25 SEPTEMBER 1984. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van de resolutie nr. 26 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Art. 1-2
Bijlagen.
Art. N, 1N
Artikel 1. De resolutie nr. 26 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, die voorkomt in de bijlage tot dit besluit, is goedgekeurd.
Art.2. Onze Minister van Buitenlandse Betrekkingen en Onze Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 25 september 1984.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Buitenlandse Betrekkingen,
L. TINDEMANS
De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie,
H. DE CROO
Bijlagen.
Art. N. Reglement betreffende het Onderzoek van Rijnschepen. - Resolutie nr. 26 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. - Verwarming met vloeibare brandstof waarvan het vlampunt boven 55 °C ligt. - Artikel 3.08. - Resolutie.
De Centrale Commissie, op voorstel van haar Comité voor het Reglement van Onderzoek, neemt de nieuwe tekst van artikel 3.08 aan zoals die voorkomt in de bijlage tot deze resolutie.
Deze voorschriften zullen in werking treden op 1 oktober 1984 onder het genot van volgende overgangsmaatregelen :
De installaties in gebruik op 30 september 1984 moeten in overeenstemming gebracht worden met de nieuwe voorschriften uiterlijk bij de hernieuwing van het certificaat van onderzoek van het vaartuig.
Art. 1N. Bijlage bij de resolutie n° 26 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Artikel 3.08.
Verwarming met vloeibare brandstof waarvan het vlampunt boven 55 °C ligt.
1. Alle verwarmingsinstallaties moeten gebouwd worden volgens de geldende technische vereisten.
2. De kachels voor huisbrandolie moeten kunnen aangestoken worden zonder hulp van een andere brandbare vloeistof. Zij moeten aangebracht zijn boven een metalen lekbak die alle delen van de brandstofleidingen bevat en die een hoogte van ten minste 20 mm (gemeten binnenkant) en een inhoud van ten minste 2 liter heeft.
De kachels voor huisbrandolie moeten voorzien zijn van een aangepaste regelknop die in iedere stand een praktisch bestendige olietoevoer naar de brander verzekert en die, bij onvoorzien uitdoven van de vlam, alle verder uitlopen van brandstof verhindert. Worden beschouwd als aangepast, de regelknoppen die zelfs werken bij schokken en in geval van overhelling tot 12° en die :
- een waterdichte afsluitinrichting bevatten, die een betrouwbare en veilige werking heeft in geval van overschrijding van het toelaatbare niveau of
- voorzien zijn van een overvullingsafleiding indien de lekbak een voldoende capaciteit heeft om de inhoud van de brandstoftank op te vangen.
De rookleidingen van de toestellen met een natuurlijke trek moeten een inrichting bevatten die de terugslag van de trek verhindert.
3. Indien de brandstoftank afzonderlijk geplaatst is :
- mag deze niet hoger geplaatst worden dan in de door de fabrikant van het toestel opgestelde gebruiksaanwijzingen is aangegeven;
- moet hij zodanig geplaatst zijn dat hij beschermd is tegen een ontoelaatbare verhitting;
- moet de brandstoftoevoer aan dek kunnen onderbroken worden.
4. Voor de toestellen met een verstuiver, -brander moet de lekbak voorgeschreven onder cijfer 2 hiervoor, een diepte hebben van minstens 200 mm. De brander moet zich boven de lekbak bevinden. Bovendien moet de lekbak zich op minstens 100 mm boven de vloer bevinden.
5. Indien een verwarmingstoestel geplaatst is in de machinekamer, moeten de luchttoevoer en de motoren zodanig verwezenlijkt worden dat het verwarmingstoestel en de motoren in alle veiligheid en onafhankelijk van elkaar, tegelijkertijd kunnen in werking zijn. Indien nodig moet een afzonderlijke luchttoevoer aanwezig zijn. De inrichting moet zodanig opgesteld zijn dat een uit de vuurhaard terugslaande vlam geen andere delen van de inrichtingen van de machinekamer kan bereiken.
6. De verwarmingsinrichtingen met verstuiver-branders moeten voornamelijk voldoen aan volgende voorwaarden :
a) een voldoende verluchting van de vuurhaard moet verzekerd zijn vóór de brandstoftoevoer;
b) de brandstoftoevoer moet door een thermostaat geregeld worden;
c) het aansteken van de brandstof moet gebeuren door middel van een electrische inrichting of door een waakvlam;
d) een bewakingsuitrusting voor de vlam moet de brandstoftoevoer afsnijden zodra de vlam dooft;
e) de hoofdafsluiter moet geplaatst zijn buiten het lokaal van de inrichting, op een gemakkelijk bereikbare plaats.
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 25 september 1984.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Buitenlandse Betrekkingen,
L. TINDEMANS
De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie,
H. DE CROO