3 AUGUSTUS 1984. - Koninklijk besluit betreffende een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood. (NOTA : Artikels 3, § 3, 4, 5, 7 en N, zijn opgeheven bij BWG 2000-06-23/38, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 19-07-2001) (NOTA : Artikels 1, 2, 3, § 1 en § 2, en 6, zijn opgeheven bij BWG 2000-06-23/38, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1989 en tekstbijwerking tot 21-07-2000)
Art. 1-7
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. In dit besluit wordt een grenswaarde van de luchtkwaliteit voor lood vastgelegd ten einde een specifieke bijdrage te leveren tot de bescherming van de mens tegen de gevolgen van lood in het milieu.
§ 2. Dit besluit is niet van toepassing op beroepsmatige blootstelling.
Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) Voor de toepassing van dit besluit wordt onder grenswaarde verstaan : de concentratie van lood in de atmosfeer die niet overschreden mag worden.
Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De grenswaarde wordt vastgesteld op 2 microgram lood/m3, uitgedrukt in een gemiddelde jaarlijkse concentratie.
§ 2. Met ingang van 1 december 1987 mag de concentratie van lood in de lucht niet meer bedragen dan de in § 1 vastgestelde grenswaarde, onverminderd het bepaalde in § 3.
§ 3. Wanneer blijkt dat de concentratie van lood in de atmosfeer op welbepaalde plaatsen na 30 november 1986 de in § 1 vastgestelde grenswaarde zal overschrijden en er voor deze plaatsen plannen worden opgesteld, gericht op een geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit voor lood, moet de in § 1 vastgestelde grenswaarde, in afwijking van het bepaalde in § 2, op deze plaatsen worden bereikt op een datum die niet later mag zijn dan 1 december 1989.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) Voor het bekomen van de voor de toepassing van dit besluit nodige gegevens worden meetstations opgericht op de plaatsen waar mensen lange tijd ononderbroken aan loodverontreiniging kunnen worden blootgesteld en waar het gevaar bestaat dat de in artikel 3, § 1, vastgestelde grenswaarde kan worden overschreden.
Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) De monsternemingen van de lucht geschieden volgens de referentiemethode uitgewerkt door het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie en beschreven in bijlage van dit besluit. Voor de analyse van de genomen monsters wordt gebruik gemaakt van de in bijlage van dit besluit genoemde referentiemethode of van enige andere methode waarvan is aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn.
Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) Maatregelen genomen voor het bereiken van de in dit besluit gestelde grenswaarde mogen er niet toe leiden dat daar waar bij het inwerking treden van dit besluit de luchtverontreiniging gering is ten opzichte van de bij artikel 3, § 1, vastgestelde grenswaarde, de kwaliteit van de lucht merkbaar achteruit gaat.
Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Artikel N. (Zie NOTA onder TITEL) Bijlage : Methodiek inzake monsterneming en analyse.
A. Monsterneming
1. Meetstation :
De lucht wordt aangezogen door middel van een membraanpomp met een debiet van 9 à 12 l/min. (13 à 17 m3/dag) dat gemeten wordt met een droge gasteller.
De monstername gebeurt op 1,60 m boven de grond op membraanfilters met een poriënwijdte van 0,45 um. <Noot: um = micrometer>
De filters zijn geplaatst in plastieken filterhouders waarvan de open zijde naar beneden gericht is, zodat de omgevingslucht van onder naar boven door de filters gezogen wordt. De diameter van het bemonsterde filteroppervlak bedraagt 4 cm en de lineaire aanzuigsnelheid 0,12 à 0,16 m/sec.
Er gebeurt geen voorafgaande stofafscheiding en de filters hangen rechtstreeks in de vrije buitenlucht, afgeschermd tegen regen en vallende partikels door een gepaste behuizing met een maximale oppervlakte van 60 x 60 cm, geplaatst in een horizontaal vlak boven de filters. Onder de filters moet er een vrije ruimte blijven van minstens 70 cm hoog.
2. Plaats :
De meetstations moeten zoveel mogelijk worden opgesteld op een wijze die representatief is voor de gebieden waar de metingen moeten geschieden.
3. Wijze van werking :
De monsterneming gebeurt continu. Een berekende gemiddelde jaarwaarde zal slechts als geldig beschouwd worden wanneer de monsterneming heeft plaatsgevonden op ten minste vijftien werkdagen per maand die zoveel mogelijk gelijktijdig over de betrokken periode zijn gespreid.
De gemiddelde jaarwaarde wordt berekend door de som van de geldige dagwaarden te delen door het aantal waarop geldige waarden zijn verkregen.
B. Referentie-analysemethode
Als referentie-analysemethode moet de atoomabsorptiespectrometrie worden gebruikt, waarbij de analysefout bij het bepalen van lood in de opgevangen deeltjes kleiner is dan een waarde die overeenkomt met een concentratie in de atmosfeer van 0,1 ug/m3 lood (5 pct. van de grenswaarde van 2 ug/m3). <Noot:ug = microgram>
Deze analysefout moet door middel van een passende kalibreringsfrequentie binnen het vastgestelde gebied gehandhaafd blijven.