27 JUNI 1983. _ Koninklijk besluit tot invoering van de functioneel-economische classificering van de ontvangsten en de uitgaven in de begroting en de rekeningen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. (NOTE : voor het Waalse Gewest opgeheven bij BWG 1997-05-22/37, art. 19, Inwerkingtreding : 01-01-1998) (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 2003-06-03/32? ART. 50, 2°; Inwerkingtreding : 01-01-2004) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-07-1983 en tekstbijwerking tot 13-08-1997)
Art. 1-5
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De begroting en de rekeningen, als bedoeld in de artikelen 88 en 89, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, worden voor het dienstjaar 1985 door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn opgemaakt volgens de functioneel-economische classificering van de ontvangsten en van de uitgaven.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> De openbare centra voor maatschappelijk welzijn mogen hun begrotingen en rekeningen voor het dienstjaar 1984 opstellen volgens de functioneel-economische classificering van de ontvangsten en van de uitgaven. In dat geval zijn ze ervan vrijgesteld een begroting en rekeningen ter goedkeuring voor te leggen in de tot op heden toegepaste vorm.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd het bepaalde in het koninklijk besluit van 22 maart 1968 tot vaststelling van de normen waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen, als gewijzigd door de koninklijke besluiten van 30 augustus 1968, 28 mei 1969 en 15 december 1978, dienen alle diensten en instellingen beheerd door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, in de begroting en de rekeningen als bedoeld in artikel 1, te worden opgenomen, met uitzondering evenwel van de diensten en instellingen die onder toepassing vallen van artikel 94 van voornoemde wet van 8 juli 1976 of die krachtens een andere wetsbepaling afzonderlijk worden beheerd en een eigen boekhouding houden.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> De modaliteiten en voorwaarden tot invoering van de functioneel-economische classificering van de ontvangsten en van de uitgaven in de begroting en in de rekeningen, worden vastgesteld door de Minister die het maatschappelijk welzijn onder zijn bevoegdheid heeft.
Art. 5. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.