29 AUGUSTUS 1985. - Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.
Art. 1-17
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden bedoeld in :
1° de wet van 22 juni 1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het rijksonderwijs;
2° de wet van 1 april 1960 betreffende de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra;
3° de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, voor zover het gesubsidieerde personeelsleden betreft;
4° artikel 79 van de wetten op het lager onderwijs, gecoördineerd op 20 augustus 1957.
Art.2. De personeelsleden bedoeld in artikel 1 mogen hun loopbaan volledig (of gedeeltelijk) onderbreken op voorwaarde dat : <KB 1986-11-05/30, art. 1, 1°, 002>
_ zij vastbenoemd zijn en hun benoeming erkend is, daar waar de erkenning bestaat;
_ het uitgeoefend ambt beschouwd wordt als hoofdambt;
_ zij titularis zijn van een ambt met ten minste de helft van het aantal uren of lestijden die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties (indien zij hun beroepsloopbaan volledig onderbreken; zij een ambt blijven uitoefenen dat de helft van het aantal uren of lestijden omvat die vereist zijn voor het door hen uitgeoefende ambt met volledige prestaties, indien zij hun beroepsloopbaan gedeeltelijk onderbreken.) <KB 1986-11-05/30, art. 1, 2°, 002>
_ zij vervangen worden volgens de bepalingen van dit besluit.
(De nog te verrichten prestaties door een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan gedeeltelijk onderbreekt, moeten steeds afgerond worden, naargelang van het geval, tot een volledig lesuur of tot een volledig uur.) <KB 1986-11-05/30, art. 1, 3°, 002>
Art.3. In afwijking van de artikelen 1 en 2 van dit besluit bepalen de Ministers van Onderwijs in een ministerieel besluit voor welke ambten en in welke gevallen de personeelsleden van het voordeel van dit besluit uitgesloten worden om redenen die inherent zijn aan de goede werking van de inrichtingen, de centra en de inspectie.
Art.4. § 1. De onderbreking van de beroepsloopbaan wordt toegestaan voor een periode beginnend de eerste dag van de eerste of de tweede maand van het school- of academiejaar en eindigend de laatste dag van dit school- of academiejaar, zomervakantie inbegrepen :
_ voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend, opvoedend hulp- en paramedisch personeel;
_ voor het technisch personeel van de psycho-medisch-sociale centra.
§ 2. De andere in de artikelen 1 en 2 bedoelde personeelsleden kunnen hun beroepsloopbaan onderbreken voor zes tot twaalf maanden.(§ 3. De totale duur van de volledige of gedeeltelijke onderbreking van de beroepsloopbaan mag 60 maanden niet overschrijven tijdens de loopbaan.) <KB 1986-11-05/30, art. 2, 002>
Art.5. § 1. Het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken, deelt schriftelijk aan de Minister de datum mee waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal aanvangen en de duur ervan. (Tevens deelt het personeelslid mede of het opteert voor een volledige of voor een gedeeltelijke onderbreking.) <KB 1986-11-05/30, art. 3, 002>
§ 2. Deze mededeling gebeurt vóór de aanvang van de onderbreking door tussenkomst :
_ van het inrichtingshoofd in het rijksonderwijs of van de directeur in de rijks-psycho-medisch-sociale centra;
_ van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;
_ van de hiërarchische overste voor de leden van de inspectiediensten.
Art.6. <KB 1986-11-05/30, art. 4, 002>§ 1. Aan het personeelslid dat volgens de bepalingen van dit besluit zijn beroepsloopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreekt, wordt een onderbrekingsuitkering toegekend.
§ 2. Voor de personeelsleden die hun loopbaan volledig onderbreken, wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 10 504 frank per maand, indien het ambt dat onderbroken wordt een volledige opdracht is. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht is, wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die onderbroken worden.
Voor de personeelsleden die hun beroepsloopbaan gedeeltelijk onderbreken volgens de voorwaarden bepaald in artikel 2, wordt het bedrag van de in § 1 bedoelde uitkering vastgesteld op 5 252 frank, indien het ambt waarvoor de loopbaanonderbreking wordt aangevraagd, een volledige opdracht is. Wanneer dit ambt geen volledige opdracht is, wordt dit bedrag verminderd naar rato van de prestaties die verminderd worden.
§ 3. Wanneer het personeelslid dat zijn loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreekt, vervangen wordt door één of meerdere personen bedoeld in artikel 10, § 1, 1° wordt de onderbrekingsuitkering uitbetaald door het Ministerie van Onderwijs.
Wanneer het personeelslid dat zijn loopbaan volledig of gedeeltelijk onderbreekt, vervangen wordt door één of meerdere volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, die uitkeringen genieten voor alle dagen van de week, of door personen bedoeld in artikel 10, § 1, 2° en 3° wordt de onderbrekingsuitkering uitbetaald door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Wanneer de vervanging gebeurt zowel door personen bedoeld in het eerste lid als deze bedoeld in het tweede lid, wordt de onderbrekingsuitkering naar rato uitbetaald, zowel door het Ministerie van Onderwijs als door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
§ 4. De personeelsleden gerechtigd op onderbrekingsuitkering mogen zich naar het buitenland begeven, op voorwaarde dat zij hun woonplaats in België behouden. De onderbrekingsuitkeringen worden enkel in België uitbetaald.
Art.7. Tijdens de onderbreking van zijn beroepsloopbaan is het personeelslid met verlof. Het ontvangt geen wedde of weddetoelage. Dit verlof wordt voor het overige met een periode van dienstactiviteit gelijk gesteld. De ziekten of gebrekkigheden opgelopen tijdens de loopbaanonderbreking maken geen einde aan deze onderbreking.
Art.8. § 1. (Om uitzonderlijke familiale redenen en mits een opzegging van één maand, kan het personeelslid dat zijn loopbaan onderbroken heeft, van de Minister of zijn gemachtigde de toelating verkrijgen zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vooraleer de periode van onderbreking van de beroepsloopbaan verlopen is.) <KB 1986-11-05/30, art. 5, 1°, 002>Deze opzegging wordt gericht aan de Minister :
_ door tussenkomst van het inrichtingshoofd in het rijksonderwijs, van de directeur in de rijks-psycho-medisch-sociale centra en van de hiërarchische overste voor de leden van de inspectiediensten;
_ door tussenkomst en met akkoord van de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst van het rijksonderwijs en het officieel gesubsidieerd onderwijs, moet deze aanvraag vergezeld zijn van het akkoord van het hoofd van de betrokken eredienst.
§ 2. De personeelsleden, bedoeld in artikel 4, § 1, kunnen in geen geval hun ambt weer opnemen (of opnieuw volledig uitoefenen) na de eerste mei van het school- of academiejaar. <KB 1986-11-05/30, art. 5, 2°, 002>
§ 3. (Het Ministerie van Onderwijs brengt, binnen de vijftien dagen na de beslissing van de Minister of van zijn gemachtigde, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op de hoogte van de datum waarop het personeelslid zijn ambt opnieuw opneemt of opnieuw volledig uitoefent, voor zover het vervangen werd door een uitkeringsgerechtigde, volledig werkloze.) <KB 1986-11-05/30, art. 5, 3°, 002>
Art.9. <KB 1986-11-05/30, art. 6, 002> Het personeelslid dat zijn loopbaan geheel of gedeeltelijk onderbreekt, wordt voor de activiteiten die met de toekenning van een onderbrekingsuitkering verenigbaar zijn, voor de betwistingen die daaruit voortvloeien en voor de controle op hun uitvoering, gelijkgesteld met de werknemer bedoeld in het koninklijk besluit van 4 augustus 1986 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen.
Art.10. § 1. (In uitvoering van de artikelen 100, vierde lid en 102, § 1, derde lid, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1985 en bij het koninklijk besluit, nr. 424 van 1 augustus 1986, worden voor de toepassing van onderhavig besluit met een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week gelijkgesteld :
1° de wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gestelde personeelsleden;
2° bij een loopbaanonderbreking die ingaat op de eerste dag van het schooljaar, de personeelsleden tewerkgesteld tot het einde van het vorig schooljaar, die op de eerste dag van de onderbreking volledig vergoede werklozen, zouden geworden zijn, die uitkeringen genieten voor alle dagen van de week;
3° de werknemers die een deeltijdse arbeidsregeling aanvaard hebben om aan de werkloosheid te ontsnappen, en werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van artikel 171octies, § 1, eerste lid, 1°, b van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid;
4° de personeelsleden die een personeelslid gedurende haar bevallingsverlof hebben vervangen en die bij de aanvang van deze vervanging volledig uitkeringsgerechtigde werklozen, die uitkeringen genieten voor alle dagen van de week, waren, ofwel behoorden tot één van de categorieën van personeel bedoeld in 1° en 3°.) <KB 1986-11-05/30, art. 7, 002>
§ 2. (Een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt, wordt vervangen door een personeelslid bedoeld in § 1, 1°, volgens de regels bepaald door de Ministers voor het rijksonderwijs en de rijks-psycho-medisch-sociale centra en volgens de vigerende reglementering in het gesubsidieerd onderwijs.
In selectie- en bevorderingsambten mag een personeelslid echter tijdelijk vervangen worden door een personeelslid dat vastbenoemd is in het wervingsambt dat toegang geeft tot dat selectie of bevorderingsambt.
In dat geval worden de bepalingen van het eerste lid toegepast op het tijdelijk geheel of gedeeltelijk verlaten wervingsambt.
Bij gebrek aan toepassingsmogelijkheden van voorgaande leden, wordt het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt, vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week, of door een van de personen bedoeld in § 1, 2° en 3°. Deze wordt aangesteld met eerbiediging van de statutaire regels van werving, daar waar zij bestaan.) <KB 1986-11-05/30, art. 7, 002>
§ 3. De werkloze, die het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt, vervangt, wordt aangesteld door de Minister in het rijksonderwijs en de rijks-psycho-medisch-sociale centra en door de inrichtende macht in het gesubsidieerd onderwijs en in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.
Voor de leermeesters, leraars en inspecteurs godsdienst, gebeurt de aanstelling op voorstel van het hoofd van de eredienst.
Art.11. § 1. De werkloze die een lid van het administratief, meesters-, vak- en dienstpersoneel vervangt, wordt aangeworven met een arbeidsovereenkomst (...). <KB 1986-11-05/30, art. 8, 002>
§ 2. In de andere gevallen wordt de werkloze aangesteld als tijdelijke.
Art.12. Wanneer een personeelslid zijn beroepsloopbaan onderbreekt, geeft het Ministerie van Onderwijs (indien het personeelslid vervangen wordt door een uitkeringsgerechtigd, volledig werkloze) aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, kennis van : <KB 1986-11-05/30, art. 9, 1°, 002>
1° de naam van het personeelslid dat zijn beroepsloopbaan onderbreekt;
2° de begindatum van de onderbreking en de duur ervan;
3° de omvang van de niet meer door het personeelslid verstrekte prestaties;
4° de naam van het personeelslid dat de vervanging uitvoert (...). <KB 1986-11-05/30, art. 9, 2°, 002>
Art.13. <wijzigingsbepalingen>
Art.14. § 1. In artikel 198, § 4, van het koninklijk besluit van 4 november 1963 houdende uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, aldaar ingevoegd door het koninklijk besluit van 21 maart 1985 tot vaststelling van het sociaal statuut van de werknemers bedoeld bij de artikelen 100 en 102 van de herstelwet van 22 februari 1985 houdende sociale bepalingen, worden de woorden "of bij artikel 6, § 3, van het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra" ingevoegd tussen de woorden "bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 3 juli 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en de andere diensten van de ministeries" en "reikt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening".
§ 2. Artikel 198 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 houdende uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, wordt aangevuld met een § 5, luidend als volgt :.....
Art.15. De periode van tewerkstelling van een werkloze mag in geen geval de duur van de loopbaanonderbreking van de titularis overtreffen.
Art.16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1985.
Art. 17. Onze Ministers van Onderwijs en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.