27 DECEMBER 1984. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de regels inzake financiering van de dotatie van het Ministerie van Tewerkstelling en Tarbeid aan het Participatiefonds van de Nationale Kas voor Beroepskrediet.
Art. 1-10, N
Artikel 1. Definities.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° De Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
2° De Directeur : de directeur-generaal van de Administratie van de Werkgelegenheid;
3° Het Participatiefonds : het Participatiefonds opgericht bij de Nationale Kas voor Beroepskrediet door de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1983 houdende aanpassing van de wettelijke opdracht van de Nationale Kas voor Beroepskrediet en van het bij de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering in deze kas opgericht Participatiefonds, ten einde de toegang van de kleine en middelgrote ondernemingen en van de zelfstandigen tot het risicodragend kapitaal te bevorderen;
4° De Commissaris : de door de Minister bij het Participatiefonds benoemde Pregeringscommissaris;
5° Het Beheerscomité : het Beheerscomité van het Participatiefonds;
6° De leningen : de in artikel 2, 7°, van de statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet bedoelde leningen;
7° De aanvragen : de leningsaanvragen ingediend bij het Participatiefonds;
8° De dotatie : de financiële middelen die het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op gewone of buitengewone wijze aan het Participatiefonds toewijst, in uitvoering van het koninklijk besluit van 22 augustus 1983 tot instelling van een tegemoetkoming in de achtergestelde leningen toegekend door het Participatiefonds dat bij de Nationale Kas voor Beroepskrediet is opgericht, aan de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die zich als zelfstandige wensen te vestigen of een onderneming wensen op te richten;
9° De behoeften : het totaal der aanvragen, waarvoor nog geen beslissing door het Beheerscomité werd genomen op het einde van de maand;10° Het verslag : het verslag opgesteld op het einde van de maand, volgens het model in bijlage aan onderhavig besluit;
11° De liquiditeiten : de liquiditeiten waarover het Participatiefonds beschikt om de leningen toe te staan; de berekeningsregels tot vaststelling van de stand der liquiditeiten worden in het verslag verduidelijkt;
12° De beslissingen : de aanvragen waarvoor een beslissing werd genomen tijdens de maand waarvan op het einde het verslag is opgesteld;
13° De coëfficiënt van aanvaarding : de positieve beslissingen gedeeld door de som van de positieve en negatieve beslissingen;
14° De basisreserve : de coëfficiënt van aanvaarding vermenigvuldigd met de som van de behoeften en van de beslissingen; de basisreserve mag niet minder dan 400 miljoen frank bedragen.
Art.2. Het Participatiefonds stelt ten laatste op de 15e van de maand het verslag op. De Commissaris keurt het goed en maakt het over aan de Directeur. Bij afwezigheid wordt de Commissaris vervangen door de persoon aangewezen door de Directeur.
Art.3. Indien het verslag doet blijken dat een gewone dotatie aangewezen is, dan machtigt de Directeur de toekenning hiervan en laat hij tot haar uitbetaling overgaan.
Art.4. Indien het verslag doet blijken dat een buitengewone dotatie aangewezen is, dan stelt de Directeur de toekenning hiervan voor aan de Minister. Hij is echter slechts gemachtigd zulks één maal per twaalf maanden voor te stellen.
Art.5. De gewone dotatie is gelijk aan het verschil tussen de basisreserve enerzijds en de som van de liquiditeiten en de gevraagde niet-gestorte en niet-geweigerde dotaties anderzijds. Dit verschil wordt afgerond naar het hoger gelegen veelvoud van tien miljoen frank.
De gewone dotatie mag 250 miljoen frank niet overschrijden.
Art.6. De buitengewone dotatie is gelijk aan het verschil tussen de basisreserve enerzijds en de som van de liquiditeiten, het maximum bepaald bij de laatste alinea van het voorafgaande artikel en de gevraagde niet-gestorte en niet-geweigerde dotaties anderzijds.
Dit verschil wordt afgerond naar het hoger gelegen veelvoud van 10 miljoen frank.
Art.7. De Directeur verwittigt de Commissaris en de Voorzitter van het Vbeheerscomité van de gebeurlijke weigering van de dotaties.
Art.8. De dotatie wordt gespijsd door afnamen op de kredieten die bestemd zijn voor het programma tot opslorping van de werkloosheid.
Art.9. Het ministerieel besluit van 9 juli 1984 tot vaststelling van de regels inzake financiering van de dotatie van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid aan het Participatiefonds van de Nationale Kas voor Beroepskrediet wordt opgeheven.
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1985.
Art. N. Bijlage bij het ministerieel besluit van 27 december 1984. PARTICIPATIEFONDS - LENINGEN AAN WERKLOZEN Ter attentie van de heer directeur-generaal van de Administratie van de Werkgelegenheid Verslag opgesteld op..............................................19....... Verslag opgesteld op het einde van de maand.......................19....... A. Maandelijkse statistieken. ----------------------------- 1. Waarde van de aanvragen ontvangedn tijdens de maand : ......... 2. Aantal aanvragen ontvangen tijdens de maand : ......... 3. Waarde der behoeften : ......... 4. Aantal der behoeften : ......... 5. Waarde van de positieve beslissingen genomen tijdens de maand : ......... 6. Aantal positieve beslissingen genomen tijdens de maand : ......... 7. Waarde van de negatieve beslissingen genomen tijdens de maand : ......... 8. Aantal negatieve beslissingen genomen tijdens de maand : ......... 9. Waarde van de beslissingen genomen tijdens de maand (5 en 7) : ......... 10. Aantal beslissingen genomen tijdens de maand (6 en 8) : ......... 11. Coefficient van aanvaarding (5 gedeeld door 9) : ......... 12. Basisreserve (11 vermenigvuldigd met de som van 3 en 9 in acht genomen het maximum bepaald bij artikel 1, 14°, van het ministerieel besluit) : ......... B. Maandelijkse staat van de beschikbare middelen bestemd van de kredieten. --------------------------------------------------------------------------- 13. Beschikbare middelen bestemd voor de kredieten : ......... 14. Verbintenissen : ......... 15. Liquiditeiten (13 min 14) : ......... C. Gevraagde dotaties, niet geweigerde en nog niet gestorte. ------------------------------------------------------------ 16. Datum : - G of B - Waarde:..............miljoen FB 17. Datum : - G of B - Waarde:..............miljoen FB 18. Datum : - G of B - Waarde:..............miljoen FB 19. Datum : - G of B - Waarde:..............miljoen FB 20. Totaal : D. De berekening der dotaties. ------------------------------ 21. Maximum bepaald bij artikel 5 van het ministerieel besluit : ......... 22. De gewone dotatie is gelijk aan het verschil tussen de basisreserve enerzijds en de som van de liquiditeiten en van de gevraagde niet gestorte en niet geweigerde dotaties anderzijds (12 min 15 min 20) : ......... 23. Voorstel tot gewone dotatie uitgedrukt in waarde (22, afgerond naar het hoger gelegen veelvoud van tien miljoen frank, 21 in acht genomen) : ......... 24. De buitengewone dotatie is gelijk aan het verschil tussen de basisreserve enerzijds en de som van de liquiditeiten en de 20 en 21 anderzijds : ......... 25. Voorstel tot buitengewone dotatie (24 afgerond naar het hoger gelepen veelvoud van tien miljoen frank) : ......... E. Gevraagde dotaties. ---------------------- 26. Hierbij een aanvraag tot gewone dotatie : ja / neen 27. Gevraagd bedrag : ......... 28. Datum van de laatste aanvraag tot buitengewone dotatie : ......... 29. Datum vanaf dewelke een nieuwe buitengewone dotatie toegelaten is (28 plus 12 maanden) : ......... 30. Hierbij een aanvraag tot buitengewone dotatie : ja / neen 31. Gevraagd bedrag : ......... F. Opvolging der verrichtingen. ------------------------------- 32. Financiering van de behoeften uitgedrukt per maand (3 gedeeld door 9) : ......... 33. Financiering van de verbintenissen uitgedrukt per maand (14 gedeeld door 5) : ......... 34. Hierbij de verzamelstaat van de verrichtingen van het Fonds : ja / neen G. Opvolging van de kosten en van hun financiering. --------------------------------------------------- 35. Prrovisie bij het begin van de maand : ......... 36. Financiele opbrengsten ontvangen in de loop van maand : 37. Maanduitgaven volgens artikel 18 van het reglement : ......... 38. Maanduitgaven volgens artikel 18 van het reglemaand : ......... 39. Provisie op het einde van de maand : ......... Gedaan te Brussel, op Goedgekeeurd, (ten laatste de 15e van de maand) De regeringscommissaris, Voor waar en oprecht verklaard : De administrateur-generaal van het Fonds : ---------------------------------------------------------------------------