17 JULI 1985. - Koninklijk besluit betreffende de herintegratiepremie voor personen van vreemde nationaliteit.
Art. 1-13
Artikel 1. § 1. De vreemdeling die de herintegratiepremie ingesteld door artikel 146 van de herstelwet van 22 januari 1985, wenst te verkrijgen, is gehouden daartoe bij een ter post aangetekende brief een aanvraag in te dienen bij de Minister van Tewerkstelling en Arbeid. De aanvraag moet in een van de nationale landstalen zijn gesteld.
§ 2. Bij de aanvraag dienen te worden gevoegd :
1° een van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening uitgaand attest waaruit blijkt dat de aanvrager sedert meer dan één jaar uitkeringsgerechtigde volledige werkloze is;
2° een fotokopie van de laatste geldige arbeidskaart die eensluidend is verklaard door het gemeentebestuur van de woonplaats van de aanvrager;
3° een uittreksel uit het vreemdelingen- of het bevolkingsregister dat de naam, de voornamen en de geboortedatum vermeldt van de personen die met de aanvrager onder hetzelfde dak samenwonen.
§ 3. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde kan de overlegging eisen van elk ander document dat hij nuttig acht voor het onderzoek van de aanvraag.
§ 4. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Justitie kunnen nadere regelen vaststellen betreffende de vorm van de aanvraag en van de over te leggen documenten, alsmede betreffende de inlichtingen die deze laatste moeten bevatten.
Art.2. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde beslist over de aanvraag en brengt zijn beslissing ter kennis van de aanvrager bij een ter post aangetekende brief. Indien de beslissing gunstig is, vermeldt die brief het bedrag van de premie.
Art.3. Binnen de 30 dagen na de datum van verzending van de ter post aangetekende brief deelt de aanvrager aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid mede dat hij het vastgestelde premiebedrag aanvaardt.
Bij ontstentenis van een dergelijke aanvaarding wordt zijn aanvraag als vervallen beschouwd.
In geval van aanvaarding, voegt hij bij zijn antwoord een verklaring waarbij hij zich ertoe verbindt om België definitief te verlaten samen met de personen die aanleiding gaven tot verhoging van de herintegratiepremie alsmede een verklaring waarbij de andere personen te zijnen laste zich ertoe verbinden om België definitief te verlaten.
Die verklaring bevat eveneens de verbintenis om het bedrag van deze premie terug te betalen in geval van onwettige terugkeer.
Art.4. Zodra hij de bij artikel 3, derde lid, bedoelde verklaringen heeft ontvangen brengt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde dit ter kennis van :
1° de Minister van Justitie;
2° de Minister van Buitenlandse Betrekkingen;
3° de Minister van Middenstand;
4° de Minister van Sociale Zaken;
5° de Minister van Financiën;
6° de bevoegde Gewestexecutieve;
7° het gemeentebestuur van de verblijfplaats van de aanvrager van de herintegratiepremie;
8° de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Art.5. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde geeft de toelating om aan de aanvrager bij wijze van voorschot een som gelijk aan 30 pct. van het bedrag van de premie uit te betalen. De premietrekker wordt hiervan verwittigd. De betaling gebeurt binnen de 40 dagen.
De uitbetaling van het voorschot op de premie maakt een einde aan het recht op werkloosheidsuitkeringen en aan de betaling van de gezinsbijslag.
Art.6. § 1. De premietrekker alsmede de andere personen bedoeld in artikel 146, § 1, van de herstelwet van 22 januari 1985, moeten het Rijk verlaten binnen een termijn van maximum 60 dagen, te rekenen vanaf de dag dat hij in kennis werd gesteld van de toelating tot uitbetaling van het voorschot.
§ 2. De premietrekker die na ontvangst van het voorschot op de herintegratiepremie, het land niet binnen de voorgeschreven termijn heeft verlaten, moet het ontvangen voorschot terugbetalen. Hetzelfde geldt indien één of meer personen bedoeld in het eerste lid het land niet binnen de voorgeschreven termijn hebben verlaten.
§ 3. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde vordert die terugbetaling bij een ter post aangetekende brief.
§ 4. Indien de premietrekker nalaat het ontvangen voorschot terug te betalen binnen de termijn van 30 dagen, na de datum van verzending van de ter post aangetekende brief, draagt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde de invordering van het bedrag op aan de Administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, der Registratie en Domeinen, die optreedt overeenkomstig artikel 3, van de domaniale wet van 22 december 1949.
Art.7. § 1. Alvorens het Rijk definitief te verlaten, overhandigt de premietrekker de verblijfs- en arbeidsdocumenten van hemzelf en van de personen die hem vergezellen, aan het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats.
Het gemeentebestuur is ertoe gehouden deze documenten onmiddellijk, respectievelijk aan de Minister van Justitie en aan de Minister van Tewerkstelling en arbeid over te maken.
Het gemeentebestuur bezorgt aan de belanghebbenden een vertrekdocument, waarvan de vorm gezamenlijk door de Minister van Justitie en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid wordt vastgesteld. Een kopie van dit dokument wordt aan voornoemde ministers gezonden.
§ 2. De premietrekker, alsmede de bloed- en aanverwanten die met hem vertrekken, zijn ertoe gehouden bij het overschrijden van de grens, hun paspoort en het vertrekdocument te tonen om ze te laten afstempelen door de met de grenscontrole belaste beambten.
Art.8. Binnen de drie maanden na zijn aankomst, hetzij in zijn land van herkomst, hetzij in een ander land, met uitzondering van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap, Spanje en Portugal, bezorgt de premietrekker aan de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor het land van bestemming, voor hemzelf en voor de personen die hem vergezellen, de volgende documenten :
1° een door de lokale overheden opgesteld document waaruit blijkt dat het hem toegelaten is als vast ingezetene in het bewuste land te verblijven;
2° het vertrekdocument afgestempeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 7, § 2;
3° een document met opgave van de naam, de voornamen en het adres dienstig voor een internationale postwissel of een document opgesteld door een bank van het land van zijn verblijfplaats, die het rekeningnummer van de premietrekker bevestigt waarop het saldo van de premie moet worden overgeschreven.
Art.9. De Belgische diplomatieke of consulaire post bezorgt de ontvangen documenten onmiddellijk aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid door bemiddeling van de Minister van Buitenlandse Betrekkingen.
Art.10. Bij ontvangst van deze documenten en na nazicht van de geldigheid ervan, evenals van de identiteit van de premietrekker, geeft de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde de toelating om het saldo van het premiebedrag uit te betalen.
Art.11. Onverminderd de strafbepalingen opgenomen in artikel 150 van de herstelwet van 22 januari 1985 en de toepassing van artikel 149 van dezelfde wet is de premietrekker, die onwettig het Rijk binnenkomt of er verblijft, gehouden tot de terugbetaling van het volledige bedrag van de premie die hem werd betaald.
Ongeacht de maatregel tot verwijdering die tegen de belanghebbende werd getroffen, is de terugbetaling van de premie onmiddellijk opeisbaar.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde brengt de beslissing tot terugbetaling van de premie ter kennis van de belanghebbende.
Bij ontstentenis van betaling binnen een termijn van 8 dagen, na de datum van betekening van de beslissing tot terugbetaling van de premie, draagt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of zijn gemachtigde de invordering van het bedrag op aan de Administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, der Registratie en Domeinen, die optreedt overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 13. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Buitenlandse Betrekkingen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.