31 DECEMBER 1983. - Koninklijk besluit nr. 258 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen. - (NOTA 1 : Opgeheven voor de Duitse Gemeenschap bij DDG2001-06-25/37, art. 12; Inwerkingtreding : 12-10-2001) - (NOTA 2 : Opgeheven voor het Waalse Gewest door DWG2002-04-25/43, art. 35; Inwerkingtreding : onbepaald ) - (NOTA 3 : opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door ORD2007-12-13/39, art. 75, 2°, ; Inwerkingtreding : 18-05-2009) (NOTA 4 : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-01-1984 en tekstbijwerking tot 24-05-2002)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Staatstegemoetkoming. - Aanvragers.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - Werknemers.
Art. 5-10
HOOFDSTUK IV. Procedure.
Art. 11-17
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. het project : elk programma voor bijstand aan kleine en middelgrote ondernemingen;
2. de kleine en middelgrote ondernemingen : de zelfstandigen en de ondernemingen die minder dan honderd werknemers in dienst hebben welke bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid zijn ingeschreven.
HOOFDSTUK II. - Staatstegemoetkoming. - Aanvragers.
Art.2. § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Staat, voor een periode van ten hoogste twee jaar, de lonen en de daarmee gepaard gaande sociale bijdragen van de in artikel 5 bedoelde werknemers die zijn aangeworven voor de realisatie van een project, ten laste nemen voor het in § 2 bepaalde aandeel.
§ 2. (De Staatstegemoetkoming is gelijk aan 90 pct. van het loon en de daarbij horende sociale bijdragen gedurende de eerste twaalf maanden; tijdens de volgende maanden bedraagt deze tegemoetkoming 75 pct.) <KB496 1986-12-31/43, art. 1, 002>
(NOTA : Voor het Waalse Gewest, artikel 2, § 2, wordt vervangen als volgt : "§ 2. De tegemoetkoming bedraagt 90 % van de bezoldiging en van de desbetreffende sociale bijdragen de eerste twaalf maanden, en 75 % de volgende maanden.
De in het eerste lid bedoelde financiële tegemoetkoming kan verschillen naar gelang van de werkloosheidsduur van de tewerkgestelde werklozen. De Waalse Regering bepaalt het bedrag van die tegemoetkoming, alsook de werkloosheidsduur die er recht op geeft. Haar met redenen omklede beslissing moet uitsluitend rekening houden met de moeilijkheid om de betrokken werklozen te plaatsen." <DWG 1999-04-01/32, art. 1; Inwerkingtreding : 07-05-1999>
§ 3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder de lonen en sociale bijdragen : de lonen en bijdragen die worden opgesomd in artikel 2, 2° en 3°, a), van het koninklijk besluit van 29 maart 1982 tot uitvoering van afdeling 3, bijzonder tijdelijk kader, van hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978.
§ 4. De Staatstegemoetkoming kan betrekking hebben op ten minste één halftijdse betrekking en ten hoogste acht voltijdse betrekkingen.
§ 5. Deze tegemoetkoming kan in geen geval gecumuleerd worden met een ander voordeel ten laste van de Rijksbegroting voor dezelfde tewerkstelling.
Art.3. § 1. De aanvrager van de tegemoetkoming moet zijn :
a) hetzij een instelling met rechtspersoonlijkheid die geen winst nastreeft en die steun aan ondernemingen of economische ontwikkeling ten doel heeft;
b) hetzij een representatieve werkgeversorganisatie bedoeld bij artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
De aanvrager van de tegemoetkoming dient te bewijzen dat hij sedert ten minste twee jaar aan de kleine en middelgrote ondernemingen een geheel van juridische, administratieve en economische diensten verleent.
§ 2. De aanvrager ervan kan voor ieder van zijn vestigingen een project indienen, voor zover deze in verschillende bestuurlijke arrondissementen zijn gelegen.
§ 3. Op de voordracht van de Minister van Middenstand kan de Koning afwijking verlenen van de voorwaarde van twee jaar, bedoeld in § 1, tweede lid.
Art.4. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening is belast met de uitbetaling aan de aanvragers van de Staatstegemoetkoming.
HOOFDSTUK III. - Werknemers.
Art.5. De in dit besluit bedoelde arbeidsplaatsen mogen alleen door uitkeringsgerechtigde volledig werklozen bekleed worden.
Voor de toepassing van dit artikel worden eveneens als uitkeringsgerechtigde volledig werklozen beschouwd, de door de overheid tewerkgestelde werklozen, de in het bijzonder tijdelijk kader tewerkgestelde werknemers en de in het derde arbeidscircuit tewerkgestelde werknemers.
(NOTA : Voor het Waalse Gewest, artikel 5 wordt vervangen als volgt : "Art. 5. De in dit decreet bedoelde betrekkingen zijn voorbehouden aan volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die voor elke weekdag werkloosheids- of wachttijduitkeringen genieten, en aan de met hen gelijkgestelde personen, met name :
1° de werklozen bedoeld in artikel 30, derde lid, 7°, en in artikel 42, § 2, 9°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° de deeltijdse werklozen bedoeld in artikel 29 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
3° de werklozen die voorlopig werkloosheidsuitkeringen ontvangen;
4° de werknemers die in een onderneming voor aangepast werk tewerkgesteld zijn en de werknemers die in dezelfde onderneming tewerkgesteld zijn overeenkomstig artikel 78 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
5° de rechthebbenden op een inkomensvervangende of integratietegemoetkoming overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten;
6° de werklozen van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is overeenkomstig de artikelen 80 tot 88 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
7° de werklozen bedoeld in de artikelen 89 of 90 van bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991;
8° de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die een door de "FOREm" (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), het "Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les Petites et Moyennes Entreprises" (Instituut voor Permanente Vorming voor de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen) of het "A.W.I.P.H." (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen) georganiseerde of erkende beroepsopleiding volgen;
9° de rechthebbenden op het bestaansminimum bedoeld in de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, alsook de werknemers tewerkgesteld in het kader van de artikelen 60, § 7, en 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
10° de rechthebbenden op sociale hulp die wegens hun nationaliteit geen recht hebben op het bestaansminimum en ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister;
11° de werknemers tewerkgesteld in het derde arbeidscircuit;
12° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het koninklijk besluit nr. 258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen;
13° de werknemers tewerkgesteld als gesubsidieerde contractuelen;
14° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het Interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector;
15° de werknemers tewerkgesteld in het kader van het decreet van 31 mei 1990 houdende instelling van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid dat speciaal bestemd is voor langdurige werklozen in de niet-commerciële sector;
16° de werknemers tewerkgesteld overeenkomstig het decreet van 18 juli 1997 houdende creatie van een doorstromingsprogramma;
17° de werknemers tewerkgesteld in het kader van dit decreet.
De toestand van de in het eerste lid bedoelde personen wordt geëvalueerd op de dag voorafgaande aan die waarop het contract begint te lopen.
De Regering kan de categorieën van rechthebbenden en de met werkloosheidsperioden gelijkgestelde perioden uitbreiden of beperken." <DWG 1999-04-01/32, art. 2; Inwerkingtreding : 07-05-1999>)
Art.6. De in dit besluit bedoelde arbeidsplaatsen mogen bij de aanvrager niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van arbeidsplaatsen die met gelijkwaardige functies overeenkomen.
Art.7. In voorkomend geval moet de werkgever vooraf het vereiste aantal stagiairs en jongeren ter vervanging van bruggepensioneerde werknemers tewerkstellen, overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 1 en 2 van Hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978.
Art.8. De aanvrager werft zijn werknemers volgens zijn eigen selectiecriteria aan.
Art.9. De werklozen worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst voor voltijdse of voor halftijdse arbeid.
Art.10. Onverminderd de bepalingen van gunstigere collectieve arbeidsovereenkomsten, mag het contractuele loon van de werknemers niet minder bedragen dan de Staatstegemoetkoming tijdens het eerste jaar.
HOOFDSTUK IV. _ Procedure.
Art.11. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder gewestelijke overheid : de Gewestexecutieven, ieder wat haar betreft, alsmede de overheid die bevoegd is voor het ander grondgebied dan van het Waalse Gewest of van het Vlaamse Gewest, zoals bepaald door artikel 6, § 7, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.
§ 2. De aanvragen om goedkeuring van de projecten worden bij de Minister van Middenstand ingediend die deze doorstuurt naar de gewestelijke overheid. Deze legt de aanvragen samen met haar advies, terug voor aan de Minister van Middenstand binnen een termijn van dertig dagen. Laatstgenoemde beoordeelt de aanvragen in functie van de regelen genomen in uitvoering van dit besluit en ziet er inzonderheid op toe dat de voorwaarden van een gezonde concurrentie zijn nageleefd.
Art.12. De Staatstegemoetkoming wordt vastgelegd in een overeenkomst gesloten tussen de aanvrager en de Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Middenstand en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
Deze overeenkomst moet inzonderheid bevatten :a) de beschrijving en de duur van het project;b) het aantal werknemers die voor de uitvoering van het project in dienst genomen en aan het werk gehouden moeten worden, alsmede de vereiste kwalificaties en de beknopte beschrijving van de functies;c) de financiële Staatstegemoetkoming.
Art.13. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid betekent de door de partijen ondertekende overeenkomst aan de aanvrager en aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. Hij maakt een afschrift ervan over aan de Minister van Middenstand en aan de overheden bedoeld in artikel 11.
Art.14. De indienstnemingen moeten geschieden binnen twaalf maanden na de betekening bedoeld in artikel 13.
Na deze termijn kan op de Staatstegemoetkoming geen aanspraak meer worden gemaakt voor indienstnemingen die nog niet geschied zijn.
(NOTA : Voor het Waalse Gewest, in artikel 14 wordt het woord "twaalf" vervangen door het woord "zes" <DWG 1999-04-01/32, art. 3; Inwerkingtreding : 07-05-1999>)
Art.15. De Koning bepaalt de modaliteiten voor indiening van de aanvraag om financiële Staatstegemoetkoming en voor de uitbetaling ervan.
Art.16. De Koning bepaalt de procedure voor de terugvordering van de sommen die onrechtmatig gestort werden aan begunstigden van de Staatstegemoetkoming.
Art. 17. Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.