Details





Titel:

19 JULI 1983. - [Wet op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst]. <opschrift gewijzigd bij W 1987-07-24/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> - (WAALS GEWEST)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-08-2016 en tekstbijwerking tot 09-04-2019)



Inhoudstafel:

TITEL I. TOEPASSINGSGEBIED.
Art. 1-2
TITEL II. DE LEEROVEREENKOMST.
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 3-16
HOOFDSTUK II. VERPLICHTINGEN VAN DE PARTIJEN.
Art. 17-31
HOOFDSTUK III. - (SCHORSING EN VERLENGING VAN DE UITVOERING VAN DE LEEROVEREENKOMST.) <W 1992-07-20/31, art. 10, Inwerkingtreding : 01-09-1992>
Art. 32-34, 34bis
HOOFDSTUK IV. EINDE VAN DE LEEROVEREENKOMST.
Art. 35-37, 37bis, 38-40, 40bis, 41-42
TITEL III. ORGANISATIE VAN DE LEERTIJD UITVOERINGS- EN CONTROLEORGANEN.
HOOFDSTUK I. - (Ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 18, Inwerkingtreding : 01-01-1998) Algemene bepalingen.
Art. 43-49, 49bis, 50-52
HOOFDSTUK II. <Opgeheven bij DWG 2016-07-20/10, art. 21-25, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>
Art. 53-57
HOOFDSTUK III. - (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 37, Inwerkingtreding : 01-01-1998) Bepalingen met betrekking tot de financiering van het leerlingwezen.
Art. 58-60
TITEL IIIbis. [1 - TOEZICHT EN CONTROLE.]1
Art. 60bis
TITEL IV. - SLOTBEPALINGEN.
Art. 61-65



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. _ TOEPASSINGSGEBIED.
Artikel 1.<W 1987-07-24/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> De bepalingen van deze wet hebben betrekking op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst met uitzondering van de dienstboden.
  Deze bepalingen zijn niet van toepassing op de koopvaardij en de zeevisserij.
  [1 De Waalse Regering kan, na de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië) en, in voorkomend geval, na de bevoegde commissie industriële leerovereenkomst te hebben geraadpleegd, zoals bepaald in artikel 13, het toepassingsgebied van deze wet uitbreiden tot de in het tweede lid uitgesloten activiteitssectoren.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.2.[1 In de ondernemingen die minder dan vijftig werknemers tewerkstellen is deze wet niet van toepassing op de beroepen waarvoor alternerende overeenkomsten aangegaan kunnen worden overeenkomstig het kaderakkoord tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding, gesloten te Brussel op 24 oktober 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie en van zijn uitvoeringsbesluiten.
   Na het advies van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië) te hebben ingewonnen en op voorstel van een commissie industriële leerovereenkomst, hierna de "commissie C.A.I." genoemd, kan de Waalse Regering evenwel toelaten dat in de ondernemingen bedoeld in het eerste lid, industriële leerovereenkomsten, hierna "C.A.I." genoemd, gesloten worden overeenkomstig deze wet voor de in het eerste lid bedoelde beroepen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

TITEL II. _ DE LEEROVEREENKOMST.
HOOFDSTUK I. _ ALGEMENE BEPALINGEN.
Art.3. De leerovereenkomst is een overeenkomst voor bepaalde tijd waarbij de patroon de verbintenis aangaat de leerling een opleiding te verstrekken of te laten verstrekken met het oog op het uitoefenen van het gekozen beroep, en waarbij de leerling zich ertoe verbindt de praktijk van het beroep onder het gezag van de patroon aan te leren en onder diens toezicht de voor zijn opleiding noodzakelijke leergangen te volgen.

Art.4. (§ 1. De leerovereenkomst kan enkel gesloten worden door een jongere die voldaan heeft aan de voltijdse leerplicht.
  Bovendien moet de leerovereenkomst, wat de leerling betreft, gesloten worden vóór de leeftijd van 18 jaar.) <W 1998-05-06/35, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  § 2. (In afwijking van § 1, kan het in artikel 47 bedoeld leerreglement de in § 1, tweede lid, bepaalde leeftijdsgrens verhogen en de eventuele voorwaarden bepalen waaronder de verhoogde leeftijdsgrens toegepast mag worden.) <W 2007-04-25/38, art. 64, 007; Inwerkingtreding : 18-05-2007>

Art.5. (§ 1. De leerovereenkomst mag enkel worden gesloten voor de beroepen die overeenkomstig artikel 47 in het leerreglement werden vastgesteld.
  De leerovereenkomst mag enkel gesloten worden door een overeenkomstig artikel 43 erkende patroon.
  De jongere die voor een bepaald beroep met succes een volledige opleidingscyclus heeft beëindigd en aldus in het bezit is van een diploma of getuigschrift dat bewijst dat hij in dat beroep een zekere scholingsgraad bezit, mag geen leerovereenkomst meer sluiten met het oog op het bereiken van diezelfde scholingsgraad in dat beroep.
  § 2. De leerovereenkomst die werd gesloten in strijd met een van de bepalingen van § 1, wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst.) <W 1998-05-06/35, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.6. (Elke leerovereenkomst moet voor iedere leerling afzonderlijk, schriftelijk en volgens het in het artikel 47 bedoeld leerreglement vastgesteld model van leerovereenkomst worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de leerling in dienst treedt.) <W 1998-05-06/35, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.7.De leerovereenkomst bevat tenminste de volgende bepalingen en vermeldingen:
  1° de aard, het voorwerp en de duur van de leerovereenkomst;
  2° (de naam, voornamen, datum van geboorte en woonplaats van de patroon, alsook de datum waarop hij overeenkomstig artikel 43 werd erkend voor het beroep, voor het aanleren waarvan de leerovereenkomst wordt gesloten;) <W 1998-05-06/35, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  3° de zetel van de onderneming en de plaats waar de opleiding geschiedt;
  4° de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, woonplaats en nationaliteit van de leerling;
  5° de naam, voornamen, woonplaats en nationaliteit van de wettelijke vertegenwoordiger (vader, moeder, voogd);,
  5°bis (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-1998) in voorkomend geval, de naam, voornamen, datum van geboorte en woonplaats van de opleidingsverantwoordelijke, alsook de datum waarop hij overeenkomstig artikel 43 werd erkend voor het beroep, voor het aanleren waarvan de leerovereenkomst wordt gesloten;
  6° (in voorkomend geval, de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, woonplaats en nationaliteit van de instructeur, alsook het aantal jaren praktijk van deze laatste in het door de leerling gekozen beroep;) <W 1987-07-24/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987>
  6°bis (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-1998) de benaming en het adres van de instelling waar de leerling de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming volgt;
  7° de datum van inwerkingtreding van de leerovereenkomst;
  8° de duur van de proeftijd wanneer deze meer dan een maand beloopt;
  8°bis (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 6, Inwerkingtreding : 01-01-1998) het alterneringsschema, waarin enerzijds de tijdstippen vermeld worden waarop de leerling de praktische opleiding in de onderneming volgt, en anderzijds de tijdstippen waarop hij de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming volgt, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het in artikel 47 bedoeld leerreglement;
  9° (het bedrag van de aan de leerling te betalen vergoeding, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 25;) <W 1998-05-06/35, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  10° [1 De rechten en]1 de verplichtingen van de partijen;
  11° het overeenkomstig artikel 47 opgesteld leerreglement;
  12° het door de patroon opgesteld individueel opleidingsprogramma overeenkomstig artikel 23.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.8. Onverminderd de bepalingen van artikel 5, (§2), is elke leerovereenkomst waarbij een patroon een leerling in dienst neemt om hem een opleiding te verstrekken nietig indien zij niet is gesloten overeenkomstig de bepalingen van deze wet. <W 1998-05-06/35, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.9. De nietigheid van de leerovereenkomst bedoeld in artikel 8 kan niet worden ingeroepen ten aanzien van de rechten van de leerling die voortvloeien uit de toepassing van deze wet.
  Hetzelfde geldt wanneer de nietigheid van de leerovereenkomst voortvloeit uit een inbreuk op de bepalingen die de arbeidsverhoudingen regelen of uit de uitvoering van praktische taken in de speelzalen.

Art.10. Alle met de bepalingen van deze wet en van de besluiten tot uitvoering ervan strijdige bedingen zijn nietig voor zover zij ertoe strekken de rechten van de leerling in te korten of zijn verplichtingen te verzwaren.

Art.11. <W 1992-07-20/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992> De minderjarige is met uitdrukkelijke of stilzwijgende machtiging van zijn vader of van zijn moeder of van zijn voogd rechtsbekwaam een leerovereenkomst te sluiten en te beëindigen.
  Bij ontstentenis van die machtiging kan de jeugdrechtbank die verlenen op verzoek van het openbaar ministerie of van een familielid. De vader, de moeder of de voogd wordt vooraf gehoord of opgeroepen.

Art.12. <W 1992-07-20/31, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992> De leerovereenkomst wordt geacht een proeftijd te bevatten waarvan de duur niet minder dan één maand en niet meer dan drie maanden mag bedragen.
  Indien de leerovereenkomst geen proeftijd vermeldt of de duur ervan niet duidelijk bepaalt, bedraagt hij één maand.

Art.13.<W 1987-07-24/32, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> (De duur van de leerovereenkomst is gelijk aan de in het in artikel 47 bedoeld leerreglement vastgestelde duur van de leertijd, zonder minder dan zes maanden te mogen bedragen.) <W 1998-05-06/35, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  Indien het aanleren van een beroep het vereist, kan de leerling, met de instemming van [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1, één of meer opeenvolgende leerovereenkomsten sluiten met verschillende patroons. (In dit geval kan [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 voor elke leerovereenkomst een duur vaststellen die minder dan zes maanden bedraagt, zonder dat echter die duur minder dan drie maanden mag bedragen.) <W 1992-07-20/31, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.14. De leerlingen en hun patroons mogen zich niet vooraf verbinden geschillen die uit de leerovereenkomst kunnen ontstaan aan scheidsrechters voor te leggen.

Art.15. Onverminderd het bepaalde in artikel 11, kan de rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen betreffende de in deze wet bedoelde leerovereenkomst een voogd ad hoc aanstellen om de verhinderde wettelijke vertegenwoordiger in het geding te vervangen.

Art.16. De rechtsvorderingen die uit de leerovereenkomst ontstaan, verjaren één jaar na het eindigen van deze leerovereenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn één jaar na het eindigen van deze leerovereenkomst mag overschrijden.

HOOFDSTUK II. _ VERPLICHTINGEN VAN DE PARTIJEN.
Art.17. De patroon en de leerling zijn elkaar eerbied en achting verschuldigd.
  Gedurende de uitvoering van de leerovereenkomst moeten zij de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen en doen in acht nemen.
  Zij zijn onderworpen aan de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

Art.18. De leerling is verplicht:
  1° zijn taken zorgvuldig, eerlijk en nauwkeurig te verrichten, op tijd, plaats en wijze zoals is overeengekomen;
  2° de vorming te volgen en zich aan te melden voor de proeven die overeenkomstig deze wet worden georganiseerd;
  3° te handelen volgens de bevelen en de instructies die hem worden gegeven door de patroon, zijn lasthebbers of zijn aangestelden, met het oog op de uitvoering van de leerovereenkomst;
  4° zowel gedurende de leerovereenkomst als na het beëindigen daarvan, zich ervan te onthouden:
  a) fabrieksgeheimen, zakengeheimen of geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden, waarvan hij door zijn aanwezigheid bij de patroon kennis kan hebben, bekend te maken;
  b) daden van oneerlijke concurrentie te verrichten of daaraan mede te werken;
  5° zich te onthouden van al wat schade kan berokkenen, hetzij aan zijn eigen veiligheid, hetzij aan die van zijn medeleerlingen en medewerknemers, van de patroon of van derden en zich inzonderheid te onderwerpen aan de voor het beroep geldende maatregelen inzake veiligheid en gezondheid;
  6° het hem toevertrouwde arbeidsgereedschap en de ongebruikte grondstoffen in goede staat aan de patroon terug te geven.

Art.19.Ingeval de leerling bij de uitvoering van zijn leerovereenkomst de patroon of derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor bedrog en zware schuld.
  [1 Onverminderd de bepalingen vastgelegd in een door koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst en op straffe van nietigheid mag niet worden afgeweken van de bij het eerste en het tweede lid vastgestelde aansprakelijkheid, tenzij, en alleen wat de aansprakelijkheid tegenover de patroon betreft, bij een besluit van de Waalse Regering.]1
  Op straffe van nietigheid mag niet worden afgeweken van de bij het eerste en het tweede lid vastgestelde aansprakelijkheid, tenzij, en alleen wat de aansprakelijkheid tegenover de patroon betreft, bij een door de Koning algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst.
  De patroon kan de vergoedingen en de schadeloosstellingen die hem krachtens dit artikel verschuldigd zijn en die na de feiten met de leerling zijn overeengekomen of door de rechter zijn vastgesteld, op de aan de leerling ter uitvoering van de leerovereenkomst te betalen vergoeding inhouden in de voorwaarden bepaald bij artikel 23 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.20. De leerling is niet verantwoordelijk voor de beschadigingen of de sleet, toe te schrijven aan het regelmatig gebruik van het voorwerp, noch voor het toevallig verlies ervan.
  Is het werk eenmaal in ontvangst genomen, dan is hij niet meer aansprakelijk voor het gebrekkig werk.

Art.21. De patroon is verplicht de leerling vóór zijn indiensttreding in de onderneming te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door de arbeidsgeneesheer.
  De leerovereenkomst heeft slechts uitwerking vanaf het ogenblik dat de leerling lichamelijk geschikt wordt bevonden voor de uitoefening van het beroep waarvoor de leertijd werd aangevat.

Art.22. <W 1987-07-24/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> (De patroon moet persoonlijk instaan voor de opleiding van de leerling.
  Indien hij evenwel niet over de in artikel 43 bepaalde praktijkervaring beschikt, of indien hij zelf reeds instaat voor de opleiding in een bepaald beroep en leerlingen wil opleiden in bijkomende beroepen, moet hij per beroep een opleidingsverantwoordelijke in de onderneming aanduiden.
  Eventueel duidt de patroon één of meer instructeurs aan die onder zijn verantwoordelijkheid of, in voorkomend geval, die van de opleidingsverantwoordelijke, belast worden met de opleiding van de leerling.
  De patroon is in elk geval verplicht dergelijke instructeur(s) aan te duiden, indien de overeenkomstig het tweede lid aangeduide opleidingsverantwoordelijke evenmin over de in artikel 43 bepaalde praktijkervaring beschikt.) <W 1998-05-06/35, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  Wanneer de onderneming een rechtspersoon is, is de patroon de natuurlijke persoon, belast met het effectieve beheer en gemachtigd deze rechtspersoon te binden.

Art.23.<W 1987-07-24/32, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> (De patroon of de opleidingsverantwoordelijke in de onderneming stelt voor elke leerling een individueel opleidingsprogramma op, dat opgemaakt wordt overeenkomstig het in artikel 50 bedoelde model van opleidingsprogramma. In voorkomend geval pleegt hij vooraf overleg met de instructeur belast met de opleiding van de leerling in de onderneming, evenals met de verantwoordelijke(n) van de instelling waar de theoretische en de algemene opleidingen zullen verstrekt worden.) <W 1992-07-20/31, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992>
  Dit opleidingsprogramma wordt opgenomen in een opleidingsboekje, bij te houden voor iedere leerling door de patroon, de opleidingsverantwoordelijke in de onderneming of de instructeur belast met de opleiding van de leerling in de onderneming.
  De patroon of de opleidingsverantwoordelijke in de onderneming deelt [1 aan de bevoegde C.A.I. commissie]1, op eigen initiatief of op diens verzoek, alle inlichtingen mede betreffende de opleiding van de leerling in de onderneming.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.24. De patroon is bovendien verplicht:
  1° erover te waken dat de vorming, zoals bepaald door de leerovereenkomst, gegeven wordt aan de leerling ten einde hem voor te bereiden op de uitoefening van het door hem gekozen beroep;
  2° (erover te waken dat het opleidingsboekje regelmatig, naar gelang van het verloop van de opleidingsactiviteiten, bijgehouden wordt door de opleidingsverantwoordelijke of de instructeur;) <W 1987-07-24/32, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987>
  3° de leerling in staat te stellen de voor zijn opleiding noodzakelijke leergangen te volgen;
  4° de leerling de voor zijn opleiding noodzakelijke taken te laten verrichten op de wijze, tijd en plaats zoals is overeengekomen en in overeenstemming met de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid, zo de omstandigheden dit vereisen en behoudens strijdige bepaling, door de voor het aanleren van het beroep nodige hulp, hulpmiddelen en grondstoffen ter beschikking te stellen;
  5° als een goed huisvader te zorgen dat de praktische taken worden verricht in behoorlijke omstandigheden met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de leerling overeenkomstig de voorschriften van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming waarvan de bepalingen betreffende de arbeidshygiëne alsmede de veiligheid en de gezondheid van de arbeiders ook gelden ten aanzien van de leerlingen die, voor de toepassing ervan, worden gelijkgesteld met de werknemers;
  6° de leerling geen praktische taken te doen verrichten die vreemd zijn aan het beroep waarvoor hij wordt gevormd, geen vormende waarde hebben, schadelijk kunnen zijn of die krachtens wettelijke en reglementaire bepalingen aan jonge werknemers van dezelfde leeftijd verboden zijn;
  7° de leerling er niet toe te verplichten sommige taken thuis te verrichten;
  8° de in artikel 25 bepaalde vergoeding te betalen op de wijze, tijd en plaats zoals is overeengekomen;
  9° de leerling behoorlijk te huisvesten en gezond en voldoende voedsel te verstrekken, ingeval hij de verbintenis heeft aangegaan om hem kost en inwoning te verschaffen;
  10° de leerling de nodige tijd te geven om zijn geloofsplichten alsmede zijn burgerlijke verplichtingen die uit de wet voortvloeien, te vervullen;
  11° de nodige zorg en aandacht te wijden aan het onthaal van de leerlingen;
  12° als een goed huisvader te zorgen voor het arbeidsgereedschap dat aan de leerling toebehoort alsmede voor de persoonlijke voorwerpen welke door deze laatste in bewaring moeten worden gegeven; in geen geval mag de patroon dat arbeidsgereedschap of die persoonlijke voorwerpen weigeren terug te geven.

Art.25.(§ 1. De leerling ontvangt van de patroon een maandelijkse leervergoeding die zowel voor de praktijkopleiding in de onderneming als voor de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming verschuldigd is.
  § 2. De berekeningswijze van de aan de leerling verschuldigde maandelijkse leervergoeding wordt bepaald in het in artikel 47 bedoeld leerreglement, zonder dat het aldus bekomen bedrag hoger mag zijn dan het op de leerling toepasselijk maximum, vastgesteld overeenkomstig het tweede lid van deze paragraaf
  [1 Na advies van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië) stelt de Waalse Regering het op de leerling toepasselijk maximum van de maandelijkse leervergoeding vast]1, in de vorm van een percentage van het nationaal gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, zoals bepaald voor de werknemers van 21 jaar bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
  Dit percentage varieert en evolueert in functie van criteria [1 die de Waalse Regering bepaalt, na advies van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië)]1.
  § 3. [1 Na advies van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië) bepaalt de Waalse Regering"]1 :
  1° de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke de patroon het bedrag van de in § 2 bedoelde maandelijkse leervergoeding mag verminderen wanneer de leerling ongewettigd afwezig is van de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming;
  2° de manier waarop het bedrag van de overeenkomstig § 2 vastgestelde maandelijkse leervergoeding moet afgerond worden.
  § 4. De in dit artikel bedoelde leervergoeding wordt beschouwd als loon in de zin van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.) <W 1998-05-06/35, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.26. De leerling mag niet tegen prestatieloon worden vergoed.

Art.27. <W 1992-07-20/31, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992> De patroon of de derde die de vergoeding eventueel is verschuldigd, stelt de minderjarige op geldige wijze zijn vergoeding ter hand, tenzij verzet is gedaan door de vader, de moeder of de voogd van de minderjarige.

Art.28. Indien het belang van de minderjarige dit vereist, kan de jeugdrechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of een lid van de familie, de minderjarige machtigen de vergoeding te ontvangen en er geheel of gedeeltelijk over te beschikken of voor hem een te allen tijde afzetbare bijzondere voogd aanstellen, gelast over deze vergoeding te beschikken voor de behoeften van de onmondige. De vader, de moeder of de voogd worden vooraf gehoord of opgeroepen.

Art.29. Bij het einde van de leerovereenkomst is de patroon verplicht de leerling (alle sociale documenten en) een getuigschrift te overhandigen waarop enkel de begin- en de einddatum van de leerovereenkomst en de aard van de verrichte taken worden vermeld. <W 1992-07-20/31, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992>
  Dat getuigschrift mag geen enkele andere vermelding bevatten, tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de leerling.

Art.30. De patroon is aansprakelijk voor het gebrekkig werk, te wijten aan de slechte hoedanigheid van de door hem geleverde grondstoffen, gegevens, gereedschappen of apparatuur.

Art.31. [1 De patroon mag als voorwaarde voor het in dienst nemen van een leerling aan de leerling niet de verplichting opleggen om een borgsom in te brengen, om, onder welke vorm dan ook, roerende effecten zoals obligaties, aandelen, deelbewijzen of participaties aan te kopen, erop in te schrijven of uit te wisselen of intrestaandelen te storten of geldsommen te overhandigen.
   Elk andersluidend beding is nietig.
   Bij overtreding van het eerste lid, is de patroon ertoe gehouden om de leerling de onrechtmatig van deze laatste geëiste sommen te betalen, verhoogd met 10 %, alsook de intresten tegen wettelijke intrestvoet vanaf de datum van de afgifte of betaling door de leerling. De rechter kan de leerling een hogere schadevergoeding toekennen wanneer die het bestaan en de omvang van de door hem geleden schade kan aantonen.]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 19, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

HOOFDSTUK III. - (SCHORSING EN VERLENGING VAN DE UITVOERING VAN DE LEEROVEREENKOMST.)
Art.32. (De uitvoering van de leerovereenkomst wordt geschorst onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde gevallen als die bepaald in de wetgeving die van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de werknemer die het beroep uitoefent dat het voorwerp uitmaakt van de leerovereenkomst en wiens vakbekwaamheid de leerling wil bereiken.
  Gedurende de schorsing van de uitvoering van de leerovereenkomst geniet de leerling, wat zijn vergoeding betreft, dezelfde waarborgen als die welke gelden voor het loon van de werknemer die het beroep uitoefent dat het voorwerp uitmaakt van de leerovereenkomst en wiens vakbekwaamheid de leerling wil bereiken.) <W 1998-05-06/35, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.33.(Wanneer de uitvoering van de leerovereenkomst geschorst wordt met ten hoogste een maand, kan de leerovereenkomst verlengd worden in onderlinge afspraak tussen de partijen. Zij bepalen eveneens in onderlinge afspraak de duur van de verlenging, die echter niet meer mag bedragen dan een maand.
  Wanneer de uitvoering van de leerovereenkomst geschorst wordt gedurende meer dan een maand, is de patroon verplicht [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 daarvan in kennis te stellen, en kan dit comité, onverminderd de bepalingen van artikel 39, de leerovereenkomst verlengen met een periode die het in overleg met de patroon en de verantwoordelijke(n) van de opleidingsinstelling bepaalt, teneinde de leerling in staat te stellen de proeven aan het einde van de leertijd af te leggen.
  De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing wanneer de leerovereenkomst eindigt tijdens de schorsing van de uitvoering ervan.) <W 1998-05-06/35, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.34. De patroon kan tegen derden die aansprakelijk zijn voor de ongevallen, de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar of van het werk en de beroepsziekten die een schorsing van de uitvoering van de leerovereenkomst hebben veroorzaakt, een rechtsvordering instellen tot terugbetaling van de vergoeding die aan het slachtoffer is betaald en van de sociale bijdragen waartoe hij door de wet of door een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst is gehouden.

Art. 34bis.<Ingevoegd bij W 1992-07-20/31, art. 13, Inwerkingtreding : 01-09-1992> Wanneer de leerling niet voldaan heeft voor de overeenkomstig de wet georganiseerde proeven, kan de leerovereenkomst, onverminderd de bepalingen van artikel 33, verlengd worden onder de door [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 bepaalde voorwaarden en modaliteiten. [1 De bevoegde C.A.I. commissie]1 bepaalt de duur van deze verlenging om het de leerling mogelijk te maken de eindproeven van het leerlingwezen alsnog of opnieuw af te leggen, rekening houdend met de mogelijkheden die door de wetgeving betreffende het onderwijs worden geboden.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

HOOFDSTUK IV. _ EINDE VAN DE LEEROVEREENKOMST.
Art.35. Behoudens de algemene wijzen waarop de verbintenissen tenietgaan, neemt de leerovereenkomst een einde:
  1° door de afloop van de termijn;
  2° door de dood van de leerling;
  3° door overmacht, wanneer deze tot gevolg heeft dat de uitvoering van de leerovereenkomst voorgoed onmogelijk wordt;
  4° door de wil van één der partijen, tijdens de proeftijd of ingeval een dringende reden tot beëindiging bestaat;
  5° (...) <W 1998-05-06/35, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  6° op verzoek van de leerling wanneer zich één der gevallen voordoet, voorzien in artikel 36, eerste of tweede lid;
  7° wanneer de patroon de verplichtingen niet nakomt die hem zijn opgelegd door artikel 24 van deze wet en door de opleidingsprogramma's bedoeld in de artikelen 23 en 50. De beëindiging van de leerovereenkomst houdt voor de patroon de verplichting in aan de leerling de vergoeding, bepaald in artikel 38, te betalen evenals een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan het minimum brutoloon van drie maanden bepaald volgens de loonschaal die van toepassing is in de onderneming en waarop een werknemer wiens vakbekwaamheid de leerling beoogt te bereiken, aanspraak kan maken.

Art.36. Het overlijden, het faillissement of het kennelijk onvermogen van de patroon, evenals de sluiting van een onderneming die voortvloeit uit de maatregelen getroffen met toepassing van de wetgeving of de reglementering betreffende de vrijwaring van het leefmilieu maakt geen einde aan de leerovereenkomst voor zover zulks niet de definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming tot gevolg heeft.
  In geval van overname door een andere patroon, van samensmelting of opslorping van de onderneming, is de nieuwe patroon ertoe gehouden de door de vroegere patroon ten aanzien van de leerling aangegane verbintenissen na te komen.

Art.37. Elke partij kan de leerovereenkomst zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn beëindigen om een dringende reden die aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten en onverminderd alle eventuele schadeloosstellingen.
  Onder "dringende reden" wordt verstaan de ernstige tekortkoming die elke samenwerking in het kader van de opleiding tussen de patroon en de leerling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
  Ontslag om een dringende reden mag niet meer worden gegeven wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich erop beroept.
  Alleen de dringende reden waarvan kennis is gegeven bij een ter post aangetekende brief, verzonden binnen drie werkdagen na het ontslag, kan worden aangevoerd ter rechtvaardiging van het ontslag voor het verstrijken van de termijn.

Art. 37bis.(ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 14, Inwerkingtreding : 01-01-1998) § 1. Na de proeftijd kan elk van de partijen de leerovereenkomst zonder opzegtermijn noch verbrekingsvergoeding opzeggen, wanneer er ernstige twijfels over rijzen dat de opleiding tot een goed einde kan worden gebracht en het derhalve niet zinvol lijkt ze voort te zetten.
  Indien de opzegging uitgaat van de leerling, geschiedt de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, door afgifte van een geschrift aan de patroon. De handtekening van de patroon op het duplicaat van dit geschrift geldt enkel als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De kennisgeving kan ook geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot.
  Indien de opzegging uitgaat van de patroon, kan de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, enkel geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, met dien verstande dat de leerling die nietigheid niet kan dekken en dat ze door de rechter van ambtswege wordt vastgesteld.
  Op straffe van nietigheid dient de kennisgeving van de opzegging omstandig de motivatie van de opzegging van de leerovereenkomst te vermelden, meer bepaald de feiten op grond waarvan de partij die de overeenkomst opzegt van oordeel is dat de opleiding niet tot een goed einde gebracht zal kunnen worden en het niet zinvol is de uitvoering van de leerovereenkomst voort te zetten.
  § 2. In geval van betwisting van de in § 1, vierde lid, bedoelde motivatie, kan de meest gerede partij tegen de opzegging van de leerovereenkomst beroep aantekenen bij [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1.
  Op straffe van nietigheid dient dit beroep ingesteld te worden binnen de 15 dagen na de ontvangst van de kennisgeving van de opzegging en bij een ter post aangetekende brief die gericht wordt aan de voorzitter van [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 en waarbij in bijlage een afschrift van de kennisgeving van de opzegging moet worden gevoegd.
  § 3. [1 De bevoegde C.A.I. commissie]1 dient zich binnen de 60 dagen na de verzending van de in § 2, tweede lid, bedoelde ter post aangetekende brief, uit te spreken over de gegrondheid van de opzegging van de leerovereenkomst.
  [1 Hierbij dient de bevoegde C.A.I. commissie]1 de bij de leerovereenkomst betrokken partijen te horen.
  De patroon is ertoe gehouden de leerling in staat te stellen aanwezig te zijn op de vergadering van [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 tijdens dewelke de partijen overeenkomstig het vorige lid gehoord worden.
  Indien de voor de opzegging aangevoerde motivatie verband houdt met de aanvullende theoretische opleiding, de relatie tussen de praktische en de aanvullende theoretische opleiding of de relatie tussen de patroon en de instelling waar de aanvullende theoretische opleiding verstrekt wordt, [1 dient de bevoegde C.A.I. commissie]1 de verantwoordelijke(n) van die instelling een verslag te vragen.
  § 4. Indien [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 oordeelt dat de opzegging van de leerovereenkomst niet of onvoldoende gegrond was, [1 en het bij haar aangetekend beroep inwilligt]1 :
  a) dient de uitvoering van de leerovereenkomst voortgezet te worden, indien de betrokken partijen daarmee akkoord gaan, of
  b) dient de partij die de opzegging heeft gegeven, aan de andere partij de in artikel 38 bepaalde verbrekingsvergoeding te betalen, overeenkomstig de bepalingen van dat artikel.
  Indien [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 zich niet binnen de in § 3, eerste lid, bepaalde termijn uitspreekt, wordt het beroep geacht ongegrond te zijn.
  § 5. Na het verstrijken van de in § 3, eerste lid, bepaalde termijn, [1 of nadat de bevoegde C.A.I. commissie zich overeenkomstig § 4 heeft uitgesproken]1, kan de meest gerede partij de zaak alsnog aanhangig maken bij de arbeidsrechtbank.
  § 6. Wanneer tegen de opzegging van de leerovereenkomst geen beroep wordt ingesteld, of wannneer het beroep ongegrond wordt verklaard, of wanneer § 4, eerste lid, b), van toepassing is, eindigt de leerovereenkomst, naargelang het geval, op de dag van de ontvangst van het in § 1, tweede lid, bedoeld geschrift of van het in § 1 bedoeld gerechtsdeurwaardersexploot, of op de dag waarop de in § 1 bedoelde ter post aangetekende brief uitwerking heeft.
  Indien de uitvoering van de leerovereenkomst overeenkomstig § 4, eerste lid, a), wordt voortgezet, wordt de periode tussen, enerzijds, de dag van de ontvangst van het in § 1, tweede lid, bedoeld geschrift of van het in § 1 bedoeld gerechtsdeurwaardersexploot, of de dag waarop de in § 1 bedoelde ter post aangetekende brief uitwerking heeft, en, anderzijds, de datum van [1 de uitspraak van de bevoegde C.A.I. commissie]1, beschouwd als een schorsing van de leerovereenkomst.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.38. Behalve in de gevallen bepaald in (artikel 35, 4° en 6°, en onverminderd artikel 37bis) geeft de beëindiging van de leerovereenkomst zonder dringende reden aanleiding tot betaling van een vergoeding die gelijk is aan het bedrag van de vergoeding die verschuldigd is aan de leerling voor een periode van drie maanden of anderhalve maand, naargelang het ontslag door de patroon of door de leerling wordt gegeven. <W 1998-05-06/35, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.39. Onverminderd de bepalingen van artikel 35, 4°,en van artikel 37bis), kan de patroon de overeenkomst die sinds meer dan zes maanden wegens ongeval of ziekte is geschorst, beëindigen mits hij de leerling de in artikel 38 bepaalde vergoeding betaalt. <W 1998-05-06/35, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.40. Gedurende de tweede en de derde maand van de proeftijd kan elke partij de leerovereenkomst beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven dagen die ingaat op de dag volgend op die waarop de opzegging werd gegeven. Wanneer een dergelijke opzegging tijdens de eerste maand wordt gegeven, dan heeft de beëindiging ten vroegste op de laatste dag van deze maand uitwerking.
  (Op straffe van nietigheid dient de kennisgeving van de opzegging het begin en de duur van de opzeggingstermijn te vermelden.
  Indien de opzegging uitgaat van de leerling, geschiedt de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, door afgifte aan de patroon van een geschrift. De handtekening van de patroon op het duplicaat van dit geschrift geldt enkel als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De kennisgeving kan ook geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot.
  Indien de opzegging uitgaat van de patroon, kan de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, enkel geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, met dien verstande dat de leerling die nietigheid niet kan dekken en dat ze door de rechter van ambtswege wordt vastgesteld.) <W 1992-07-20/31, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992>
  Gedurende de opzeggingstermijn mag de leerling gedurende twee halve dagen per week afwezig zijn met behoud van zijn recht op vergoedingen om een nieuwe patroon of een werkgever te zoeken.
  Gedurende de proeftijd mag de patroon bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval die meer dan één maand duurt, de leerovereenkomst zonder vergoeding beëindigen.

Art. 40bis.(ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 17, Inwerkingtreding : 01-01-1998) De patroon is verplicht [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1 onverwijld in kennis te stellen van de voortijdige beëindiging van de leerovereenkomst, ongeacht de reden ervan.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.41. Ontbindende bedingen zijn nietig.

Art.42. De bepalingen waarbij aan de leerling wordt verboden na het eindigen van de leerovereenkomst een onderneming hetzij in eigen naam, hetzij in vennootschap uit te baten of bij een andere patroon of bij een werkgever in dienst te treden, zijn nietig.

TITEL III. _ ORGANISATIE VAN DE LEERTIJD UITVOERINGS- EN CONTROLEORGANEN.
HOOFDSTUK I. - (Ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 18, Inwerkingtreding : 01-01-1998) Algemene bepalingen.
Art.43.(§ 1. De patroon moet tenminste 25 jaar oud zijn. Bovendien moet hij, vooraleer een leerovereenkomst te kunnen sluiten, erkend worden door [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1.
  De patroon moet ofwel ten minste zeven jaar praktijkervaring hebben in het beroep waarvoor hij leerlingen wil opleiden, ofwel voor dit beroep een opleidingsverantwoordelijke aanduiden. Overeenkomstig artikel 22, tweede lid, is hij in elk geval verplicht om voor elk bijkomend beroep een opleidingsverantwoordelijke aan te duiden.
  § 2. De opleidingsverantwoordelijke moet ten minste 25 jaar oud zijn en erkend worden door [1 de bevoegde C.A.I. commissie]1.
  De opleidingsverantwoordelijke moet ten minste zeven jaar praktijkervaring hebben in het beroep waarvoor hij door de patroon wordt aangeduid. Is dit niet het geval, dan is de patroon verplicht om voor dit beroep een of meer instructeurs aan te duiden, die ten minste 25 jaar oud zijn en tenminste zeven jaar praktijkervaring hebben in dit beroep.
  § 3. In het in artikel 47 bedoeld leerreglement kan afgeweken worden van de in §§ 1 en 2 vastgestelde voorwaarden inzake leeftijd en praktijkervaring.
  § 4. [1 De Waalse Regering]1 bepaalt, na advies van de [1 Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië)]1, de nadere voorwaarden en de modaliteiten op het vlak van de erkenning en de intrekking van die erkenning.
   In het in artikel 47 bedoeld leerreglement kunnen bijzondere bijkomende voorwaarden en modaliteiten bepaald worden.) <W 1998-05-06/35, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.44.(De patroon moet binnen de drie werkdagen volgend op het begin van de uitvoering van de leerovereenkomst, een afschrift van de leerovereenkomst bezorgen [1 aan het secretariaat van de bevoegde C.A.I. commissie]1, alsook aan het orgaan dat belast is met het toezicht op de leertijd overeenkomstig artikel 48.) <W 1998-05-06/35, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  Bij dat afschrift dient een getuigschrift van de arbeidsgeneesheer te worden gevoegd waarin wordt bevestigd dat de leerling geschikt is voor de uitoefening van het gekozen beroep.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.45. <W 1987-07-24/32, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> De leertijd omvat het mededelen aan de leerling van praktische kennis die hem de vereiste bekwaamheid zal geven voor de uitoefening van het gekozen beroep en van aanvullende theoretische kennis voor het bijbrengen van een volledige beroepsbekwaamheid, alsmede een economische en sociale kennis van algemene aard.
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  Wanneer de aanvullende theoretische opleiding en de economische en sociale opleiding niet in een inrichting van (het Gemeenschapsonderwijs) of in een gesubsidieerde onderwijsinrichting worden gegeven, moeten zij erkend zijn door de bevoegde Gemeenschapsoverheid. <W 1992-07-20/31, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.46. Voor de toepassing van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de tijd die de leerling besteedt aan het volgen van de in artikel 45 bedoelde vorming voor het verwerven van aanvullende theoretische kennis en van de economische en sociale vorming, beschouwd als arbeidstijd.

Art.47.(§ 1. Onverminderd de bepalingen van deze wet, worden de voorwaarden en modaliteiten waaronder het leerlingwezen op sectoraal niveau in praktijk gebracht wordt, bepaald in het leerreglement.
  Het leerreglement bepaalt inzonderheid :
  1° a) de beroepen waarvoor een leerovereenkomst kan worden gesloten;
  b) eventueel, per beroep, de verschillende kwalificatieniveaus;
  c) de duur van de leertijd, per beroep en, in voorkomend geval, per kwalificatieniveau;
  d) de duur van de opeenvolgende leerovereenkomsten, wanneer artikel 13, tweede lid, wordt toegepast;
  2° het model van leerovereenkomst;
  3° het maximum aantal leerlingen dat door een patroon mag worden aangenomen;
  4° een of meer alterneringsschema's volgens dewelke de verdeling tussen de praktische opleiding in de onderneming enerzijds, en de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming anderzijds dient te geschieden;
  5° de eventuele periodieke proeven met betrekking tot de praktische opleiding;
  6° de inrichtingen die het meest aangewezen zijn voor het verstrekken van de aanvullende theoretische opleiding, rekening houdend met de geldende wetgeving terzake.
  In het leerreglement kan vastgelegd worden [1 aan]1 welke procedure elk geschil dat voortvloeit uit de uitvoering van de leerovereenkomst, [1 aan de bevoegde C.A.I. commissie]1 kan worden voorgelegd met het oog op het treffen van een minnelijke schikking.
  § 2. Het leerreglement wordt vastgesteld door [1 de Waalse Regering]1, op voorstel [1 van de bevoegde C.A.I. commissie]1.) <W 1998-05-06/35, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.48.Op het niveau van de ondernemingen en in het raam van de algemene opdrachten die hun is toevertrouwd, bij artikel 15, a, d, e en f, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, waken de ondernemingsraden over de goede uitvoering van de leerovereenkomsten en opleidingsprogramma's en over de strikte toepassing van de bepalingen van de wetten en verordeningen betreffende de leerlingen.
  Voor de uitvoering van deze opdracht kunnen zij bestendig beroep doen op de medewerking van [1 de voorzitter of het secretariaat van de bevoegde C.A.I. commissie]1. <W 1998-05-06/35, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  Bij ontstentenis van ondernemingsraad wordt die opdracht uitgevoerd door de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis ervan, door de representatieve werknemersorganisaties.
  (De in het eerste en het (derde lid) aangeduide toezichtsorganen zenden [1 aan de bevoegde C.A.I. commissie]1 alle adviezen of voorstellen waarin zo nodig de verschillende in hun midden tot uiting gekomen meningen vervat zijn, die van aard zijn om het leerlingwezen te bevorderen of te verbeteren.) <W 1987-07-24/32, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> <W 1998-05-06/35, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.49.(§ 1. [1 C.A.I. commissies worden op sectoraal niveau opgericht en steunen op kaderovereenkomsten van samenwerking inzake onderwijs, opleiding en beroepsinschakeling gesloten tussen het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap en de beroepssectoren.
   Elke C.A.I. commissie is samengesteld uit:
   1° een voorzitter aangewezen op sectoraal niveau;
   2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van de representatieve organisaties van werknemers en van de representatieve organisaties van werkgevers, voorgesteld op sectoraal niveau door de sociale partners die een kaderovereenkomst van samenwerking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, hebben ondertekend;
   3° een vertegenwoordiger van de " Office francophone de la formation en alternance " (Franstalige dienst alternerende opleiding) opgericht krachtens het kaderakkoord tot samenwerking betreffende de alternerende opleiding, gesloten te Brussel op 24 oktober 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, hierna de "O.F.F.A" genoemd;
   4° een vertegenwoordiger van het " Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises " (Waals instituut voor alternerende opleiding en zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen) opgericht krachtens het decreet van 17 juli 2003 tot oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et des petites et moyennes entreprises", hierna het "I.F.A.P.M.E." genoemd;
   5° één vertegenwoordiger van het algemeen onderwijsbestuur.
   De vertegenwoordigers bedoeld in het tweede lid, 1° en 2°, zijn stemgerechtigd.
   De vertegenwoordigers bedoeld in het tweede lid, 3° en 2°, hebben een raadgevende stem.
   De kaderovereenkomst van samenwerking bedoeld in het eerste lid bepaalt de modaliteiten van organisatie van de vergaderingen waaronder het beheer van het secretariaat.
   Uiterlijk 31 maart van elk jaar maakt de bevoegde C.A.I. commissie een verslag over aan de "I.F.A.P.M.E." waarbij minstens melding wordt gemaakt van het aantal industriële leerovereenkomsten erkend door de betrokken sector, het aantal toegekende afwijkingen en het aantal verleende attesten van verworven vaardigheid, alsook de noemenswaardige elementen betreffende de uitvoering van de C.A.I. en de organisatie van de eindproeven.
   Op basis van het verslag opgesteld door elke bevoegde C.A.I. commissie, maakt het "I.F.A.P.M.E." jaarlijks aan de Waalse Regering, aan de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië) en aan het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals Instituut voor evaluatie, toekomstverwachting en statistiek), een globaal verslag over met het geheel van de gegevens overgemaakt voor elke sector.]1
  § 2. De [1 C.A.I. commissies]1 kunnen, wanneer zij dit nuttig achten, [1 C.A.I. sub-commissies]1 oprichten, die bestaan uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers.
  Van de [1 C.A.I. sub-commissies]1 kunnen eveneens [1 één of meer]1 vertegenwoordigers van [1 de Waalse Regering]1 deel uitmaken. Zij hebben enkel een raadgevende stem.
  Het ambtsgebied en de bevoegdheden van [1 een C.A.I. sub-commissie]1 worden vastgesteld [1 door de Waalse Regering]1, op voorstel [1 van de C.A.I. commissie]1 dat [1 deze C.A.I. sub-commissie]1 opricht.
  Aan [1 een C.A.I. sub-commissie]1 mogen, met het oog op de organisatie van het leerlingwezen in zijn ambtsgebied, alle bevoegdheden die bij en krachtens deze wet aan de [1 C.A.I. commissies]1 zijn toebedeeld, overgedragen worden, met uitzondering van de bevoegdheden bedoeld in deze paragraaf, artikel 47 en artikel 50.
  § 3. [1 Na advies van de Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië)]1 stelt [1 de Waalse Regering]1 de nadere regelen vast met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van [1 de C.A.I. commissies]1 [1 ...]1 en de [1 C.A.I. sub-commissies]1.
  Hij bepaalt eveneens de nadere regelen betreffende de organisatie en werkwijze van het secretariaat van [1 de C.A.I. commissies]1 [1 ...]1 en de [1 C.A.I. sub-commissies]1, alsook betreffende de door dit secretariaat uit te voeren administratieve controle van de bij deze wet bedoelde leerovereenkomsten in het kader van de uitvoering van artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren.) <W 1998-05-06/35, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art. 49bis. (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 25, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.50.De [1 C.A.I. commissies]1 stellen per beroep een model van opleidingsprogramma op. Het vermeldt meer bepaald de inhoud en de programmatie van de opleiding, de duur van de leertijd en de mogelijkheid, wanneer het aanleren van het beroep het vereist, om meerdere overeenkomsten aan te gaan.
  [1 ...]1
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.51.De [1 C.A.I. commissies]1 en [1 het door het bevoegde lid van de Waalse Regering]1 ingestelde orgaan zijn belast met de inrichting van de proeven op het einde van de leertijd.
  De eventueel door het leerreglement voorgeschreven periodieke proeven betreffende de praktische vorming worden georganiseerd door het paritair leercomité.
  Na met vrucht voornoemde proeven te hebben afgelegd, ontvangt de leerling een getuigschrift ten bewijze van zijn beroepsbekwaamheid (en van zijn aanvullende theoretische en algemene kennis.) <W 1992-07-20/31, art. 21, 003; Inwerkingtreding : 01-09-1992>
  De examencommissies kunnen een beroep doen op personen met een bijzondere onderlegdheid inzake de beroepsopleiding.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.52.De [1 C.A.I. commissies]1 waken op het niveau van de bedrijfstak over de opleiding van de leerlingen in de ondernemingen van het ambstgebied van het paritair comité waarvan ze afhangen. (Zij brengen daarover verslag uit bij de Minister bevoegd [1 inzake Vorming]1 [1 en delen hem elk voorstel mee die de voorziening kan verbeteren]1.) <W 1987-07-24/32, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987>
  Met het oog hierop zijn zij aangewezen om bij de inzake leerlingwezen bevoegde overheid of instellingen alle inlichtingen in te winnen die nodig zijn voor het vervullen van hun opdracht. Daarenboven hebben zij het recht om aan de patroons opmerkingen te maken of verwittigingen te geven.
  De leden van de [1 C.A.I. commissies]1 mogen de inlichtingen van individuele aard waarvan zij kennis mochten hebben bij de uitvoering van hun toezichtsopdracht, alleen mededelen aan de overheden die bevoegd zijn om er kennis van te nemen.
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  Wanneer de leerling, wegens de definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming in de gevallen bepaald bij artikel 36 of wegens beëindiging van de leerovereenkomst ten gevolge van een dringende reden te wijten aan de patroon en in het geval bepaald in artikel 35, 7°, in de onmogelijkheid verkeert zijn opleiding verder te zetten, zijn de [1 C.A.I. commissies]1 ertoe gehouden de middelen te zoeken die de leerling zullen toelaten zijn opleiding te beëindigen.
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

HOOFDSTUK II.
Art.53.
  <Opgeheven bij DWG 2016-07-20/10, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.54.
  <Opgeheven bij DWG 2016-07-20/10, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.55.
  <Opgeheven bij DWG 2016-07-20/10, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.56.
  <Opgeheven bij DWG 2016-07-20/10, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.57.
  <Opgeheven bij DWG 2016-07-20/10, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

HOOFDSTUK III. - (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, art. 37, Inwerkingtreding : 01-01-1998) Bepalingen met betrekking tot de financiering van het leerlingwezen.
Art.58.[1 De kosten i.v.m. de vergaderingen van de C.A.I. commissies georganiseerd door de O.F.F.A. worden ten laste genomen door laatstgenoemde volgens de modaliteiten bepaald door de Waalse Regering.]1
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.59. (oud artikel 54) <W 1987-07-24/32, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987>
  § 1. (...) <W 1998-05-06/35, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  § 2. Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de paritaire comités kunnen bepalen dat de lasten van het leerlingwezen buiten die welke in (artikel 58) zijn bedoeld, worden verdeeld onder de werkgevers van hun ambtsgebied die, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, leerlingen in dienst kunnen nemen. <W 1999-03-26/30, art. 102, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  § 3. Onder de voorwaarden bepaald bij de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, kan de Koning de overeenkomsten die in het kader van §§ 1 en 2 gesloten worden, algemeen verbindend verklaren.

Art.60. (oud artikel 55) De paritaire comités kunnen de invordering van de bijdragen, opgelegd krachtens (artikel 59) (,§ 2) en het beheer van het gebruik van de gelden, opdragen aan fondsen voor bestaanszekerheid opgericht overeenkomstig de bepalingen van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. <W 1987-07-24/32, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> <W 1999-03-26/30, art. 103, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

TITEL IIIbis. [1 - TOEZICHT EN CONTROLE.]1   ----------   (1)
Art. 60bis.[1 De controle op de toepassing van deze wet en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2019-02-28/20, art. 90, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

TITEL IV. - SLOTBEPALINGEN.
Art.61.(oud artikel 56) [1 Le Conseil économique et social de Wallonie (Sociaal-economische raad van Wallonië)]1 coordineert de actie die de werkgevers en werknemers uit de verschillende bedrijfstakken voor het leerlingwezen voeren en bestudeert de problemen die in verband met het leerlingwezen op [1 gewestelijk]1 niveau rijzen.
  Hij bezorgt de Minister [1 van Vorming]1 alle adviezen en voorstellen waarin de verschillende in zijn midden tot uiting gekomen meningen nopens de vraagstukken van het leerlingwezen opgenomen zijn.
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.62.(oud artikel 56bis) <Ingevoegd bij W 1987-07-24/32, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 07-09-1987> [1 De Waalse Regering kan, na advies van de "Conseil économique et social de Wallonie" (Sociaal-economische raad van Wallonië)]1 de [1 C.A.I. commissies]1 bedoeld in artikel 49 [1 ...]1 belasten met opdrachten betreffende de inschakeling in het arbeidsproces en/of de alternerende opleiding.
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 34, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  ----------
  (1)<DWG 2016-07-20/10, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-08-2016>

Art.63. (oud artikel 57) (Onverminderd de bepalingen van deze wet zijn de bepalingen van de arbeidswetgeving van toepassing op de leerlingen.) <W 1998-05-06/35, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, art. 35, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1998>

Art.64. (oud artikel 59) Artikel 10, § 1, 6°, van de gecoordineerde dienstplichtwetten van 30 april 1962 wordt vervangen door de volgende bepaling: "....."

Art. 65. (oud artikel 60) Het decreet van 22 germinal - 2 floréal jaar XI betreffende de werkhuizen, fabrieken en werkplaatsen wordt opgeheven.