2 MEI 1983. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten van de financiële gewestbijdrage in de investeringsuitgaven van de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij en de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken.
HOOFDSTUK I. Voorwaarden van de financiële gewestbijdrage in de investeringsuitgaven van de waterzuiveringsmaatschappijen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. Modaliteiten van de financiële gewestbijdrage in de investeringsuitgaven van de waterzuiveringsmaatschappijen.
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 7-11
HOOFDSTUK I. _ Voorwaarden van de financiële gewestbijdrage in de investeringsuitgaven van de waterzuiveringsmaatschappijen.
Artikel 1. De (Vlaamse Minister) die bevoegd is inzake de zuivering van afvalwater _ hierna genoemd de (Vlaamse Minister) _ is bevoegd om : <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
a) hetzij de gewesttoelagen om niet te verlenen voor de financiering der investeringen van de waterzuiveringsmaatschappijen;
b) hetzij tussen te komen op de vervaldag ten voordele van de voornoemde maatschappij in de betaling van de interesten en aflossingen van de leningen die deze voor de financiering van haar investeringen aangegaan heeft.
Art.2. Het percentage van de gewestbijdrage in de onder artikel 3 bedoelde verrichtingen, is vastgesteld op 100 pct. van het bedrag der investeringen.
Art.3. De investeringen bedoeld onder artikel 1 van dit besluit zijn alle investeringsuitgaven, taksen inbegrepen, gedaan door de waterzuiveringsmaatschappijen in uitvoering van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren en goedgekeurd door de (Vlaamse Minister) zoals onder meer voor : <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
1° het bouwen, vergroten of aanpassen van collectoren, pompstations, persleidingen en alle andere kunst- en uitrustingswerken die nodig zijn voor de afvoer van het water, afkomstig van de riolen alsook alle werken, nodig voor de aansluiting ervan op de afvalwaterzuiveringsinstallaties;
2° het bouwen, vergroten of aanpassen van afvalwaterzuiveringsinstallaties;
3° het afvoeren van het gezuiverde afvalwater;
4° de levering van de uitrustingsgoederen, zoals ondermeer de reservestukken, het gereedschap, de labo-uitrusting en het meubilair, vereist voor de werking van de onder 1°, 2° en 3° van dit artikel vermelde installaties en beperkt tot een maximum bepaald door de (Vlaamse Minister); <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
5° de afbraakkosten van de onder 1°, 2° en 3° bedoelde werken;
6° het bouwen, vergroten of aanpassen van een laboratorium of werkplaats, nodig voor de werking van de waterzuiveringsmaatschappijen;
7° de werken op het terrein van de sub 1°, 2°, 3° en 6° genoemde installaties en bouwwerken, zoals onder meer :
_ de beplantings- en bezaaiingswerken, beperkt tot een maximum, bepaald door de (Vlaamse Minister); <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
_ de werken voor onder meer de toegangswegen, dienstwegen, andere verharde oppervlakten, riolering, verlichting en afsluiting van het terrein, zulks overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de (Vlaamse Minister); <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
8° de veiligheids- en andere uitrusting voorzien door het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming, zoals onder meer brandblusapparaten, bliksemafleiders en sanitair;
9° de verzekeringen ingevolge de bepalingen van het algemeen en bijzonder lastenkohier;
10° de eventuele stockage- en onderhoudsvergoedingen ingevolge de bepalingen van het bijzonder lastenkohier;
11° a) de erelonen van de ontwerper alsmede de erelonen ingeval de waterzuiveringsmaatschappijen zelf het ontwerp opmaken op basis van de door de (Vlaamse Minister) gegeven goedkeuring; <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
b) de labokosten en de kosten van de uitvoering van de proeven, beperkt tot een maximum bepaald door de (Vlaamse Minister); <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
c) de kosten verschuldigd aan de vergunninghoudende besturen;
12° de stopzettings- of schadevergoedingen wegens verbreking van de door de (Vlaamse Minister) goedgekeurde overeenkomsten; <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
13° het financieel-economisch, ecologisch, geotechnisch, hydraulisch, biologisch-scheikundig en behandelbaarheidsonderzoek;
14° de aansluitingskosten van nutsleidingen, zoals onder meer electriciteit, waterleiding, telefoon, gas ten behoeve van de installaties en bouwwerken vermeld onder 1°, 2°, 3° en 6°;
15° het verplaatsen van nutsleidingen nodig voor de bouw van de kunstwerken onder 1°, 2°, 3° en 6°, voor zover zij ten laste zijn van de waterzuiveringsmaatschappijen;
16° alle wijzigingen van de goedgekeurde overeenkomst, bijwerken en verrekeningen voor zover deze zijn goedgekeurd door de (Vlaamse Minister); <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
17° de verwerving van de onroerende goederen en bijhorende kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de voornoemde werken en/of voor de werking van de installaties en de werken vermeld onder 1°, 2°, 3° en 6° van dit artikel beperkt tot de prijs vermeld in de akten van het Comité tot aankoop van onroerende goederen of in het vonnis of arrest in geval van gerechtelijke onteigening;
18° de financiële bijdrage in de kosten, gedragen door de waterzuiveringsmaatschappijen ter uitvoering van een overeenkomst, goedgekeurd door de (Vlaamse Minister) en gesloten met een derde eigenaar of medeëigenaar van een zuiveringsinstallatie, in het kader van de uitvoering van een zuiveringsprogramma. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
(19° alle uitgaven, voortvloeiend uit de verplichtingen die de waterzuiveringsmaatschappijen gehouden zijn over te nemen in uitvoering van het decreet van 5 april 1984, houdende aanvulling van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging met bijzondere bepalingen eigen aan het Vlaamse Gewest.) <BREV 1984-07-25/30, art. 1, 002>
HOOFDSTUK II. _ Modaliteiten van de financiële gewestbijdrage in de investeringsuitgaven van de waterzuiveringsmaatschappijen.
Art.4. Principiële belofte van toelage.
§ 1. Het voorontwerp en het ontwerp van de onder artikel 3 van dit besluit vermelde werken moeten worden opgemaakt volgens de modaliteiten door de (Vlaamse Minister) bepaald en moeten kaderen in een voorafgaandelijk door de (Vlaamse Minister) goedgekeurd waterzuiveringsprogramma. Bij onstentenis hiervan kan de (Vlaamse Minister) uitzonderlijk een afwijking toestaan. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 2. Zij moeten worden goedgekeurd door de (Vlaamse Minister) die bij de goedkeuring van het ontwerp de principiële toezegging van de gewestbijdrage verleent. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art.5. Vaste belofte van toelage.
§ 1. De waterzuiveringsmaatschappijen laten het dossier van toewijzing van de overeenkomst binnen de negentig dagen volgend op de datum van de opening der inschrijvingen of offertes aan de (Vlaamse Minister) geworden. Elke bijbetaling geëist door de inschrijver aan wie de aanneming laattijdig gegund wordt, te wijten aan het opdrachtgevend bestuur, kan uitgesloten worden van de gewestbijdrage. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 2. De (Vlaamse Minister) geeft de vaste toezegging van de gewestbijdrage terzelfdertijd als de goedkeuring van de gunning. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 3. Elke wijziging van de goedgekeurde overeenkomst kan maar in aanmerking genomen worden voor het toekennen van de gewestbijdrage na goedkeuring door de (Vlaamse Minister). <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art.6. § 1. Indien de gewestbijdrage bestaat uit de verlening van een toelage om niet, laten de waterzuiveringsmaatschappijen onverwijld aan de (Vlaamse Minister) maandelijkse staten geworden betreffende de stand der uitgevoerde werken, alsook de eindafrekening van de aanneming, opgesteld volgens de richtlijnen die in de vaste toezegging van de gewestbijdrage kunnen worden vermeld. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>Zich baserend op deze goedgekeurde bescheiden laat de (Vlaamse Minister) per aanvraag regelmatig de subsidies ten bedrage van het aandeel van het Gewest aan voornoemde maatschappijen geworden. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 2. Indien de gewestbijdrage bestaat uit de tenlasteneming van de aflossing en interesten van een door de waterzuiveringsmaatschappijen aangegane lening, nodigt de (Vlaamse Minister) bij ontvangst van het aanvangsbevel der werken, de kredietinstelling uit, een bedrag gelijk aan de som vermeld in de brief van vaste belofte van gewesttoelage ter beschikking van de voornoemde maatschappij te stellen. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 3. Na de voorlopige oplevering der werken wordt de eindafrekening opgesteld en verzonden naar de voornoemde (Vlaamse Minister) die, na goedkeuring, het definitief bedrag van de gewestbijdrage bepaalt. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Zodra het Rekenhof zijn akkoord met dit bedrag heeft betekend, gelast de (Vlaamse Minister) de kredietinstelling het saldo van de gewestbijdrage ter beschikking te stellen van de waterzuiveringsmaatschappijen. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
HOOFDSTUK III. _ Overgangs- en slotbepalingen.
Art.7. Indien de vaste toezegging van de staatsbijdrage werd gegeven tussen 16 juni 1975 en 22 januari 1977, geeft de (Vlaamse Minister) de vaste toezegging van de aanvullende bijdrage, die voortspruit uit het in dit besluit bepaalde percentage, bij de eindafrekening, bedoeld in artikel 6 van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Indien bijdragen werden verleend door andere openbare diensten dan de Staat, worden deze op dat ogenblik door de waterzuiveringsmaatschappijen terugbetaald.
Art.8. In het koninklijk besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse gewest door of op initiatief van ondergeschikte besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, wordt in artikel 2, § 2, b), het woord "Waterzuiveringsmaatschappijen" geschrapt.
Art.9. Het koninklijk besluit van 20 december 1976 tot bepaling van de voorwaarden en de modaliteiten van de financiële staatsbijdrage in de investeringsuitgaven van de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken wordt opgeheven.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1980 ten aanzien van de Waterzuiveringsmaatschappij van het Kustbekken; het heeft uitwerking met ingang van 28 oktober 1981 ten aanzien van de Vlaamse Waterzuiveringsmaatschappij.
Art. 11. De (Vlaamse Minister) van Leefmilieu, Waterbeleid en Onderwijs, wordt gelast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>