30 JULI 1981. - Koninklijk besluit houdende maatregelen ter bevordering van de brandstofbesparing in de sector van de landbouw.
HOOFDSTUK 1. - Rechtstreekse maatregelen.
Art. 1-10
HOOFDSTUK 2. - Onrechtstreekse maatregelen.
Art. 11-15
HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen en slotbepalingen.
Art. 16-21
HOOFDSTUK 1. - Rechtstreekse maatregelen.
Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de natuurlijke of rechtspersoon die uit zijn landbouwbedrijf een inkomen verwerft van 50 pct. of meer van zijn globaal inkomen en die aan werkzaamheden buiten dat bedrijf minder dan 50 pct. van zijn totale arbeidsduur besteedt, hiernagenoemd beroepslandbouwer.
Art.2. Een tussenkomst van 25 pct. in de kosten van de bedrijfsinvestering wordt toegekend aan de beroepslandbouwer voor :
a) het plaatsen van een installatie of warmte uit melk, (uit water,) uit stallucht, uit stalmest of uit drijfmest terug te winnen. <KB 10-06-1982, art. 4, 1e>
b) de omschakeling van verwarmingsinstallaties met aardolieprodukten, gebruikt voor de verwarming van de gebouwen voor veeteelt, naar verwarmingsinstallaties met gas, kolen of andere energiebronnen;
c) de vervanging van installaties die aardolieprodukten gebruike en die aangewend worden bij de veeteelt die een andere energie aanwenden.
(d) De uitrusting die nodig is voor de installatie van een hydro-elektrische micro-centrale (turbine of hydraulisch rad en controle-apparatuur), uitsluitend bestemd voor het gebruik bij de uitbating van de geproduceerde elektrische energie.) <KB 08-07-1983, art. 1, 1e>
De kostprijs van de installatie moet hoger zijn dan 40 000 frank en het bedrag van de tussenkomst mag 25 000 frank niet overschrijden. Het maximumbedrag van de tussenkomst wordt op 50 000 frank gebracht voor de installatie van een systeem van mechanische verwijdering van de mest door middel van meenemers. (Het maximumbedrag van de tussenkomst wordt op 100 000 F gebracht voor warmtepompen en warmtewisselaars) (en 200 000 frank voor hydro-elektrische micro-centrales.) <KB 10-06-1982, art. 4, 2e> <KB 08-07-1983, art. 1, 2e>
Art.3. Een tussenkomst van 50 pct. in de kosten van de isolatiematerialen van het dak van gebouwen voor rundvee-, varkens- of kleinveeteelt wordt toegekend aan de beroepslandbouwer.
De kostprijs van het isolatiemateriaal moet hoger zijn dan 20 000 frank. De tussenkomst mag niet hoger zijn dan 100 frank per m2 dakoppervlakte en niet hoger dan 100 000 frank per bedrijf.
Art.4. Een tussenkomst voor de bouw van sleufsilos in verharde materialen wordt toegekend aan de beroepslandbouwer. De sleufsilo dient een betonnen bodem en hetzij twee zijwanden uit gewapend beton, hetzij twee zijwanden uit behandeld hout, (...). <KB 08-07-1983, art. 2>
Het betreft een forfaitaire tussenkomst gelijk aan 300 frank per m3 inhoud van de silo.
Onder inhoud van de silo dient te worden verstaan het volume bekomen door vermenigvuldiging van de oppervlakte van de betonvloer met de gemiddelde hoogte van de zijwanden.
De tussenkomst kan niet worden gecumuleerd met de tussenkomsten toegekend krachtens de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds of met de steun voorzien bij artikel 4 van het ministerieel besluit van 11 juni 1980 tot toekenning van investeringssteun aan groeperingen ter bevordering van de rationele groenvoederproduktie en weideuitbating.
Art.5. Een tussenkomst van 300 frank per ton droge stof wordt toegekend ten voordele van de beroepslandbouwer aan dewelke geperste pulp die 20 pct. tot 23 pct. droge stof bevat wordt geleverd tussen 1 oktober 1981 en 30 september 1982.
Art.6. Een tussenkomst wordt toegekend aan de beroepslandbouwer die op zijn hopteeltbedrijf investeringen doet met het doel het energieverbruik of het verbruik van aardolieprodukten te beperken.
De tussenkomst bedraagt 4 000 frank per jaarlijks uitgespaarde Ton Olie Equivalent (TOE) met een maximum van 25 pct. van de investeringskosten.
Art.7. Een tussenkomst van 35 pct in de kosten van de investering wordt toegekend voor de uitrusting met materiaal vereist voor het inwerkingstellen van mestbanken ingericht door hetzij een openbare overheid hetzij een groepering opgericht onder een van de vormen voorzien bij artikel 20 van het koninklijk besluit van 21 juni 1974 betreffende de modernisering van de landbouwbedrijven, voor zover :
1° de groepering samengesteld is uit een meerderheid van leden die beroepslandbouwer zijn zoals bepaald in artikel 1 van dit besluit.
2° de groepering een aktiviteitsduur van ten minste 5 jaar verzekert;
3° de leden van de groepering deelnemen in de financiering van de aankopen van materiaal, evenredig met de hoeveelheid mengmest behandeld door de mestbank.
Art.8. Een tussenkomst van 750 frank/ha wordt toegekend voor de teelt van vlinderbloemigen bestemd om te worden ondergeploegd als groenbemesting.
Art.9. Een tussenkomst van 750 F/ha wordt toegekend voor het behoud van blijvende hooiweiden op de voorwaarde dat het bedrijf op 1 juni 1981 over een verharde silo beschikt en dat het gras van deze weiden wordt ingekuild.
Worden beschouwd als blijvende hooiweiden, de weiden die als dusdanig werden verklaard op de landbouwtellingen van 15 mei 1980 en 15 mei 1981 en waarin men geen dieren laat grazen vóór 15 juli.
Art.10. Om de tussenkomsten bedoeld bij de artikelen 8 en 9 te bekomen :
a) moet het bedrag van de gevraagde tussenkomst hoger zijn dan drieduizend frank.
b) moeten de belanghebbenden bij de Directie voor Landbouwtechniek, Ministerie van Landbouw, vóór 15 november 1981 een verklaring op eer indienen die verzekert dat de teelten vermeld in de artikelen 8 en 9 werden geteeld of zullen worden verbouwd, en in voorkomend geval dat ze een verharde silo bezitten, en dat de blijvende hooiweiden werden aangegeven op de landbouwtellingen van 15 mei 1980 en 15 mei 1981.
Voor de berekening van het in a) vereiste minimumbedrag mogen de op grond van de artikelen 8 en 9 gevraagde bedragen worden samengesteld.
HOOFDSTUK 2. - Onrechtstreekse maatregelen.
Art.11. Een tussenkomst van 35 pct. in de kosten van de investering wordt toegekend voor de bouw van proef- of demonstratieinstallaties die toelaten kennis en techniek te ontwikkelen inzake het gebruik van nieuwe energiedragers of inzake energiebesparingen zoals installaties voor de produktie van biogas of windmolens of warmtepompen of inrichtingen die geothermie of warmte uit koelwaters gebruiken of zonnekollektoren of serres waarin nieuwe en energiebesparende materialen worden aangewend. Een tussenkomst kan eveneens toegekend worden voor de organisatie van de wetenschappelijke begeleiding en de uitrusting van die installaties met wetenschappelijk materiaal en met de vereiste meetapparaten.
De installaties moeten echter onmiddellijk bruikbaar zijn door de land- en tuinbouw en een wetenschappelijke begeleiding, erkend door de Minister van Landbouw moet voorzien zijn.
Indien in geval van cumulatie van de in het eerste lid bedoelde tussenkomst met andere tussenkomsten het samengevoegd bedrag meer dan 70 pct. van het bedoelde investeringskosten vertegenwoordigt, wordt de in het eerste lid bedoelde tussenkomst dermate verminderd dat 30 pct. van die kosten ten laste van de begunstigde blijven.
De tussenkomst wordt verleend aan natuurlijke of rechtspersonen en aan de wetenschappelijke instellingen die met dat doel door de Minister van Landbouw zijn erkend.
Art.12. Een tussenkomst wordt toegekend aan de natuurlijke en rechtspersonen die melk behandelen en omvormen voor de investeringen die tot doel hebben het energieverbruik of het verbruik van aardolieprodukten te beperken.
De tussenkomst bedraagt 4 000 frank per jaarlijks uitgespaarde Ton Olie Equivalent (TOE).
De toekenning van de tussenkomst is ondergeschikt aan volgende voorwaarden :
1. de investeringen moeten een besparing van ten minste 5 pct. van het gemiddelde energieverbuik van de 3 voorafgaande jaren mogelijk maken.
2. deze tussenkomst mag niet hoger zijn dan 25 pct. van de investeringen.
3. de tussenkomst mag niet hoger zijn dan 20 frank per ton behandelde of omgevormde melk gedurende het voorgaande jaar.
Art.13. Een tussenkomst wordt toegekend aan de vlassers, vlasroterijen en de bedrijven die hop drogen voor de investeringen met het doel het energieverbruik of het verbruik van aardolieprodukten te beperken.
De tussenkomst bedraagt 4 000 F per jaarlijks uitgespaarde Ton Olie Equivalent (TOE) met een maximum van 25 pct. van de investeringskosten.
Art.14. Een tussenkomst tot 100 pct. van de investeringen wordt toegekend voor de uitrusting van een laboratorium voor de ontleding van ruwvoeders.
Deze tussenkomst wordt toegekend voor een laboratorium, dat wordt geëxploiteerd door een openbaar bestuur of door een met dat doel erkende vereniging zonder winstgevend doel die aantoont over de nodige middelen te beschikken inzake bevoegd personeel, het nemen en het passend vervoer van de monsters naar het laboratorium en het verstrekken van adviezen voor de rantsoenberekening op basis van de uitgevoerde ontledingen.
Art.15. Een tussenkomst tot 100 pct. van de kosten van de vereiste uitrustingen en van de werking kan worden verleend aan de organismen aangewezen door de Minister van Landbouw voor :
1° het nazicht van de landbouwmotoren.
2° het nazicht van de isolatie en de ventilatie van de serres en van de veeteeltgebouwen alsmede het nazicht van de afregeling van de verwarmingsinstallaties.
De Minister van Landbouw bepaalt de modaliteiten van deze tussenkomsten.
HOOFDSTUK 3. - Algemene bepalingen en slotbepalingen.
Art.16. Enkel de investeringen uitgevoerd tussen 1 januari 1980 en 31 december 1982 komen voor tussenkomst in aanmerking.
De tussenkomsten hebben de vorm van kapitaalsubsidies. In voorkomend geval worden zij berekend op het netto-investeringsbedrag exclusief B.T.W.
(De Minister of de Staatssecretaris die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt voor elk geval, de periodes van tussenkomst voor de wetenschappelijke begeleiding van proef- of demonstratieinstallaties bedoeld in artikel 11, en voor de nazichten bedoeld in artikel 15.) <KB 08-07-1983, art. 4>
Art.17. De Minister van Landbouw stelt, in overleg met de Gewestexecutieven, de procedure van de indiening en de afhandeling der aanvragen vast, evenals de modellen van de formulieren.
Art.18. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt overtreding van dit besluit opgespoord en vastgesteld door de ambtenaren ingenieurs en inspecteurs van het Ministerie van Landbouw.
Art.19. De ten onrechte uitgekeerde bedragen worden teruggevorderd en indien kwade trouw wordt vastgesteld, worden die bedragen vermeerderd met een intrest van 8 pct. per jaar, vanaf de datum van uitbetaling.
Art.20. De in dit besluit bedoelde tussenkomsten worden geweigerd aan de aanvragers die een verklaring hebben gedaan welke na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals is bevonden.
Art. 21. Onze Minister van Landbouw en Onze Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.