2 AUGUSTUS 1985. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de bierbrouwerijen, mouterijen en drankconditioneringsbedrijven en bottelarijen, in de gewone oppervlaktewateren en in de openbare riolen.
Art. 1-9
Artikel 1. De in dit besluit vastgestelde sectoriële voorwaarden gelden voor het lozen van afvalwater afkomstig van bierbrouwerijen, mouterijen, drankconditioneringsbedrijven en bottelarijen.
Art.2. De aanvullende voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren zijn de volgende:1° gerst- en moutafval, mout- en hopdraf, gist, kiezelguhr en andere filtreermiddelen; resten van etikettering, capsulering, glas en andere verpakkingsmiddelen moeten tegengehouden worden;2° het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 200 milligram per liter niet overschrijden.
Art.3. In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 7, 3°, a van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, hierna geciteerd als "het algemeen reglement", mag het biochemisch zuurstofverbruik in 5 dagen en bij 20° C (BOD), 25 milligram per liter niet overschrijden.
Art.4. In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 7, 3°, b van het algemeen reglement, mag het biochemisch zuurstofverbruik in 5 dagen en bij 20° C van het geloosde water 25 milligram per liter niet overschrijden.
Art.5. De aanvullende voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de openbare riolen zijn de volgende:gerst- en moutafval, mout- en hopdraf, gist, kiezelguhr en andere filtreermiddelen; resten van etikettering, capsulering, glas en andere verpakkingsmiddelen moeten tegengehouden worden.
Art.6. In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 19, 1°, van het algemeen reglement, mag de pH van het geloosde water liggen tussen 6 en 10,5.
Art.7. De lozingsvoorwaarden zijn vastgesteld op basis van de volgende specifieke referentievolumen van het effluent:1° voor bierbrouwerijen: 700 l per hl geproduceerd bier;2° voor mouterijen:
_ 1 m3 per t gebruikte gerst in geval van weking door besprenkeling;
_ 7 m3 per t gebruikte gerst in geval van weking door indompeling;3° voor de conditioneringsbedrijven en bottelarijen van niet-alcoholhoudende dranken: 250 l per hl geproduceerde drank;4° voor de conditioneringsbedrijven en bottelarijen van alcoholhoudende dranken: 350 l per hl geproduceerde drank.
Art.8. Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 tot vaststelling van de sektoriële normen voor de lozing van afvalwater afkomstig van bierbrouwerijen, mouterijen en drankconditioneringsbedrijven en bottelarijen, in de openbare riolen en in de gewone oppervlaktewateren, wordt opgeheven.
Art. 9. _ Onze Minister van Sociale Zaken en onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.