2 OKTOBER 1985. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater, afkomstig van de sector van de meststoffenfabrieken, in de gewone oppervlaktewateren en in de openbare riolen. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gemeenschaap bij VLAREM 1995-06-01/58, art. 7.2.0.1; Inwerkingtreding : 01-08-1995) (NOTA 2 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 2003-01-16/48, art. 6, Inwerkingtreding : 01-10-2003) (NOTA 3 : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1989 en tekstbijwerking tot 11-03-2003.)
Art. 1-8
Artikel 1. De in dit besluit vastgestelde sectoriële voorwaarden gelden voor de lozing van afvalwater door de meststoffenfabrieken.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit, is de sector onderverdeeld in de vier volgende subsectoren:
_ subsector A: produktie van fosfaatmeststoffen, superfosfaten, fosforzuren en technische fosfaten;
_ subsector B: produktie van stikstofmeststoffen;
_ subsector C: samengestelde meststoffen;
_ subsector D: produkties verbonden aan of aanverwant met deze van de subsectoren A, B of C en die wegens hun speciaal of afwijkend karakter er niet mee kunnen gelijkgesteld worden.
Art.3. De aanvullende voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren zijn de volgende:
1° het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 300 milligram per liter niet overschrijden;
2° het gehalte aan totale fluor van het geloosde water mag 300 milligram per liter niet overschrijden voor subsector A en 50 milligram per liter voor subsector C;
3° het gehalte aan totale fosfor van het geloosde water mag 100 milligram per liter niet overschrijden voor subsector A en 50 milligram per liter voor subsector C;
4° het gehalte aan ammoniakale stikstof (N-NH +/4) van het geloosde water mag 200 milligram per liter voor subsector B en 150 milligram per liter voor subsector C niet overschrijden;
5° het gehalte aan nitraten, uitgedrukt in N (NO - 3 -/N) van het geloosde water mag 250 milligram per liter voor subsector B en 225 milligram per liter voor subsector C niet overschrijden,
6° het gehalte aan cadmium van het geloosde water mag 2 milligram per liter voor subsector A en 1 milligram per liter voor subsector C niet overschrijden.
Art.4. In afwijking van de voorwaarden vastgesteld in artikel 7 2°, 3°, a en b, en 5°, a en b van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater:
1° mag de pH van het geloosde water niet meer bedragen dan 9 voor de subsectoren A, B en D en dan 9,5 voor subsector C of niet minder dan 5 voor de subsectoren A en D en dan 6 voor de subsectoren B en C;
2° mag het biochemisch zuurstofverbruik gedurende 5 dagen en bij 20 °C (BOD) van het geloosde water, niet meer bedragen dan 60 milligram per liter voor de subsectoren A en C en 50 milligram per liter voor de subsectoren B en D;
3° mag het gehalte aan zwevende stoffen in het geloosde water niet meer bedragen dan 600 milligram per liter voor subsector A, 100 milligram per liter voor subsector B, 200 milligram per liter voor subsector C en 300 milligram per liter voor subsector D;
4° mag het gehalte aan bezinkbare stoffen (tijdens een statische bezinking van 2 uur) niet meer bedragen dan 10 milliliter per liter voor de subsectoren A, C en D en 5 milliliter per liter voor subsector B.
Art.5. Het is verboden afvalwater afkomstig van de fosforzuur- en superfosfatenfabrieken in de openbare riolen te lozen.
Art.6. Elke concentratie die in artikel 3 en in artikel 4, 2°, 3° en 4° is vastgesteld, mag worden overschreden indien de last, het produkt van de concentratie met het debiet dat in de lozingsvergunning is vermeld, niet wordt overschreden.
Art.7. Het koninklijk besluit van 22 april 1977 tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de sektor van de meststoffenfabrieken in de openbare riolen en in de gewone oppervlaktewateren, is opgeheven.
Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.