6 APRIL 1985. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de sancties bedoeld in artikel 9 van de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-04-1985 en tekstbijwerking tot 09-04-2002).
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Administratieve sancties.
Art. 4-7
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 8-9
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1. de wet: de wet van 15 juli 1983 houdende oprichting van de Nationale Dienst voor Leerlingenvervoer;
2. het leerlingenvervoer: alle vervoer in de zin van artikel 2 van de wet:
3. de inbreuk: de organisatie van ander leerlingenvervoer dan door de Nationale Dienst, zodra deze in zodanig vervoer voorziet;
4. de Minister: de bevoegde Minister van Onderwijs;
5. de inrichtende macht: de inrichtende macht van de school waar de vervoerde leerlingen zijn ingeschreven.
HOOFDSTUK II. - Strafrechtelijke sancties.
Art.2. Dit hoofdstuk is van toepassing op elke persoon die leerlingenvervoer organiseert in een overeenkomstig artikel 13 van de wet bij ministerieel besluit omschreven zone.
Art.3. De inbreuk wordt beteugeld met een geldboete van minimum 500 F en maximum 1 000 F.
(NOTA : Artikel 3 geldig voor de Vlaamse Gemeenschap :
Art. 3. De inbreuk wordt beteugeld met een geldboete van minimum (500 euro) en maximum (1 000 euro). <BVR 2001-12-14/90, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>)
HOOFDSTUK III. - Administratieve sancties.
Art.4. Dit hoofdstuk is van toepassing op de door de Staat krachtens de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving gesubsidieerde onderwijsinrichtingen ten voordele waarvan leerlingenvervoer wordt georganiseerd in een overeenkomstig artikel 13 van de wet bij ministerieel besluit omschreven zone.
Art.5. Voor de toepassing van de administratieve sancties moet de inbreuk, ter plaatse vastgesteld worden door twee ambtenaren, aangeduid door de Minister of de persoon die hij afvaardigt.
Art.6. § 1. Binnen de tien werkdagen wordt door de in artikel 5 van dit besluit bedoelde ambtenaren een proces-verbaal van de vastgestelde inbreuk opgesteld en aan de Minister overgezonden.
§ 2. Een afschrift van het proces-verbaal wordt bij aangetekend schrijven aan de inrichtende macht met ontvangsmelding betekend ten laatste de dertigste dag die volgt op de datum van het proces-verbaal.
Art.7. § 1. De betekening wordt vergezeld door de vordering van een boete waarvan het bedrag niet minder dan 20 000 F mag zijn zonder de 50 000 F te overschrijden. De Minister bepaalt het bedrag van de boete. De inrichtende macht heeft de mogelijkheid om binnen de tien werkdagen protest aan te tekenen tegen het proces-verbaal.
§ 2. Ingeval de inbreuk zich herhaalt wordt de opgelegde boete verdubbeld en worden de werkingstoelagen met betrekking tot het lopend schooljaar waarin de inbreuk werd vastgesteld, afgeschaft.
§ 3. De boete dient binnen de zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de vordering, betaald te worden.
§ 4. De inning van de boeten van de reeds uitbetaalde werkingstoelagen kan aangerekend worden op het bedrag van de werkingstoelagen van het volgende schooljaar en indien het bedrag onvoldoense is oop de werkingstoelagen van het latere schooljaar.
(NOTA : Artikel 7 geldig voor de Vlaamse Gemeenschap :
Art. 7. § 1. De betekening wordt vergezeld door de vordering van een boete waarvan het bedrag niet minder dan (500 euro) mag zijn zonder de (1 250 euro) te overschrijden. De Minister bepaalt het bedrag van de boete. De inrichtende macht heeft de mogelijkheid om binnen de tien werkdagen protest aan te tekenen tegen het proces-verbaal. <BVR 2001-12-14/90, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Ingeval de inbreuk zich herhaalt wordt de opgelegde boete verdubbeld en worden de werkingstoelagen met betrekking tot het lopend schooljaar waarin de inbreuk werd vastgesteld, afgeschaft.
§ 3. De boete dient binnen de zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de vordering, betaald te worden.
§ 4. De inning van de boeten van de reeds uitbetaalde werkingstoelagen kan aangerekend worden op het bedrag van de werkingstoelagen van het volgende schooljaar en indien het bedrag onvoldoense is oop de werkingstoelagen van het latere schooljaar.)
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9. Onze Ministers van Onderwijs zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.