2 MAART 1984. _ Koninklijk besluit tot oprichting van de Raadgevende Commissie inzake geschillen met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de openbare diensten.
Art. 1-8
Artikel 1. § 1. Bij de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort wordt een Commissie opgericht, genoemd "Raadgevende Commissie inzake geschillen met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de openbare diensten", hierna genoemd "de Commissie".
§ 2. De Commissie heeft als opdracht aan de bevoegde rechtsmacht, wanneer deze erom vraagt, adviezen te verstrekken over geschillen betreffende de toepassing van de bepalingen van titel V van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering in de openbare diensten. (Zij heeft bovendien als opdracht om, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort, ten einde elke betwisting te voorkomen, adviezen uit te brengen, studies te verrichten of wettelijke of reglementaire maatregelen voor te stellen in elke aangelegenheid die rechtstreeks of onrechtstreeks betrekking heeft op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de openbare diensten.) <KB 1985-01-09/37, art. 1, 002>
Zij kan alle inlichtingen inwinnen die nodig zijn voor het uitvoeren van haar opdracht en, in voorkomend geval, bijstand vragen van deskundigen welke geen lid zijn van de Commissie.
Art.2. § 1. Onder openbare dienst in de zin van artikel 1 moet worden verstaan :
a) de rijksbesturen en andere rijksdiensten, daarin begrepen de diensten (...) van het Rekenhof, die welke de rechterlijke macht of de Raad van State bijstaan, de onderwijsinstellingen en de krijgsmacht; <KB 1985-01-09/37, art. 2, 1°, 002>
b) de van de Staat afhangende instellingen van openbaar nut;
c) de diensten van de Gemeenschappen en Gewesten, (...) en de instellingen van openbaar nut die van een Gemeenschap of een Gewest afhangen; <KB 1985-01-09/37, art. 2, 2°, 002>
d) de provinciën, de agglomeraties, de Nederlandse cultuurcommissie, de Franse cultuurcommissie en de verenigde cultuurcommissies van de Brusselse agglomeratie, de federaties van gemeenten, de associaties van gemeenten, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de intercommunale openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de andere aan de provinciën en gemeenten ondergeschikte openbare inrichtingen;
e) de polders en de wateringen.
§ 2. De Commissie is niet bevoegd ten aanzien van (het personeel van de diensten van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de senaat, het personeel van de Gemeenschapsraden en de Gewestraden) de magistraten en de griffiers van de Rechterlijke Orde, de ambtsdragers bij de Raad van State en de leden van het Rekenhof. <KB 1985-01-09/37, art. 2, 3°, 002>
Art.3. § 1. De Commissie bevat een nederlandstalige afdeling, een franstalige afdeling en een duitstalige afdeling die er respectievelijk mee belast zijn de adviezen uit te brengen over de in het Nederlands, het Frans en het Duits gestelde vragen.
De Commissie bestaat uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort;
2° per afdeling :
a) voor de nederlandstalige en de franstalige afdeling :
_ uit zes gewone en zes plaatsvervangende leden, aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort;
_ uit zes gewone en zes plaatsvervangende leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
b) voor de duitstalige afdeling :
_ uit drie gewone en drie plaatsvervangende leden aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort;
_ uit drie gewone en drie plaatsvervangende leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
(De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Commissie worden aangewezen voor een mandaat van vier jaar dat hernieuwbar is.) <KB 1985-01-09/37, art. 3, 1°, 002>
§ 2. (De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden aangewezen door de minister tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt behoort, worden gekozen uit de personeelsleden van de in artikel 2, § 1, vermelde openbare diensten.
Zij moeten titularis zijn van een graad die ten minste in rang 13 is ingedeeld of waaraan een weddeschaal is verbonden die gelijk is aan of hoger dan de schaal 13/1, zoals deze is vastgesteld in de tabel die bijlage I uitmaakt van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries.) <KB 1985-01-09/37, art. 3, 2°, 002>
§ 3. De voorzitter moet bewezen hebben het Nederlands en het Frans machtig te zijn. Hij neemt het voorzitterschap waar van de nederlandstalige en van de franstalige afdeling. De ondervoorzitter moet bewezen hebben het Duits en het Frans of het Nederlands machtig te zijn. Hij neemt met name het voorzitterschap waar van de afdeling die belast is met het uitbrengen van een advies over vragen die in de Duitse taal gesteld worden.
§ 4. Het secretariaat wordt waargenomen door een ambtenaar die ter beschikking van de Commissie wordt gesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort.
Art.4. § 1. De Commissie beraadslaagt en beslist slechts geldig indien ten minste de helft van de leden aangewezen door de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort enerzijds, en de helft van de leden aangewezen door de vakorganisaties anderzijds, aanwezig zijn.
De Commissie beslist onverwijld. Indien zij evenwel gebruik maakt van de mogelijkheid die bepaald is in artikel 1, § 2, tweede lid, brengt ze haar advies uit binnen de twee werkdagen vanaf de dag waarop de adviesaanvraag voor het eerst op de agenda van een zitting ingeschreven werd.
§ 2. De Commissie brengt een gemotiveerd advies uit; het wordt uitgebracht bij meerderheid van stemmen.
De voorzitter is niet stemgerechtigd.
De afgevaardigden van de vakorganisaties en de door de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort aangewezen leden, nemen in gelijk aantal deel aan de stemming. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld door de onthouding van een of meer leden bij loting.
Art.5. Tijdens de zitting noteert de secretaris schriftelijk het uitgebrachte advies, de motivering ervan alsmede het aantal stemmen waarbij het verkregen werd. De minderheidsnota's die werden uiteengezet worden aan het advies toegevoegd.
Bij staking van stemmen, maakt het advies melding van de verschillende meningen.
De voorzitter doet het advies en de minderheidsnota's aan de bevoegde rechtsmacht geworden en stuurt een afschrift van deze documenten aan de gewone leden, de plaatsvervangende leden, de vertegenwoordigde vakorganisaties en de Commissie Vrouwenarbeid.
Art.6. Wanneer zij een zitting bijwonen buiten hun administratieve standplaats, ontvangen de voorzitter, de ondervoorzitter, de leden van de Commissie, de secretaris en, eventueel, de deskundigen de terugbetaling van hun verblijf- en reiskosten onder de voorwaarden bepaald respectievelijk bij het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens reiskosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries en van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
Voor de toepassing van deze bepaling worden de personen die vreemd zijn aan de overheidsdiensten gelijkgesteld met de ambtenaren die bekleed zijn met een graad die is ingedeeld in rang 13; er wordt rekening gehouden met de werkelijke verblijfplaats.
De ambtenaren van de overheidsdiensten die geen titularis zijn van een graad die bij een rang is ingedeeld, worden eveneens gelijkgesteld met de ambtenaren die bekleed zijn met een in rang 13 ingedeelde graad.
Art.7. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en legt dit ter goedkeuring voor aan de Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort.
Art. 8. De Minister tot wiens bevoegdheid het Openbaar Ambt behoort is belast met de uitvoering van dit besluit.