30 DECEMBER 1982. - Koninklijk besluit nr. 179 betreffende de experimenten van aanpassing van de arbeidstijd in de ondernemingen met het oog op een herverdeling van de beschikbare arbeid. <zie W 1987-03-17/33, art. 1 en CAO42 1987-06-02/32, art. 2>
HOOFDSTUK I. Begripsomschrijvingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd.
Art. 2-3, 3bis, 4-7
HOOFDSTUK III. Procedure.
Art. 8-13
HOOFDSTUK IV. Hulpfonds voor de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd.
Art. 14-16, 16bis
HOOFDSTUK V. Consolidatie van de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd.
Art. 17-19
HOOFDSTUK VI. Toezicht en verhaal.
Art. 20, 20bis, 21-23
HOOFDSTUK VII. Slotbepalingen.
Art. 24-25
1983012335 1983012786 1983012837 1983912014 1983912920 1984012066 1984012067 1984012148 1984012149 1984012202 1984012251 1984012333 1984012340 1984012530 1984012539 1984012583 1984012588 1984012629 1984012630 1984012645 1984012646 1984012686 1984012720 1984012778 1984800126 1984800127 1984800128 1984912051 1984912052 1985012074 1985012223 1985012227 1985012230 1985012262 1985012266 1985012354 1985012397 1985012413 1985012622 1985012675 1985012678 1985012721 1985012722 1985012733 1985012769 1985012794 1985012869 1985012905 1986012031 1986012131 1986012179 1986012202 1986012248 1986012360 1986012367 1986012392 1986012394 1986012427 1986012428 1986012457 1986012547 1986012552 1986012582 1986012750 1986012786 1986042082 1986042084 1986042118 1987012014 1987012091 1987012154 1987012215 1987012236 1987012243 1987012264 1987012309 1987012324 1987012325 1987012328 1987012329 1987012330 1987012352 1987012428 1987012457 1987012472 1987012521 1987012531 1987012563 1987012599 1987012923 1987012927 1989012253
HOOFDSTUK I. _ Begripsomschrijvingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° werktijdregeling : elke nieuwe organisatie van de werktijd die al of niet een vermindering van de werktijd inhoudt, vergezeld van verbintenissen van de werknemers en uitgevoerd krachtens onderhavig besluit;
2° Minister : De Minister tot wiens bevoegdheid Tewerkstelling en Arbeid behoort;
3° werkgeversvertegenwoordigers : de representatieve werkgeversorganisaties;
4° werknemersvertegenwoordigers :
a) in de ondernemingen waar een vakbondsafvaardiging van de werknemers bestaat : de leden van de vakbondsafvaardiging en van de representatieve werknemersorganisaties;
b) in de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging van de werknemers bestaat : de vertegenwoordigers die door de werknemers van de onderneming aangesteld zijn;
5° commissie : de begeleidingscommissie voor de overeenkomsten voor aanpassing van de arbeidstijd, opgericht krachtens artikel 13.
HOOFDSTUK II. _ Experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd.
Art.2. § 1. Om de uitvoering van experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd mogelijk te maken en alleen voor zover dat voor die experimenten noodzakelijk is, kan de Koning de werkgevers toestemming geven om tijdelijk af te wijken van de onderstaande wettelijke bepalingen en van de uitvoeringsbesluiten daarvan, alsmede van de door de Koning algemeen verbindend verklaarde kollektieve arbeidsovereenkomsten en beslissingen van de paritaire comités die er betrekking op hebben :
1° de artikels 11 tot 38bis van de arbeidswet van 16 maart 1971;
2° (de artikelen 11 en 12 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen;) <KBN253 1983-12-31/48, art. 1, A, 002>
3° de artikels 19, 26 en 31 van de wet van 5 december 1968 betreffende de kollektieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire commissies;
4° artikel 4 van de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken;
5° (artikel 108 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen) <W 1985-01-22/30, art. 139, § 3, 003>
(6° artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers;) <KBN253 1983-12-31/48, art. 1, B, 002>
(7° de artikelen 4, 6 tot 8, 11, 14 tot 15 van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen). <KBN253 1983-12-31/48, art. 1, B, 002>
§ 2. Het verlenen van de in § 1 bedoelde afwijkingen gebeurt alleen in het kader van een overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd die door de Minister, de werkgever of de vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers en de werknemersvertegenwoordigers van de betrokken ondernemingen is ondertekend.
Art.3. (opgeheven) <W 1986-03-14/30, art .1, 004>
Art. 3bis. (opgeheven) <W 1986-03-14/30, art. 2, 004>
Art.4. De overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd omvat inzonderheid :
1° een algemene beschrijving van het experiment voor aanpassing van de arbeidstijd;
2° (de duur van het experiment : deze mag niet langer zijn dan twee jaar; de overeengekomen termijn kan meermaals worden verlengd, zonder dat de totale duur van het experiment vier jaar mag overschrijden). <W 1986-03-14/30, art. 3, 004>
3° de wijzen waarop wordt bepaald welke nieuwe werknemers moeten worden aangeworven en gedurende het experiment in dienst moeten worden gehouden;
4° de verplichting om de nieuwe werknemers te werk te stellen in het kader van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, of van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk in de bedrijfstakken en voor de categorieën van werknemers waarvoor die vorm van overeenkomst met het gebruik overeenstemt;
5° de wettelijke en reglementaire bepalingen waarvan de onderneming kan afwijken en de grenzen van die afwijkingen;
6° de voorwaarden waaronder het experiment voor het verstrijken van de termijn kan worden beëindigd;
7° de modaliteiten betreffende de periodieke en eindbeoordeling van het experiment alsook betreffende de controle ervan op het vlak van de onderneming.
Art.5. In geval van tegemoetkoming door het Hulpfonds voor de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd, in uitvoering van artikel 16, 2°, moet de overeenkomst eveneens voorzien, in een verdeling van de uit de vermindering van de arbeidstijd van de voortspruitende loonsverlaging tussen de werknemers, het Fonds en in voorkomend geval de werkgever.
Art.6. Tijdens de duur van het experiment voor aanpassing van de arbeidstijd worden de bijkomende werknemers die ter uitvoering van een overeenkomst zijn aangeworven, niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de wetgevingen en reglementeringen waarvan het toepassingsgebied bepaald wordt door het aantal werknemers die in de onderneming zijn tewerkgesteld, met uitsluiting van de wetgeving betreffende de sluitingen van ondernemingen.
Art.7. Bij ontstentenis van een akkoord tussen de partijen die de overeenkomst voor toepassing van de arbeidstijd ondertekenen over de eventuele beëindiging van het experiment voor aanpassing van de arbeidstijd vóór het verstrijken van de overeengekomen termijn, legt de meest gerede partij het geschil ter beoordeling aan de commissie voor. Bij ontstentenis van een akkoord binnen deze commissie wordt het geschil voorgelegd aan de Minister, die beslist.
HOOFDSTUK III. _ Procedure.
Art.8. De werkgever die een overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd wenst te ondertekenen, zendt aan de Minister een ontwerp van overeenkomst waarin de bij artikel 4 bedoelde vermeldingen zijn opgenomen.
In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging van de werknemers bestaat, wordt het ontwerp van overeenkomst vooraf aan het advies van de commissie onderworpen.
De ambtenaren en beambten die krachtens artikel 20 door de Koning worden aangewezen, delen de Minister hun advies over het ontwerp van overeenkomst mee.
(Het bepaalde in het tweede en het derde lid is niet van toepassing op de bij artikel 4, 2°, bedoelde verlengingen). <W 1986-03-14/30, art. 4, 004>
Art.9. De werkgever wiens onderneming in de zin van de wet van 28 juni 1966 betreffende de vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen afgedankte werknemers, met sluiting bedreigd wordt, evenals de werkgever wiens onderneming een gebrek aan arbeid kent wegens ekonomische oorzaken die de uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor arbeiders in de termen van het artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten verhinderen, mogen aan de Minister een ontwerp van overeenkomst overmaken, als dit ontwerp tot gevolg heeft dat de op het ogenblik van indiening van het projekt tewerkgestelde werknemers aan het werk gehouden worden.
In dat geval, legt de Minister het ontwerp van overeenkomst om advies voor aan het beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers.
Art.10. De Minister ondertekent samen met de werkgever of de vertegenwoordigers van de betrokken werkgevers en de werknemersvertegenwoordigers van de betrokken ondernemingen, de overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd waarbij de voorwaarden van dit besluit worden nageleefd.
Art.11. De Koning stelt de wettelijke en reglementaire bepalingen vast waarvan de onderneming krachtens artikel 2 kan afwijken alsook de voorwaarden voor en de omvang van de eventuele financiële tegemoetkoming van de Staat.
Art.12. Opdat de rechten van de werknemers op de sociale prestaties zouden gevrijwaard worden wanneer zij worden tewerkgesteld in een onderneming welke gebonden is door een overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd, zorgt de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van de Ministers tot wier bevoegdheid de sociale zekerheid behoort, voor de aanpassing van de wetgeving en reglementering inzake sociale zekerheid, in de zin van artikel 21 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor bezoldigde werknemers.
Art.13. Door de Koning wordt bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid een begeleidingscommissie voor de overeenkomsten voor aanpassing van de arbeidstijd opgericht, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Minister, van de representatieve werkgeversorganisaties en van de representatieve werknemersorganisaties.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit de samenstelling en de werkwijze van de commissie. Hij benoemt de leden ervan.
Naast de specifieke taken bedoeld bij artikelen 7 en 8, tweede lid, wordt de commissie bovendien belast met een algemene taak van begeleiding en beoordeling van de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd. Zij kan inzonderheid om advies worden gevraagd over om het even welke kwestie in verband met de toepassing van dit besluit, zijn uitvoeringsbesluiten en de overeenkomsten voor aanpassing van arbeidstijd.
HOOFDSTUK IV. _ Hulpfonds voor de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd.
Art.14. Een Hulpfonds voor de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd wordt opgericht bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.15. Het Fonds wordt gestijfd door :
_ een begindotatie van 250 000 000 F uitgetrokken op de begroting van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, voor het jaar 1983;
_ alle latere dotaties die op voornoemde begroting worden uitgetrokken;
_ de terugbetalingen die in artikel 21 zijn bepaald;
_ giften en legaten.
Art.16. Het Fonds is ermede belast :
1° een bij de overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd bepaald percentage te betalen van de werkingskosten die aan de indienstneming van bijkomende werknemers verbonden zijn, en dit overeenkomstig de door de Koning vastgestelde voorwaarden en perken;
2° het bij de overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd vastgestelde gedeelte te betalen, van de vermindering van de lonen van de werknemers van een onderneming die gebonden is door een overeenkomst, voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan :
a) (de overeenkomst voorziet een vermindering van de arbeidstijd die de vermindering van de arbeidstijd (zoals voorzien bij de bij artikel 16bis, 2° en 3° bedoelde collectieve arbeidsovereenkomsten op meer dan 5 pct. brengt)). <KBN253 1983-12-31/48, art. 4, A, 002> <W 1986-03-14/30, art. 5, 004>
b) (de overeenkomst voorziet een compenserende indienstneming van meer dan 3 pct.; de Koning stelt in een bij Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden vast waaronder kan worden afgeweken voor de bij artikel 9 bedoelde ondernemingen). <KBN253 1983-12-31/48, art. 4, B, 002>
c) de overeenkomst voorziet een vermindering van de lonen die samengaat met de vermindering van de arbeidstijd alsook de verdeling volgens de in artikel 5 voorziene modaliteiten.
De Koning stelt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de maximale en degressieve voorwaarden vast van het gedeelte dat door het Fonds wordt gedragen, en dat niet meer mag bedragen dan de gemiddelde werkloosheidsuitkering per aangeworven werknemer.
(Voor de bij artikel 9 bedoelde ondernemingen stelt de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden vast waaronder de vermindering van het aantal beoogde ontslagen of vermindering van het aantal dagen van gedeeltelijke werkloosheid kunnen worden gelijkgesteld met de aanwerving van nieuwe werknemers, voor wat de vaststelling betreft van het maximumgedeelte dat door het Fonds wordt gedragen.) <KBN253 1983-12-31/48, art. 4, C, 002>
3° aan de werkgevers de sommen terug te betalen die aan de werknemers, wier indienstneming het gevolg is van de tenuitvoerlegging van de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd, betaald worden bij wijze van loon gedurende de opzeggingstermijn of van opzeggingsvergoedingen, wanneer aan het experiment voor aanpassing van de arbeidstijd een einde wordt gemaakt met inachtneming van de in de overeenkomst bepaalde voorwaarden.
Art. 16bis. <W 1986-03-14/30, art. 6, 004> De bij artikel 16 bedoelde tussenkomst van het Fonds wordt maar verleend voor zover de werkgever :
1° de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces;
2° en naargelang het geval, een van de hiernavolgende voorwaarden vervult :
a) gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 181 van 30 december 1982 tot oprichting van een Fonds ter aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling, en deze overeenkomst naleven, tenzij het een werkgever betreft bedoeld bij artikel 5, laatste lid, tweede streep, van hetzelfde besluit;
b) de aanwerving van ten minste een bijkomende werkeenheid kunnen rechtvaardigen, zoals bedoeld door artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit nr. 185 van 30 december 1982 houdende organisatie, voor de kleine en middelgrote ondernemingen, van een specifiek stelsel voor de aanwending van de loonmatiging voor de tewerkstelling, ofwel overeenkomstig artikel 3, § 3, vrijgesteld van de storting bepaald bij artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit;
3° en naargelang het geval, een van de hiernavolgende voorwaarden vervult :
a) gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst besloten met toepassing van de artikelen 47 en 49 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en deze overeenkomst naleven, tenzij hij valt onder toepassing van artikel 51 van dezelfde wet;
b) ten minste een arbeidskracht meer in dienst genomen te hebben binnen de voorwaarden gesteld door artikel 52, 1° van de herstelwet van 22 januari 1985, ofwel met toepassing van artikel 52, 2°, vrijgesteld zijn van de storting bepaald bij de artikelen 50 en 56 van dezelfde wet.
HOOFDSTUK V. _ Consolidatie van de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd.
Art.17. <W 1986-03-14/30, art. 7, 004>§ 1. Voor het verstrijken van de overeenkomstig artikel 4, 2° bepaalde duur van vier jaar, kunnen de bij artikel 10 bedoelde partijen overeenkomen om de duur van het experiment te verlengen. Deze verlenging neemt een aanvang na verloop van de termijn van vier jaar. De overeenkomst vermeldt de geldigheidsduur indien zij voor een bepaalde tijd wordt gesloten of de wijze en termijnen van opzegging indien zij voor een onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd, doch met een beding van stilzwijgende verlenging, wordt gesloten.
In de ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging van de werknemers bestaat, wordt het ontwerp van overeenkomst vooraf aan het advies van de commissie onderworpen.
§ 2. Artikel 6 is niet meer van toepassing ingeval van een verlenging overeenkomstig § 1.
Art.18. (opgeheven) <W 1986-03-14/30, art. 8, 004>
Art.19. (De voordelen bepaald bij hoofdstuk IV worden niet meer toegekend wanneer de overeenkomst tot aanpassing van de arbeidstijd wordt verlengd overeenkomstig artikel 17, § 1). <W 1986-03-14/30, art. 9, 004>
HOOFDSTUK VI. _ Toezicht en verhaal.
Art.20. De door de Koning aangewezen ambtenaren en beambten zien toe op de toepassing van dit besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art. 20bis. <KBN253 1983-12-31/48, art. 5, 002> Overtreding van de bepalingen van een koninklijk besluit dat ingevolge een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, § 2, met toepassing van artikel 11 is vastgesteld, evenals het verhinderen van het toezicht worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de strafbepalingen van de wetten waarop afwijking is toegestaan. De in die wetten vervatte bijzondere bepalingen betreffende de herhaling zijn niet van toepassing.
Art.21. Bij een aan de werkgever te wijten niet-inachtneming van de bepalingen van dit besluit of de uitvoeringsbesluiten ervan, schorst de Koning de betaling van de tegemoetkomingen van het Hulpfonds voor de experimenten voor aanpassing van de arbeidstijd en eist dat de werkgever die tegemoetkomingen terugbetaalt binnen de door Hem vastgestelde perken en termijnen.
De beslissingen om de tegemoetkomingen van het Fonds te schorsen schorst eveneens de toegestane afwijkingen van de wets- en reglementaire bepalingen, die in de overeenkomst voor aanpassing van de arbeidstijd bedoeld zijn. Zij mag geen afbreuk doen aan de rechten van de werknemers die volgen uit de in toepassing van dit besluit gesloten arbeidsovereenkomsten.
Art.22. In geval de werkgever de tegemoetkomingen van het Fonds niet terugbetaalt binnen de termijnen vastgesteld krachtens artikel 21 , zendt de Minister de dossiers van de weerspannige schuldenaar over aan de Administratie van de B.T.W. en der Registratie en Domeinen.
De door die administratie in te stellen vervolgingen geschieden overeenkomstig artikel 3 van de domaniale wet van 22 december 1949.
Art.23. De individuele geschillen die voortvloeien uit de toepassing van onderhavig besluit, van zijn toepassingsbesluiten en van de overeenkomsten voor aanpassing van de arbeidstijd die eruit voortvloeien, vallen onder de bevoegdheid van de arbeidsgerechten.
HOOFDSTUK VII. _ Slotbepalingen.
Art.24. Dit besluit treedt in werking op 15 maart 1983.
Art. 25. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.