Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 FEBRUARI 1984. - Koninklijk besluit houdende algemene regeling van de studiën in het hoger onderwijs van het lange type met volledig leerplan. (NOTA : opgeheven voor de Franse Gemeenschap met uitzondering van de artikelen 5, 6, 7 en 28 <DFG2009-04-30/D6, art. 79, 005; Inwerkingtreding : 15-09-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-11-1994 en tekstbijwerking tot 15-09-2009)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Onderwijsactiviteiten en academiejaar.
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. - De studenten.
Art. 5-7
HOOFDSTUK V. - Overgangsvoorwaarden.
Art. 8-11
HOOFDSTUK VI. - De bekrachtiging van de studiën en de inrichting van de examens.
Art. 12-14
HOOFDSTUK VII. - De examencommissies van de inrichtingen.
Afdeling 1. - Samenstelling.
Art. 15-16
Afdeling 2. - De examenzittijden.
Art. 17-19
Afdeling 3. - De deliberaties van de examencommissies.
Art. 20-24
Afdeling 4. - Het eindexamen.
Art. 25-27
Afdeling 5. - De diploma's.
Art. 28
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 29-31



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1979101002 



Uitvoeringsbesluit(en):

1996029233 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. <DFG 2001-12-20/92, art. 498, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2002> Dit besluit is van toepassing op de inrichtingen voor hoger onderwijs van het lange type en met volledig leerplan waar de onderwijstaal het Frans is, met uitzondering van de hogescholen en de hogere kunstscholen.

HOOFDSTUK II. - Definities.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit geven de onderstaande uitdrukkingen respectievelijk aan :
  1° "academiejaar" : de periode tijdens welke cursussen, oefeningen en seminaries gegeven worden en die nader bepaald is in artikel 21 van Ons besluit van 1 augustus 1977 tot vaststelling van het organiek reglement van de Rijksinrichtingen voor hoger onderwijs van het lange type en met volledig leerplan;
  2° "regelmatig ingeschreven student" : de student bedoeld bij artikel 1 van Ons besluit van 26 juli 1977 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de regelmatig ingeschreven studenten in het hoger onderwijs van het lange type;
  3° "onderwijsactiviteiten" :
  a) de theoretische cursussen, de oefenlessen, de studiebureaus, de practica, de laboratoria, de seminaries en de projecten, die voorkomen op de algemene lesrooster;
  b) de verhandelingen, werken en projecten tot voltooiing van de studiën;
  c) de stages opgelegd bij het programma, individueel of in groep georganiseerd, met een minimumduur van drie weken in elke cyclus, te kiezen buiten de andere onderwijsactiviteiten.
  De Pedagogische Raad kan echter volledig of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting in de eerste cyclus een stage door te maken, aan elke student die het bewijs van een gelijkwaardige activiteit levert;
  4° "vrijstelling van examens" : de vrijstellingen bedoeld in artikel 9, § 2, van de wet van 7 juli 1970, verleend overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door Ons besluit van 28 december 1977, gewijzigd bij dat van 30 oktober 1978;
  5° "vrijstelling inzake studieduur" : de vrijstellingen bedoeld in artikel 9, § 3, van de wet van 7 juli 1970 en in artikel 3 van Ons bovenbedoeld besluit van 28 december 1977;
  6° "Raad van beheer" en "Pedagogische raad" : de organen bedoeld in hoofdstuk I van Ons bovenbedoeld besluit van 1 augustus 1977 wat betreft de Rijksinrichtingen voor hoger onderwijs van het lange type en de organen die gelden als zodanig in de door de Staat gesubsidieerde inrichtingen voor hoger onderwijs van het lange type;
  7° "proef" : toets voor de controle van de kennis van een bepaald vak;
  8° "examen" : de gezamenlijke proeven voor een zelfde studiejaar;
  9° "eindexamen" : de gezamenlijke proeven voor het behalen van de graad en van het diploma;
  10° "zittijd" : periode van het academiejaar, waarin de examencommissie zitting heeft.

HOOFDSTUK III. - Onderwijsactiviteiten en academiejaar.
Art.3. De onderwijsactiviteiten buiten die bepaald sub b) en c) van bovenstaand artikel 2, 3°, zijn ingedeeld in tranches van zestig minuten, die eventueel gesplitst worden in twee gedeelten van elk dertig minuten.

Art.4. In afwijking van artikel 21, § 2, van Ons besluit van 1 augustus 1977 is ieder Inrichtend Bestuur ertoe gemachtigd te voorzien in bepaalde onderwijsactiviteiten, gedurende de periode gaande van half september tot de eerste maandag van oktober.

HOOFDSTUK IV. - De studenten.
Art.5. § 1. Niemand wordt als regelmatig ingeschreven student tot een inrichting voor hoger onderwijs van het lange type toegelaten, zo hij niet voldoet aan de voorwaarden vastgesteld bij de wettelijke en reglementaire bepalingen terzake.
  § 2. Geen enkel student mag voor hetzelfde studiejaar een derde inschrijving nemen in een identieke specialiteit of afdeling.
  § 3. Onze Minister van Onderwijs kan echter op eensluidend advies van de Pedagogische Raad van de inrichting een student de uitzonderlijke toelating verlenen, hetzelfde studiejaar een derde maal te beginnen, indien de aangevoerde omstandigheden zulks verantwoorden.

Art.6. § 1. Elke student is ertoe gehouden, het studieprogramma van het jaar, waarvoor hij ingeschreven is, nauwgezet en regelmatig te volgen. Hij verliest de hoedanigheid van regelmatig student als hij meer dan zestig halve dagen ongewettigde afwezigheid telt.
  § 2. Het huishoudelijk reglement van de inrichting bepaalt de wijze waarop de presenties worden nagegaan en gecontroleerd, alsook de tuchtstraffen voor in gebreke blijvende studenten.
  Het bepaalt ook de uiterste datum van inschrijving voor de cursussen, die niet later mag vallen dan 15 november van het beschouwde academiejaar.
  Het bepaalt bovendien de datum van inschrijving en de andere voorwaarden voor toelating tot het examen.
  § 3. De bepaling in § 2 hierboven geldt niet voor de student die tijdens het academiejaar van inrichting verandert wegens overmacht, waarover de Pedagogische Raad van zijn nieuwe inrichting oordeelt.

Art.7. § 1. Vrije cursisten kunnen er door de Raad van Beheer toe gemachtigd worden één of meer onderwijsactiviteiten te volgen, zonder dat zij hoeven te voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bedoeld in artikel 5.
  § 2. Hun wordt een attest van gevolgde studiën verstrekt en, gebeurlijk, een getuigschrift waaruit de behaalde uitslagen blijken.

HOOFDSTUK V. - Overgangsvoorwaarden.
Art.8. § 1. De examens kunnen afgelegd worden, hetzij ten overstaan van een examencommissie van een inrichting, hetzij ten overstaan van de examencommissie van de Staat.
  § 2. Niemand mag zich in dezelfde zittijd voor de examencommissie van een inrichting en voor de examencommissie van de Staat aanmelden.

Art.9. § 1. In een zelfde inrichting moet elke student, voor de overgang naar een ander studiejaar dan het eerste, geslaagd zijn voor het examen over de leerstof van het programma van het vorige studiejaar.
  § 2. Onze Minister van Onderwijs kan evenwel, op met redenen omkleed advies van de Pedagogische Raad van de inrichting, de student die na het studiejaar waarvoor hij voor het eerst ingeschreven was voor het examen zakt, de toelating geven om de onderwijsactiviteiten van het volgende studiejaar te volgen. Die student mag zich voor het examen van dit studiejaar pas aanmelden nadat hij geslaagd is voor de proeven over de leerstof van het vorige studiejaar, waarvoor hij niet geslaagd was; hij moet deze proeven voor de 1ste februari van het lopende academiejaar afleggen.
  § 3. Bedoelde toelating kan niet gegeven worden zo de student niet geslaagd is voor een leerstof overeenstemmend met meer dan één vijfde van de totale lesrooster van het programma van het beschouwde studiejaar.
  <Voor de Franse Gemeenschap wordt aan artikel 9 een § 4 toegevoegd, luidend als volgt : " § 4. De raad van bestuur of het orgaan dat die raad vervangt kan, op met redenen omkleed advies van de pedagogische raad, studenten die in dezelfde inrichting een jaar overdoen, van bepaalde activiteiten vrijstellen binnen de perken en op de voorwaarden die hierna gesteld worden :
  a. de student moet ten minste één volledige examenzitting hebben afgelegd en ten minste 50 % van het totaal van de punten behaald hebben;
  b. voor de onderwijsactiviteiten waarvan hij vrijgesteld is, moet hij ten minste 12/20 van de punten behaald hebben;
  c. het uurrooster van deze activiteiten mag niet meer behelzen dan één vierde van het uurrooster van het studiejaar. " (BFG 1994-09-01/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-1994)>

Art.10. § 1. De vrijstellingen van proeven en de vrijstellingen inzake studieduur worden verleend door de Minister tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort, op voorstel van de Pedagogische Raad.
  § 2. De Pedagogische Raad houdt rekening met het belang van de onderwijsactiviteiten, die voorheen met welslagen werden volbracht gedurende één of meer jaren in het universitair onderwijs, in hoger onderwijs van het lange type of in het hoger onderwijs van het korte type.

Art.11. Elke student die van inrichting verandert in de loop van een studiecyclus, legt gebeurlijk aanvullende proeven af, bepaald door de Pedagogische Raad, om de verschillen op te vangen tussen de programma's van de twee inrichtingen.

HOOFDSTUK VI. - De bekrachtiging van de studiën en de inrichting van de examens.
Art.12. § 1. Niemand mag aan meer dan twee zittijden deelnemen in een zelfde academiejaar.
  § 2. Onverminderd artikel 5, § 3, kan niemand meer dan viermaal hetzelfde examen afleggen in de loop van ten hoogste twee academiejaren.

Art.13. § 1. Behoudens gevallen van overmacht, waarover de Pedagogische Raad van de inrichting oordeelt, moet de student het examen in de eerste zittijd afleggen.
  § 2. Een zittijd omvat de examens, de deliberatie en de bekendmaking van de beslissingen van de examencommissies over alle activiteiten voorkomend op het studieprogramma van één jaar.

Art.14. § 1. De proeven zijn schriftelijk en/of mondeling. De mondelinge proeven zijn openbaar.
  De in de loop van het jaar toegekende waardecijfers kunnen in aanmerking komen voor het toekennen van de eindcijfers.
  § 2. Op voorstel van de Pedagogische Raad bepaalt de Raad van beheer het maximumaantal punten respectievelijk toegekend voor iedere onderwijsactiviteit.
  § 3. De termijnen van inschrijving voor de examens, alsmede de uurroosters van de examens, worden in de inrichting ad valvas bekendgemaakt.

HOOFDSTUK VII. - De examencommissies van de inrichtingen.
Afdeling 1. - Samenstelling.
Art.15. § 1. De examencommissies worden voorgezeten door de directeur van de inrichting of, in diens afwezigheid, door zijn vertegenwoordiger.
  Iedere examencommissie bestaat uit de leden van het onderwijzend personeel, die instonden voor de onderwijsactiviteiten die door de student gevolgd werden.
  § 2. De examencommissie voor het eindexamen van de eerste en de tweede cyclus wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van het Inrichtend bestuur van de inrichting of zijn gemachtigde.
  Ze bestaat uit de leden van het onderwijzend personeel, die instonden voor de onderwijsactiviteiten van het laatste jaar van de betrokken cyclus.
  § 3. Iedere examencommissie kan nog leden tellen, die niet tot de inrichting behoren en die gekozen werden door het Inrichtend bestuur op de voordracht van de Raad van beheer. Zij hebben medebeslissende stem. Het aantal niet tot de inrichting behorende personen mag echter niet meer bedragen dan één derde van het totaal.

Art.16. Niemand mag een examen afnemen of deelnemen aan de deliberatie van zijn (haar) echtgeno(o)t(e), van een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad.

Afdeling 2. - De examenzittijden.
Art.17. Het secretariaat van de examencommissie wordt waargenomen door en lid van het onderwijzend personeel, aangesteld door de Raad van beheer.

Art.18. De leden van de examencommissies, met uitzondering van de personen die niet tot de inrichting behoren, hebben de verplichting aanwezig te zijn, behoudens in geval van behoorlijk verantwoorde overmacht.

Art.19. De examenzittijden worden gesloten zodra al de beslissingen van de examencommissies bekendgemaakt zijn.

Afdeling 3. - De deliberaties van de examencommissies.
Art.20. § 1. De examencommissie bedoeld in artikel 15, §§ 1 en 2, hierboven beslist geldig indien ten minste 2/3 van haar leden aanwezig zijn.
  § 2. De beslissingen van de examencommissie worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen door de aanwezige leden. Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter.
  § 3. De examencommissie legt de Pedagogische Raad van de inrichting de gevallen voor, waarop artikel 9, § 2, toepasselijk is.

Art.21. § 1. De examencommissie verklaart voor geslaagd de student die ten minste 50 % van de punten voor elke proef en 60 % van de punten voor het examen behaald heeft.
  Zij delibeert collegiaal en soeverein over het toelaten, afwijzen of uitstellen van de andere studenten en over de toekenning van de vermeldingen.
  § 2. Zij kent één van de vermeldingen (met voldoening, met onderscheiding, met grote onderscheiding, met de grootste onderscheiding) toe aan de student die in totaal 60, 70, 80 of 90 % van de punten behaalt.
  § 3. Zij beslist of de vermelding : met onderscheiding, met grote onderscheiding of met de grootste onderscheiding kan worden toegekend aan de student die voor één of meer onderwijsactiviteiten minder dan 50 % behaalde.

Art.22. § 1. Elke deliberatie van een examencommissie wordt door de voorzitter voor gesloten verklaard zodra een beslissing genomen is over ieder van de betrokken studenten. Hij roept de uitslagen in het openbaar en op staande voet af. Hij maakt de naam en voornaam van de studenten die het voordeel genieten van de bepalingen van de onderstaande artikelen 24 en 25 genieten, ad valvas bekend.
  § 2. Een betwisting over een materiële vergissing moet binnen ten hoogste vier dagen na de openbare afroeping van de uitslagen aanhangig gemaakt worden bij de voorzitter of zijn gemachtigde, die een beperkte examencommissie bestaande uit de secretaris en ten minste twee leden van de examencommissie die gedelibereerd heeft moet bijeenroepen.
  Deze beperkte examencommissie spreekt zich binnen achtenveertig uur over het betwiste geval uit.

Art.23. § 1. De deliberaties van een examencommissie zijn geheim.
  § 2. De beslissingen tot uitstel of afwijzing moeten met redenen bekleed worden.
  § 3. De reden van een uitstel of van een afwijzing waarvan akte genomen is in het proces-verbaal wordt binnen de drie dagen na de openbare bekendmaking van de uitslagen door de voorzitter of door de secretaris van de examencommissie medegedeeld aan iedere examinandus die erom verzoekt.

Art.24. _
  § 1. De afgewezen examinandus mag zich slechts na verloop van één academiejaar opnieuw aanmelden.
  De uitgestelde examinandus mag zich voor de tweede zittijd aanmelden.
  § 2. Voor zover de examinandus aan het geheel van de proeven deelnam, kan de examencommissie van de inrichting hem vrijstellen van het opnieuw afleggen van de proeven waarvoor hij tijdens de eerste zittijd slaagde met ten minste 60 % der punten.
  § 3. In het architectuuronderwijs mag het waardecijfer voor het architectuurproject overgedragen worden als de student voor deze proef ten minste 50 % van de punten behaalde.

Afdeling 4. - Het eindexamen.
Art.25. § 1. Het eindexamen omvat de proeven in verband met alle onderwijsactiviteiten voorkomend op het studieprogramma van het laatste jaar met inbegrip van het indienen en verdedigen van een verhandeling, een werk of een project tot voltooiing van de studiën, principieel de laatste proef van de eerste zittijd.
  § 2. In afwijking van artikel 24, § 2, hierboven kan de verhandeling, het werk of het project tot voltooiing van de studiën in sommige gevallen waarover de Pedagogische Raad van de inrichting zich uitspreekt, in de tweede zittijd worden ingediend en verdedigd, eventueel met de proeven waarvan de student niet vrijgesteld is.
  § 3. In uitzonderlijke omstandigheden kan Onze Minister van Onderwijs op eensluidend advies van de Pedagogische Raad van de inrichting de student die voor alle andere proeven van het programma van het laatste studiejaar geslaagd is, toelating geven om de verhandeling, het werk of het project tot voltooiing van de studiën in te dienen en te verdedigen op een datum die niet later mag vallen dan de 1e februari van het volgende academiejaar.

Art.26. Het ontwerp van de verhandeling, het werk of het project tot voltooiing van de studiën moet goedgekeurd worden door de Pedagogische Raad. Het moet verband houden met de leerstof en met de finaliteit van de afdeling of van de optie.

Art.27. § 1. Onder de leden van het onderwijzend personeel wijst de Pedagogische Raad één of meer promotors aan, die belast zijn met de begeleiding bij het stellen van de verhandeling, bij het verwezenlijken van het werk of project tot voltooiing van de studiën, of erkent hij die promotor(s) in voorkomend geval.
  § 2. De verhandeling, het werk of het project tot voltooiing van de studiën wordt beoordeeld door de promotor(s) eventueel bijgestaan door één of meer niet tot de inrichting behorende personen, die om hun bijzondere bevoegdheid gekozen zijn door het Inrichtend bestuur.

Afdeling 5. - De diploma's.
Art.28. Geen enkel diploma mag aan zijn titularis worden uitgereikt, zo het niet bekleed is met de handtekening van de vertegenwoordiger van de Minister en met het zegel van het departement.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.29. Het koninklijk besluit van 10 oktober 1979 houdende algemene regeling van de studiën in het hoger onderwijs van het lange type en met volledig leerplan, wordt opgeheven.

Art.30. Dit besluit treedt in werking met ingang van het academiejaar 1983-1984.

Art. 31. Onze Minister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 22 februari 1984.
  BOUDEWIJN
  Van Koningswege :
  De Minister van Onderwijs,
  A. BERTOUILLE