Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 AUGUSTUS 1985. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de artikelen 1 en 2 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienst verlenende intellectuele beroepen, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1985. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-1985 en tekstbijwerking tot 19-11-1998)



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1977030408 



Uitvoeringsbesluit(en):

1998016307  2008011427 



Artikels:

Artikel 1. <KB 1998-10-12/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 19-11-1998> De verzoekers, die bij toepassing van artikel 1 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, een verzoekschrift tot reglementering indienen, bewijzen door de overlegging van daartoe geschikte documenten, dat zij voldoen aan de voorwaarden vermeld bij artikel 1 van de wet.

Art.2. <KB 1998-10-12/36, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-11-1998> Het verzoekschrift wordt in twee exemplaren bij een ter post aangetekend schrijven gericht tot de minister die de middenstand onder zijn bevoegdheid heeft. Het draagt de handtekening van de personen die volgens de statuten hun federatie kunnen verbinden.
  De verzoekers opgericht als beroepsvereniging overeenkomstig de wet van 31 maart 1898 en de wetten tot wijziging ervan, voegen daarbij een afschrift van de in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte bekrachtigingsakte der statuten.
  De verzoekers opgericht als vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, voegen daarbij een exemplaar van hun statuten en de lijst van de beheerders met de aanduiding van de datum van de bekendmakingen in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad.

Art.3. <KB 1998-10-12/36, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 29-11-1998> Het gemotiveerd verzoekschrift wijst de beroepstitel aan waarvan de bescherming wordt beoogd en omschrijft de te reglementeren beroepswerkzaamheid of -werkzaamheden.
  Het voorziet in :
  a) het programma en het niveau van de beroepskennis die dienen te worden opgelegd met het bewijs dat de vereiste beroepskennis kan worden verworven in de door het Rijk, de Gemeenschappen of de Gewesten georganiseerde, erkende of gesubsidieerde onderwijs- of vormings-instellingen;
  b) de basiselementen van de plichtenleer;
  c) de basiselementen van de stage, met aanduiding van de maximumduur;
  d) de oprichting van het beroepsinstituut bedoeld in de artikelen 2, § 1, en 6 van de kaderwet van 1 maart 1976.

Art.4. In voorkomend geval vraagt (de minister die de middenstand onder zijn bevoegdheid heeft), binnen de vijftien dagen na ontvangst, de inlichtingen en bescheiden die nodig zijn om het verzoekschrift aan te vullen. <KB 1998-10-12/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 29-11-1998>
  De in artikel 2, § 2, van de kaderwet bepaalde termijn gaat in met de ontvangst van een volledig verzoekschrift.

Art.5. Heeft de Minister een verzoekschrift ontvangen, dan gaat hij binnen de in artikel 2, § 2, van de kaderwet bepaalde termijn na of het de gestelde voorwaarden vervult.
  Wanneer het verzoekschrift die voorwaarden niet vervult, betekent de Minister, bij een ter post aangetekend schrijven, (aan de verzoekers) een met redenen omklede afwijzigingsbeslissing. <KB 1998-10-12/36, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 29-11-1998>

Art.6. De bij artikel 2, § 2, van de kaderwet bedoelde opmerkingen moeten gemaakt worden bij een ter post aangetekende brief.

Art.7. Voor de toepassing van artikel 2, § 4, van de kaderwet, nodigt (de minister die de middenstand onder zijn bevoegdheid heeft) bij een ter post aangetekende brief (de verzoekers) uit om het verzoekschrift aan te passen. Indien binnen drie maanden daaraan niet is voldaan, wijst de Koning het verzoekschrift af. <KB 1998-10-12/36, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 29-11-1998>

Art.8. Het koninklijk besluit van 4 maart 1977 houdende uitvoering van de artikelen 1 en 2 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, wordt opgeheven.

Art. 9. Onze Minister van Middenstand en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.