Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 DECEMBER 1982. _ Koninklijk besluit nr. 185 houdende de organisatie, voor de kleine en middelgrote ondernemingen, van een specifiek stelsel voor de aanwending van de loonmatiging voor de tewerkstelling.



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1983022250  1985018070 



Artikels:

Art.1. <W 1985-01-22/30, art. 43, § 1, 003> Voor de toepassing van dit besluit wordt onder kleine en middelgrote ondernemingen verstaan, die welke minder dan 50 bij de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid aangegeven werknemers tewerkstellen. De personeelsbezetting van de onderneming wordt berekend op basis van het aantal aangegeven werknemers op 30 juni van het vorige jaar.

Art.2. <W 1985-01-22/30, art. 43, § 2, 003> Het totaal aantal werknemers dat bij de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid werd aangegeven voor het vierde kwartaal van de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986, zal met 2,5 pct. moeten stijgen in vergelijking met de aangiften aan de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid van het vierde kwartaal 1982.

Art.3. § 1. De evaluatie van de aanwending, door de kleine en middelgrote ondernemingen, van de loonmatiging voor de tewerkstelling moet door de Regering ten laatste (op 31 maart 1984, op 31 maart 1985, op 31 maart 1986 en op 31 maart 1987) op grond van de gegevens geleverd door de Rijksdienst voor sociale zekerheid verwezenlijkt worden. <W 1985-01-22/30, art. 43, § 3, 003>
  § 2. Indien deze evaluatie doet uitblijken dat het totaal aantal (werknemers) aangegeven door het geheel van de kleine en middelgrote ondernemingen, niet verhoogd is volgens de modaliteiten bepaald in artikel 2, moet elke kleine en middelgrote onderneming, die door haar aangifte aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van het 4e kwartaal (van de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986) de aanwerving van een bijkomende werkeenheid niet kan rechtvaardigen met betrekking tot haar aangifte aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van het 4e kwartaal 1982, een storting doen aan het Fonds voor de tewerkstelling opgericht door het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds voor de aanwending van de loonmatiging voor de tewerkstelling, volgens de modaliteiten voorzien door dit besluit. <W 1985-01-22/30, art. 43, § 4, 003>
  (Voor de ondernemingen die op hun verzoek als seizoengebonden worden beschouwd door de Minister van Middenstand en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, wordt de aanwerving gewaardeerd op grond van de aangiften aan de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid van het geheel van de vier kwartalen van elk van de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986, in vergelijking met de overeenstemmende aangiften van het jaar 1982.) <W 1985-01-22/30, art. 43, § 5, 003>
  § 3. Worden vrijgesteld van vermelde storting :
  1° de ondernemingen die minder dan 10 werknemers aangegeven hebben in hun aangifte aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van het 4e kwartaal 1982; de berekening van die personeelssterkte gebeurt volgens de modaliteiten bepaald in artikel 1, § 2, van dit besluit;
  2° de kleine en middelgrote ondernemingen die, op hun verzoek, verklaard werden zich in moeilijkheden te bevinden, gezamenlijk door de Minister van Middenstand en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, volgens de modaliteiten voorzien door dit besluit;
  3° de ondernemingen die aangesloten zijn bij het algemeen stelsel voor de aanwending van de loonmatiging voor de tewerkstelling, zoals voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomsten en het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982.
  (4° de ondernemingen die, op hun verzoek, door het Ministerieel Comité dat de begroting in zijn bevoegdheid heeft, op voorstel van de Minister van Middenstand en de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, als ondernemingen die (voor het jaar 1983, 1984, 1985 of 1986) in buitengewoon ongunstige economische omstandigheden verkeren, erkend zullen geweest zijn.) <KB236 1983-12-31/39, art. 1, 002> <W 1985-01-22/30, art. 43, § 6, 003>
  § 4. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder kleine en middelgrote onderneming in moeilijkheden :
  1° voor de evaluatie van de aanwending van de loonmatiging in 1984, diegene waar de netto-resultaten voor de belastingen verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar 1982 en waarvan de resultaten van de dienstjaren 1981 en 1982 een verlies vertonen;
  2° voor de evaluatie van de aanwending van de loonmatiging in 1984, diegene waarvan de netto-resultaten voor de belastingen verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar 1983 en waarvan de resultaten van de dienstjaren 1982 en 1983 een verlies vertonen.
  (3° voor de evaluatie van de aanwending van de loonmatiging in 1985, diegene waar de nettoresultaten vóór de belastingen, verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar 1984 en waarvan de resultaten van de dienstjaren 1983 en 1984 een verlies vertonen;
  4° voor de evaluatie van de aanwending van de loonmatiging in 1986, diegene waarvan de nettoresultaten vóór de belastingen, verhoogd met de afschrijvingen, negatief zijn voor het jaar 1985 en waarvan de resultaten van de dienstjaren 1984 en 1985 een verlies vertonen.) <W 1985-01-22/30, art. 43, § 7, 003>

Art.4. § 1. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het forfaitair bedrag per werknemer van vermelde storting.
  § 2. Dit forfaitair bedrag wordt berekend als volgt :
  1° de besparing ingevolge de loonmatiging (tijdens de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986) wordt berekend door de jaarlijkse loonmassa in de kleine en middelgrote ondernemingen te vermenigvuldigen met een coëfficient bepaald door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, gelijk aan het effect van de loonmatiging (voor de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986) zoals zij voorzien wordt door het koninklijk besluit nr. 180 van 30 december 1982 houdende bepaalde maatregelen inzake loonmatiging; <W1985-01-22/30, art. 43, § 8, 003>
  2° er wordt een breuk vastgesteld, waarvan de teller gelijk is aan het verschil tussen 2,5 pct. en het percentage bepaald door de evaluatie bedoeld in artikel 3, § 1, en waarvan de noemer gelijk is aan 2,5 pct.;
  3° de besparing bedoeld in 1° wordt vermenigvuldigd met de breuk bedoeld in 2°;
  4° het alzo verkregen bedrag wordt gedeeld door het aantal in de kleine en middelgrote ondernemingen tewerkgestelde werknemers, zoals vastgesteld door de aangiften aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van het 4e kwartaal (van de jaren 1983, 1984, 1985 en 1986), verminderd met het aantal werknemers tewerkgesteld in : <W 1985-01-22/30, art. 43, §9, 003>
  a) de ondernemingen bedoeld in artikel 3, § 3, van dit besluit;
  b) de ondernemingen die de aanwerving van een bijkomende werknemer gerechtvaardigd hebben zoals voorzien in artikel 3, § 2, van dit besluit.
  § 3. De loonmassa (van 1983, van 1984, van 1985 en van 1986) wordt berekend als volgt : <W 1985-01-22/30, art. 43, § 10, 003>
  1° het gemiddelde jaarloon van een werknemer tewerkgesteld in een kleine en middelgrote onderneming, voor het jaar 1982, verhoogd met het basispercentage van de werkgeversbijdragen aan de sociale zekerheid voor dat jaar, is vermenigvuldigd door het gemiddeld aantal werknemers tewerkgesteld in deze ondernemingen tijdens dat jaar.
  Dat loon wordt bepaald door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit; door loon wordt verstaan de omschrijving van dit begrip zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers;
  2° het alzo bereikt bedrag wordt gekoppeld aan het indexcijfer 164,31 en evolueert (in 1983, 1984, 1985 en 1986) overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld en het koninklijk besluit nr. 180 van 30 december 1982 houdende bepaalde maatregelen inzake loonmatiging. <W 1985-01-22/30, art. 43, § 11, 003>
  § 4. Dit forfaitair bedrag mag in geen enkel geval de reële opbrengst voor de onderneming van de besparing afkomstig van de loonmatiging voor de tewerkstelling overschrijden.
  § 5. Deze storting gebeurt volgens de modaliteiten voor de inning, de besteding, het toezicht en de sancties voorzien door het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds voor de aanwending van de loonmatiging voor de tewerkstelling. (Het systeem van voorschotten vermeld in de artikelen 12 en 12bis van hetzelfde koninklijk besluit is niet van toepassing) <W 1985-01-22/30, art. 43, § 12, 003>

Art. 5. Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Buitenlandse Betrekkingen, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris van Landbouw zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.