Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 AUGUSTUS 1983. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2003-04-10/72, art. 21; Inwerkingtreding : 10-06-2003) (NOTA : opgeheven door de Vlaamse Overheid bij MB2011-05-18/12, art. 11; Inwerkingtreding : 26-06-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-06-2011 en tekstbijwerking tot 16-06-2011)



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. De aanvragen inzake aanmoedigingsmaatregelen waarvan sprake in artikel 2, 3 en 5 enerzijds, en 6 en 7 anderzijds, van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik moeten worden ingezonden door middel van ad hoc formulieren.
  Deze formulieren moeten worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Administratie voor Energie, Dienst voor Energiebehoud, (Generaal Lemanstraat 60, te 1040 Brussel) <KB 20-09-1984, art. 1>.
  (Ze moeten worden teruggezonden :
  1° indien de aanvrager een rechtspersoon is bedoeld bij hiernavermeld artikel 6, § 1, 2° en 3°;
  a) naar het Fonds voor Provinciale en Gemeentelijke Schoolgebouwen, wanneer de bedoelde schoolinrichting een officiële school is;
  b) naar het Nationaal Waarborgfonds voor Schoolgebouwen, wanneer de bedoelde schoolinrichting een vrije gesubsidieerde school is;
  2° in alle andere gevallen bij hogervermelde Dienst voor Energiebehoud, waarnaar de bij 1° bedoelde aanvragers bovendien een copie van de formulieren versturen.
  De aanvragen worden door deze Dienst onderzocht, wat in de bij bovenvermeld punt 1°, derde lid bedoelde gevallen gebeurt na overleg met het betrokken Fonds.) <KB 20-09-1984, art. 2>
  § 2. Indien de aanvrager in verschillende categorieën heeft geïnvesteerd die vermeld worden in bijlage X bij het koninklijk besluit van 4 maart 1965, tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, moet hij per categorie een formulier inzenden.
  Nochtans vormen verscheidene formulieren die betrekking hebben op één en hetzelfde projekt slechts één enkele aanvraag. Als datum geldt dan diegene die op het eerste formulier is ingevuld.
  § 3. Het inkomstenbewijs waarvan sprake is in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, wordt samen verzonden met de in § 1, derde lid van dit artikel bedoelde formulieren.
  In het geval echter dat bedoeld wordt in artikel 2, § 7 van hetzelfde besluit, hetzij wanneer het Ministerie van Financiën, Administratie der Directe Belastingen het inkomstenbewijs niet meer dan dertig dagen vóór het indienen van de aanvraag heeft kunnen uitreiken, moet de aanvrager bovenvermeld bewijs afzenden naar de onder voorafgaande § 1 vermelde dienst, binnen de dertig dagen nadat het Ministerie van Financiën het heeft uitgereikt.
  § 4. Het formulier waarvan sprake in artikel 2, § 4 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, moet worden aangevraagd bij de in § 1 vermelde dienst, waarheen het behoorlijk ingevuld en ondertekend moet teruggezonden worden, binnen de door bovenvermeld koninklijk besluit voorgeschreven termijnen.

Art.2. De aanvragen betreffende de aanmoedigingsmaatregelen die bedoeld zijn in artikel 2, 3 en 5 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, moeten worden ingediend vóór het einde van het jaar of de afsluiting van het boekjaar dat volgt op het jaar, of het boekjaar waarin de materiële vaste activa waarvoor de tegemoetkoming bedoeld bij artikel 2, of de toelage bedoeld bij artikel 3 van hetzelfde besluit wordt gevraagd, in nieuwe staat zijn verkregen of in nieuwe staat zijn tot stand gebracht.

Art.3. § 1. Wanneer het met redenen omkleed advies van het Comité, opgericht door artikel 10 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 niet vereist is, maken de aanvragen betreffende de aanmoedigingsmaatregelen bedoeld bij artikel 2, 3 en 5 van hetzelfde besluit, het voorwerp uit van een door de Dienst voor Energiebehoud opgesteld rapport voor de Minister die de energie in zijn bevoegdheid heeft, verder Minister genoemd.
  § 2. In de gevallen bedoeld bij artikel 11, § 2, 1e lid van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, wordt door de Dienst voor Energiebehoud, via een aan de Voorzitter van het Comité gerichte brief met een beknopte beoordeling van de aanvraag, en samen met een copie van de in artikel 1 bedoelde formulieren, het met redenen omkleed advies van het Comité gevraagd, en dat binnen de veertien dagen na ontvangst van de aanvraag voor tegemoetkoming of toelage die behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend, en samen met de vereiste bewijsstukken is ingediend.
  § 3. In de gevallen bedoeld bij artikel 11, § 2, 2e lid van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, wordt door de Dienst voor Energiebehoud binnen de dertig dagen na afloop van elk trimester, via een aan de voorzitter van het Comité gerichte brief, het met redenen omkleed advies gevraagd van het Comité dat daartoe overgaat tot een vergelijkend onderzoek van het geheel van de aanvragen die ingediend zijn gedurende het betrokken trimester.
  De Dienst voor Energiebehoud stelt voor iedere aanvraag een verslag op ter attentie van het Comité.
  § 4. Binnen de dertig dagen na ontvangst van de in voorafgaande §§ 2 en 3 bedoelde brief, brengt het Comité advies uit en brengt dat advies ter kennis van de Minister.

Art.4. § 1. De Minister bericht de aanvrager per aangetekende brief over zijn beslissing.
  § 2. Betreffende de tegemoetkomingen of toelagen bedoeld bij artikel 2, 3 en 5 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, en onder voorbehoud van de bepalingen van hiernavolgend artikel 5, wordt de beslissing aan de aanvrager medegedeeld binnen de negentig dagen na de ontvangst van de aanvraag voor een tegemoetkoming of toelage die behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend, en samen met de vereiste bewijsstukken is ingediend.
  § 3. Voor wat de toelagen betreft bedoeld bij artikelen 6 en 7 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, wordt de beslissing aan de aanvrager ter kennis gebracht binnen een termijn van negentig dagen, na afloop van het trimester gedurende hetwelke de aanvraag ingediend werd.

Art.5. In de gevallen bedoeld bij artikel 2, § 7, en 3, § 4 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, moet de aanvraag voor de goedkeuring van de Minister, ten minste negentig dagen vóór de aanvang van de werkzaamheden worden ingediend.
  Deze goedkeuring wordt gegeven door de Minister onder de schorsende voorwaarde van voorlegging door de onderneming van het inkomstenbewijs, bedoeld bij artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983.
  De definitieve beslissing kan slecht genomen worden wanneer de elementen die het mogelijk maken om na te gaan of de vaste activa werkelijk zijn verkregen of tot stand gebracht, of om hun juiste waarde te bepalen, geleverd zijn.

Art.6. <KB 20-09-1984, art. 3> § 1. Kunnen genieten van de toelage die bedoeld is bij artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 :
  1° de ziekenhuizen, ziekenhuis- en medico-sociale inrichtingen die bedoeld zijn bij artikel 6bis, § 2, 1°, van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen;
  2° de rechtspersonen die onderwijs inrichten bedoeld bij de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
  3° de rechtspersonen die zonder winstoogmerk gebouwen ter beschikking stellen van een bij bovenvermeld punt 2° bedoelde schoolinrichting, voor zover de vaste activa voor de uitoefening van de activiteit van deze laatste worden aangewend.
  § 2. Wanneer de begunstigde voor de financiering van de vaste activa of voor de studie, een tegemoetkoming ontvangt van het Nationaal Waarborgfonds voor Schoolgebouwen, wordt het toelagebedrag dat wordt toegekend in toepassing van artikel 3, § 1, of van artikel 5 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 in mindering gebracht van de door de Staat gewaarborgde lening.

Art.7. § 1. De in artikel 7, § 2 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 bedoelde lijst, neemt de vorm aan van een register dat bijgehouden wordt bij het Ministerie van Economische Zaken, Administratie voor Energie, Dienst voor Energiebehoud.
  § 2. Onverminderd de mogelijkheid voor de Minister om, zonder dat er vooraf aanvragen werden ingediend, de beslissing te nemen bedoeld bij artikel 7, § 2 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983, kunnen de aanvragen voor inschrijving op bovenvermelde lijst ingediend worden door middel van een ad hoc formulier.
  Dat formulier moet aangevraagd worden bij de dienst bedoeld bij artikel 1, § 1 van dit besluit, waarheen het per aangetekende brief, behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend moet teruggezonden worden.

Art.8. Een projekt inzake een nieuw materieel, procédé of produkt waarvoor door de Europese Economische Gemeenschap een tegemoetkoming werd toegekend, kan in geen geval aanleiding geven tot het toekennen van een toelage, bij toepassing van artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983.

Art.9. In afwijking van artikel 3, § 3 van dit besluit, wordt door de Dienst voor Energiebehoud vóór 31 januari 1984 het met redenen omkleed advies van het Comité gevraagd over het geheel van de aanvragen die ingediend werden vóór 31 december 1983.
  In dit geval wordt de beslissing waarvan sprake in artikel 4, § 3, aan de aanvrager ter kennis gebracht vóór 31 maart 1984.

Art. 10. Dit besluit treedt in werking op de dag dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.