22 MAART 1984. _ Koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 2, 4° en 5°, van het koninklijk besluit nr. 218 van 7 november 1983 tot vaststelling, in de sector van de zelfstandigen, voor het jaar 1984, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en van de gezinnen zonder kinderen
Art. 1-3
Artikel 1. _ De maandelijkse bijdrage, voorzien bij het koninklijk besluit nr. 218 van 7 november 1983 tot vaststelling, in de sector van de zelfstandigen, voor het jaar 1984, van een bijzondere bijdrage ten laste van de alleenstaanden en van de gezinnen zonder kinderen, is niet verschuldigd door :1° de gehuwde vrouwen, wanneer hun man, voor de betrokken maand, effectief een rustpensioen geniet waarvan het bedrag bepaald werd rekening houdend met de verklaring volgens welke de bedrijfsinkomsten van de vrouw niet hoger liggen dan het bedrag toegelaten door de wetgeving krachtens dewelke het rustpensioen werd toegekend;2° de personen die voor de betrokken maand effectief een rust- of overlevingspensioen genieten, op voorwaarde dat de maximum jaarlijkse bedrijfsinkomsten als zelfstandige, die uit eigen hoofde met het genoemd pensioen gecumuleerd mogen worden, niet hoger liggen dan het bedrag van het minimumloon bepaald bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 23 betreffende het gewaarborgd gemiddeld minimummaandloon, na aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen toepasselijk voor de handarbeiders. Voor de toepassing van dit besluit wordt dat bedrag vastgesteld op 335 000 F.
Art.2. _ Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1984.
Art. 3. _ Onze Minister van Middenstand en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn belast met de uitvoering van dit besluit.