid naargelang de breuk boven of onder (0,005 euro) ligt. <BWG 2002-01-24/43, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
Art.21. (zie NOTA onder TITEL) De betaling van de bezoldigingen, toelagen en vergoedingen, toegekend bij toepassing van dit besluit, geschiedt als volgt :
1° de bezoldigingen en vergoedingen worden rechtstreeks aan de belanghebbende personen betaald voor de activiteiten die door de Franse Gemeenschap georganiseerd worden;
2° voor de activiteiten die georganiseerd worden door de erkende organisatoren, worden de bezoldigingen, de toelagen en de vergoedingen integraal aan de organisator gestort; deze is verantwoordelijk voor hun reglementaire verdeling onder de diverse rechthebbenden en begunstigden.
Art.22. (zie NOTA onder TITEL) Bij het begin van elk dienstjaar mag, de Minister voorschotten op de organisatietoelagen aan de A-centra toekennen; deze voorschotten mogen 50 pct. van de op basis van het erkende globale programma berekende toelage niet overschrijden.
Na 6 maanden mag een nieuw voorschot van 25 pct. worden toegekend. De definitieve afrekening wordt op het einde van elk dienstjaar bepaald op basis van de activiteiten die werkelijk hebben plaats gehad.
HOOFDSTUK V. (zie NOTA onder TITEL) _ Aanvraag om erkenning, subsidiëring, betalingen.
Art.23. (zie NOTA onder TITEL) De leerplannen, de thema's, de onderwerpen van de diverse scholingsactiviteiten moeten worden goedgekeurd door de Minister om vergoed of gesubsidieerd te kunnen worden.
Geen enkele scholingsactiviteit die publicitaire of commerciële doeleinden nastreeft, wordt erkend.
Art.24. (zie NOTA onder TITEL) Elk erkend centrum of elke erkende organisator maakt een jaarlijks globaal programma op van de activiteiten waarvoor hij toelagen wenst te bekomen. Voor ten laatste de 15e juli vóór het begrotingsjaar, moet dit programma aan de goedkeuring van de Minister worden onderworpen.
De goedkeuring wordt toegekend binnen de grenzen van de begrotingskredieten die verleend worden voor de periode die in aanmerking komt.
Art.25. (zie NOTA onder TITEL) Na de verzending van zijn jaarlijkse globaal programma moet het erkend centrum of de erkende organisator, bij elke activiteit een aanvraag om erkenning op het speciaal daartoe bestemde formulier indienen. Deze aanvraag moet minstens twee weken voor de aanvang van de activiteit naar het bestuur worden gezonden.
Het formulier moet door de verantwoordelijke organisator worden ingevuld, gedateerd en getekend. Indien deze laatste niet aanwezig kan zijn, dan zal het formulier de naam en het adres van de lokale verantwoordelijke vermelden. Het Bestuur keurt de aanvraag om erkenning goed of weigert ze; de weigering van de goedkeuring wordt met rekenen omkleed.
Art.26. (zie NOTA onder TITEL) Wanneer de scholingsactiviteiten rechtstreeks worden georganiseerd door de Franse Gemeenschap, zal het uitbetalingsdossier van het Bestuur worden gestuurd in de maand die volgt op het einde van de activiteit. Dit dossier, dat de bezoldigingen van de opleiders en de voordrachthouders evenals de werkingskosten moet rechtvaardigen, bestaat uit :
1° de individuele bezoldigingsstaten;
2° de presentielijst in voorkomend geval;
3° de facturen en de schuldvorderingen;
4° de samenvattende staat.
Art.27. (zie NOTA onder TITEL) § 1. Voor wat betreft de cursussen van het A, B, C-type, door de erkende Centra georganiseerd, moeten de toelagen en de vergoedingen aan de organisatoren worden gestort volgens de volgende werkwijze : binnen de maand die volgt op het einde van de activiteit, stuurt de organisator aan het Bestuur een samenvattende staat, met schuldvorderingen en presentielijsten. Deze staat moet vermelden :
1° voor elke opleider : naam, adres en erkenningsnummer of diploma's, aantal lesuren, totale vergoeding;
2° algemene totalen van de lesuren en van de vergoedingen.
§ 2. Het erkende Centrum of de erkende organisator maakt tegelijk met de andere betalingsdocumenten, de bescheiden op die nodig zijn voor de vergoeding van de leerlingen.
§ 3. Wat de voordrachten, de studievergaderingen, de geleide bezoeken, de contact en vervolmakingsdagen betreft, stuurt het erkende Centrum of de erkende organisator, om de drie maanden, een schuldvorderingsverklaring, vergezeld van een overzicht van de gedane activiteitsgroepen, met de volgende inlichtingen :
1° datum en nummer van goedkeuring;
2° bedrag per goedgekeurde aanvraag.
HOOFDSTUK VI. (zie NOTA onder TITEL) _ Slotbepalingen.
Art.28. (zie NOTA onder TITEL) § 1. De krachtens het koninklijk besluit van 23 augustus 1974 erkende Centra voor beroepsopleiding en liefhebbersverenigingen van de landbouwsector blijven erkend, met uitzondering van :
_ de Belgische Boerenbond (AN/74052), Algemene Diensten, postbus 101, 3000 Leuven;
_ de Belgische Fruitorganisatie (AN/74557), Berg 26, 3211 Tielt (Brabant);
_ de Provinciale Federatie van Varkensfokkers van Brabant (AR/75567), Oude Baan 169, 3040 Korbeek-Lo.
§ 2. De inrichtingen die erkend zijn om er de opleidingen van het type A, B en C en de vervolmakingsdagen te verzekeren krachtens het koninklijk besluit van 23 augustus 1974, blijven erkend.
§ 3. De krachtens het koninklijk besluit van 23 augustus 1974 reeds erkende lesgevers en voordrachthouders worden ambtshalve erkend als opleiders en voordrachthouders.
Art.29. (zie NOTA onder TITEL) Worden ingetrokken voor wat de Franse Gemeenschap betreft :
1° het koninklijk besluit van 23 augustus 1974 betreffende de scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 12 januari 1975, van 30 december 1975 en van 17 februari 1978, en door de besluiten van de Executieve van 2 december 1982 en van 10 juli 1984;
2° het ministerieel besluit van 23 augustus 1974 tot toepassing van het koninklijk besluit van 23 augustus 1974 betreffende de scholing van de personen die in de landbouw werkzaam zijn, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 20 november 1984, van 27 januari 1975 en van 17 februari 1978, en door het besluit van de Executieve van 2 december 1982;
3° het ministerieel besluit van 11 augustus 1975 betreffende de overdracht van sommige bevoegdheden die door de Minister uitgeoefend worden volgens het voornoemde koninklijk besluit van 23 augustus 1974.
Art. 30. (zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking op 1 september 1984.