17 AUGUSTUS 1984. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding van gewetensbezwaarden in dienst.
Art. 1-11
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de gewetensbezwaarden bedoeld in de artikelen 18 en 19 van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980.
Het beoogt :
1° de initiële opleiding;
2° de opleiding in rechtstreeks verband met de te verrichten taken;
3° de elementaire opleiding in het gebruik van de moedertaal;
4° de opleiding in eerstehulpverlening.
Art.2. Er wordt een pedagogische commissie opgericht bestaande uit :
1° een vertegenwoordiger van de Minister van Binnenlandse Zaken, die er voorzitter van is;
2° twee ambtenaren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van iedere taalrol die tot de Directie Gewetensbezwaren behoren;
3° twee leden, één nederlandstalige en één franstalige, door de Minister van Binnenlandse Zaken gekozen uit kandidaten die worden voorgedragen door organisaties die de vertegenwoordiging van de gezetensbezwaarden alsmede de bevordering van hun statuut en van de burgerdienst tot doel hebben;
4° twee gewetensbezwaarden, één nederlandstalige en één franstalige, die door de andere leden gecoöpteerd worden.
Deze commissie is ermee belast :
1° elk voorstel dat haar nuttig lijkt in verband met de opleiding van de gewetensbezwaarden tijdens hun dienst, aan de Minister voor te leggen;
2° een gedetailleerd programma betreffend de in artikel 1, tweede lid, 1°, bedoelde opleiding alsook de praktische regelen tot uitvoering ervan aan de Minister voor te stellen;
3° een jaarlijks evaluatierapport op te stellen in verband met de opleiding van de gewetensbezwaarden in dienst.
Art.3. De Minister van Binnenlandse Zaken kan op voorstel van de pedagogische commissie taken betreffende de uitvoering van het in artikel 1, tweede lid, 1°, bedoelde opleidingsprogramma bij overeenkomst aan opleidingsinstellingen toevertrouwen.
Art.4. De in artikel 1, tweede lid, 1°, bedoelde opleiding heeft ondermeer op de volgende onderwerpen betrekking :
1° het statuut van de gewetensbezwaarden met inbegrip van de daarin bepaalde rechten en plichten;
2° de functie van de gewetensbezwaarden in de instellingen waar zij hun dienst volbrengen en de functie van die instellingen in de maatschappij.
Art.5. De gewetensbezwaarden zijn verplicht de opleiding bedoeld in artikel 1, tweede lid, 1°, te volgen. Deze duurt ten hoogste 7 dagen.
Art.6. Op eensluidend advies van de pedagogische commissie kan de Minister van Binnenlandse Zaken de gewetensbezwaarden tijdens hun dienst toestemming verlenen om, buiten de instelling waar zij hun burgerdienst volbrengen, één of meer periodes van de in artikel 1, tweede lid, 2°, bedoelde opleiding te volbrengen.
Art.7. De door de Minister aangewezen overheid kan de gewetensbezwaarden toestemming verlenen om elementaire lessen te volgen in die van de nationale talen welke hun moedertaal is.
Art.8. De gewetensbezwaarden moeten tijdens hun dienst de opleiding bedoeld in artikel 1, tweede lid, 4°, volgen.
Art.9. De tijd besteed aan de in artikel 1 bedoelde opleidingen wordt als diensttijd aangerekend.
Art.10. De aan de opleiding bestede burgerdiensttijd mag verhoudingsgewijs niet uitgaan boven de militaire diensttijd die gemiddeld aan de opleiding en het onderricht van de dienstplichtigen wordt besteed.
Art. 11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.