30 MAART 1984. - Koninklijk besluit nr. 279 betreffende de betaling na vervallen termijn van de wedden van sommige personeelsleden van de openbare sector (NOTA : Opgeheven voor het Waals Gewest bij DWG 2001-12-06/34, art. 2; Inwerkingtreding : 01-12-2001)(NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij DFG2008-12-12/01, art. 37, 003; Inwerkingtreding : 01-12-2008)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-08-1993 en tekstbijwerking tot 22-12-2016)
Art. 1-6
Artikel 1. (zie NOTA onder TITEL) Dit besluit is van toepassing op de leden van het vastbenoemd personeel, op de stagiairs en op de tijdelijke of hulppersoneelsleden, benoemd of aangeworven bij arbeidsovereenkomst, die in dienst zijn bij :
a) de besturen en diensten van de Staat, met daarin begrepen het onderwijs, het leger, de rijkswacht, de rechterlijke macht en de Raad van State, maar met uitzondering van de diensten die afhangen van de wetgevende macht;
b) de gepersonaliseerde besturen, de publiekrechtelijke openbare instellingen en de publiekrechtelijke verenigingen die onder het toezicht of de voogdij van de Staat staan, met uitzondering van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, de Nationale Bank, de Nationale Maatschappij voor krediet aan de nijverheid, de Nationale Investeringsmaatschappij, het Gemeentekrediet van België, de Bankcommissie, het Herdisconterings- en Waarborginstituut, de Nationale Delcrederedienst;
c) de door de Staat gesubsidieerde officiële en vrije onderwijsinrichtingen met inbegrip van het universitair onderwijs en de officiële en vrije door de Staat gesubsidieerde psycho-medico-sociale centra.
De bepalingen van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de provinciegouverneurs, de vice-gouverneurs van Brabant, de arrondissementscommissarissen, de adjunct-arrondissements-commissarissen, de provinciale griffiers en de gewestelijke ontvangers.
Art.2.(zie NOTA onder TITEL) De wedde van de in artikel 1 bedoelde personeelsleden wordt vanaf de maand juli 1984 na vervallen termijn betaald, met name op de laatste werkdag van de maand [1 ...]1.
Dit geldt eveneens voor de toelagen alsook voor alle andere elementen van de bezoldiging die terzelfdertijd als de wedde worden betaald.
De betaling van de kinderbijslagen is nochtans niet bedoeld bij dit artikel.
[1 In afwijking van het eerste en het tweede lid heeft de uitbetaling van de wedde van de maand december van het jaar 2016 voor de personeelsleden van de federale politie en van de jaren 2016 tot en met 2019 voor de personeelsleden van de lokale politie plaats op de eerste werkdag van de maand januari van het volgende jaar]1
----------
(1)<W 2016-12-11/04, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.3. (zie NOTA onder TITEL) Wanneer het vast of stagedoend personeelslid overlijdt of op pensioen gesteld wordt, wordt naar gelang van het geval, de volle maandwedde betaald aan betrokkene of aan zijn rechthebbenden.
Art.4. (zie NOTA onder TITEL) § 1. Opgeheven worden de wets- en verordeningsbepalingen die strijdig zijn met dit besluit, voor zover zij toepassing vinden op de in artikel 1 bedoelde personen, inzonderheid :
1° artikel 31, § 1, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs;
2° artikel 32, § 1, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries.
§ 2. Geschrapt worden :
1° in artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 23 november 1982 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van de land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst :
a) in het eerste lid, de woorden "en vooruit";
b) in het tweede lid, het woord "evenwel";
2° in artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1983 betreffende de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de rijkswacht :
a) in het eerste lid, de woorden "en vooruit";
b) in het tweede lid, het woord "evenwel".
§ 3. De contractuele bepalingen omtrent de vooruitbetaling van de wedden, die strijdig zijn met dit besluit, houden op uitwerking te hebben op 30 juni 1984.
Art.5. (opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>
Art. 6. (zie NOTA onder TITEL) Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.