Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 JULI 1983. - BESLUIT van de Vlaamse Executieve houdende toekenningsvoorwaarden van het bedrag voor de Vlaamse Gemeenschap van de dagprijs voorzien in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor Medische, Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten en houdende wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, van het ministerieel besluit van 24 april 1973 en van het ministerieel besluit van 18 juni 1975. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-06-1986 en tekstbijwerking tot 17-03-1999)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1994035662  1999035288 



Artikels:

Artikel 1. § 1. In de dagprijs voor de gehandicapten verblijvend in inrichtingen, tehuizen en centra, hierna genoemd instellingen, erkend door het Fonds voor Medische-Sociale en Pedagogische Zorg voor Gehandicapten, hierna genoemd het Fonds, kunnen slechts personeelskosten, verbonden aan nieuw personeel, worden opgenomen volgens de bepalingen in § 2, § 3 en § 4, onverminderd de geldende personeelsnormen voor de instellingen erkend door het Fonds.
  (§ 2. Per voorziening, d.w.z. per entiteit die eventueel meerdere afdelingen kan omvatten, vervat in één erkenningsbesluit, kan maximum 72,5 % van de subsidieerbare personeelsnorm worden ingevuld.
  Onder subsidieerbare personeelsnorm wordt verstaan :
  1° voor de niet-poolvormende functies : de personeelsnorm, berekend op de erkende capaciteit;
  2° voor de poolvormende functies : de personeelsnorm berekend op de gemiddelde bezetting, verhoogd met 10 of 20 % naargelang het type voorziening, maar beperkt tot de erkende capaciteit.
  Hierbij dient de norm voor het begeleidende personeel ten minste voor 85 % te worden ingevuld.) <BVR 1998-12-08/63, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-07-1998>
  § 3. De voorafgaandelijke goedkeuring van de (Vlaamse Minister) van Gezin en Welzijnszorg is vereist voor de tewerkstelling van nieuw bijkomend personeel in een instelling, indien deze tewerkstelling als gevolg heeft dat het aantal personeelseenheden tewerkgesteld in deze instelling op 30 juni 1983 en betoelaagbaar door het Fonds, wordt overschreden. (De (Vlaamse Minister) bepaalt de nadere toepassingsmodaliteiten van deze bepaling.) <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994> <BREV. 28-9-1983, art. 1, § 5.>
  (Op basis van de criteria en overeenkomstig de procedure die het bepaalt, kan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap voor de voorzieningen, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn onder het stelsel van tehuizen voor meer dan 21-jarige niet-werkende of onder het semi-internaatstelsel en internaatstelsel voor minder dan 21-jarige zwaar meervoudige gehandicapten toestaan de volgens de erkende capaciteit subsideerbare norm van begeleidend en verzorgend personeel, exclusief de functie van opvoeder-groepschef, volledig te benutten.) <BVR 1994-03-16/39, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-1994; Opheffing : 31-12-1996>
  Het ten laste leggen van het Fonds van de personeelskosten van dit personeel geschiedt slechts vanaf de datum van goedkeuring. Het ten laste leggen kan ingaan vóór de datum van goedkeuring indien de nieuwe tewerkstelling de overplaatsing van een personeelslid betreft naar een afdeling in een instelling vermeld in het erkenningsbesluit, en indien het aantal (personeelseenheden) in de afdeling van de instelling die hij verlaat evenredig daalt. <BREV. 28-9-1983, art. 1, § 7.>
  § 4. Een instelling is slechts voor één derde van het nieuw bijkomend personeel onderworpen aan de goedkeuring voorzien in § 3, zolang de ingangsdatum van de eerste erkenning, die niet ter vervanging komt van een erkenning voor een instelling die wordt afgebouwd, niet meer dan twee jaar is verstreken of indien de erkenning die als dusdanig werd gewijzigd dat er meer (personeelseenheden) ten laste van het Fonds kunnen worden gelegd niet sinds meer dan twee jaar werd gegeven. <BREV. 28-9-1983, art. 1, § 6.>
  § 5. Elke instelling licht veertien dagen na het einde van elk kwartaal van het kalenderjaar het Fonds in over :
  _ haar effectieve personeelsbezetting op de laatste dag van elk kwartaal per functie en ten laste van het Fonds. De instelling doet daarbij opgave van het maximale personeelskader per functie dat volgens de erkenning en de bezetting tijdens het kwartaal mogelijk was;
  - het aantal (personeelseenheden) per functie per duizend effectieve aanwezigheidsdagen van de bewoners, onafgezien of deze al of niet ten laste zijn van het Fonds, tijdens het verlopen kwartaal. <BREV. 28-9-1983, art. 1, § 7.>
  (De maandelijkse provisionele voorschotten zullen slechts voor drie vierden betaald worden zolang de hiervoor vermelde gegevens niet werden meegedeeld.) <BREV. 28-9-1983, art. 1, § 6.>

Art.2. <wijzigingsbepaling>

Art.3. <wijzigingsbepaling>

Art.4. <Wijzigingsbepaling>

Art.5. <BREV. 28-9-1983, art. 5> Het besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de bepalingen van artikelen 2, 3 en 4, die op 1 januari 1984 van kracht worden.

Art. 6. De (Vlaamse Minister) van Gezin en Welzijnszorg is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>