4 SEPTEMBER 1985. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater, afkomstig van de sector der houtvezelplatenindustrie in de gewone oppervlaktewateren. (NOTA : werd gewijzigd bij VLAREM II 1995-06-01/58. Om technische redenen heeft Justel VLAREM II niet behandeld) (Opgeheven voor het Waalse Gewest; BWG 2003-04-03/58, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 14-05-2003) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 26-11-1985 en tekstbijwerking tot 14-05-2003)
Art. 1-5
Artikel 1. (Zie NOTA'S onder opschrift) De in dit besluit vastgestelde voorwaarden gelden voor het lozen van afvalwater door de nijverheidssector van de houtvezelplaten en van alle andere platen, hoofdzakelijk samengesteld op basis van hout en gefabriceerd volgens een nat procédé.
Art.2. (Zie NOTA'S onder opschrift) De aanvullende voorwaarde voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren is de volgende:
het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 400 milligram per liter niet overschrijden.
Art.3. (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van de voorwaarden vastgesteld in artikel 7, 3°, a en b en 5°, van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater:
1° mag het biochemisch zuurstofverbruik in 5 dagen en bij 20 °C (BOD) van het geloosde water 50 milligram per liter niet overschrijden;
2° mag het gehalte aan zwevende stoffen in het geloosde water 100 milligram per liter niet overschrijden.
Art.4. (Zie NOTA'S onder opschrift) De lozingsvoorwaarden zijn vastgesteld op basis van het specifiek referentievolume van het effluent van 18 m3 per ton gefabriceerd produkt.
Art. 5. (Zie NOTA'S onder opschrift) Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.