2 AUGUSTUS 1985. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater, afkomstig van de sector der visverwerkende nijverheid in de gewone oppervlaktewaren. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gemeenschaap bij VLAREM 1995-06-01/58, art. 7.2.0.1; Inwerkingtreding : 01-08-1995) (NOTA 2 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 2003-01-16/58, art. 6, Inwerkingtreding : 01-02-2003) (NOTA 3 : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1989 en tekstbijwerking tot 11-03-2003.)
Art. 1-6
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De in dit besluit vastgestelde sectoriële voorwaarden gelden voor de lozing van afvalwater door de bedrijven behorende tot de sector der visverwerkende nijverheid. Hiertoe behoren de bedrijven die één of meerdere van de volgende produktieprocessen toepassen: conserven (blik en bokalen), roken, zouten, pekelen en diepvriezen van vis.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> De aanvullende voorwaarde voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren is de volgende:het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mag 150 milligram per liter niet overschrijden.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> In afwijking van de voorwaarde vastgesteld in artikel 7, 3°, b van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, mag het biochemisch zuurstofverbruik in 5 dagen en bij 20 °C (BOD) van het geloosde water 30 milligram per liter niet overschrijden.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> De lozingsvoorwaarden zijn vastgesteld op basis van het specifiek referentievolume van het effluent van 5 m3 per t ruwe vis.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 tot vaststelling van de sektoriële normen voor lozing van afvalwater afkomstig van de sektor der visverwerkende nijverheid, in de gewone oppervlaktewateren, wordt opgeheven.
Art. 6. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssekretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.