8 JUNI 1982. - Koninklijk besluit betreffende de uitzending van de mededelingen van de nationale Regering door de Instituten belast met de openbare radio- en televisiedienst.
Art. 1-10
Artikel 1. De regeringsmededelingen bedoeld bij artikel 1 van de wet van 18 februari 1977 houdende de bepalingen betreffende de openbare radio- en televisiedienst kunnen de vorm aannemen van toespraken, interviews en communiqués, of gebruik maken van andere expressievormen.
Art.2. De uitzendingsinstituten moeten de regeringsmededelingen aankondigen in de dagelijkse programmaoverzichten.
Art.3. § 1. De toespraken mogen alleen uitgesproken worden door regeringsleden.
§ 2. Interviews worden gevoerd tussen een regeringslid en een persoon die niet tot het personeel van de uitzendingsinstituten behoort.
Art.4. De regeringsmededelingen worden geregistreerd. Alleen in spoedeisende gevallen worden zij rechtstreeks uitgezonden.
Art.5. § 1. Indien de opname door de instituten gebeurt, stellen deze op overeengekomen plaats, dag en uur de technische middelen en het personeel, nodig voor de realisatie van de regeringsmededeling, ter beschikking.
§ 2. Indien de opname door derden gebeurt, worden de bijkomende kosten niet door de instituten gedragen.
Art.6. De mededelingen worden uitgezonden op schriftelijk verzoek van de Eerste Minister die de datum en de golflengten bepaalt waarop de uitzending moet plaatsvinden.
Art.7. De mededelingen worden uitgezonden aansluitend op de radio- en televisiejournaals die de Eerste Minister aanwijst.
In uitzonderlijke omstandigheden zal bij beslissing van de Ministerraad, een toespraak van de Regering uitgezonden worden hetzij op het tijdstip dat deze journaals beginnen, hetzij op het uur bepaald door de Eerste Minister.
Art.8. Geen regeringsmededeling wordt uitgezonden tijdens de 21 dagen die de datum van de gemeente-, provincieraads-, wetgevende of Europese verkiezingen voorafgaan.
Art.9. Om buitengewoon ernstige redenen kan, bij gemotiveerde beslissing van de Ministerraad, van de bepalingen van dit besluit worden afgeweken.
Art. 10. Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.