Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 JULI 1981. - Ministerieel besluit betreffende aanvullende voorschriften voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren.



Inhoudstafel:


Art. 1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Omschrijvingen.
  Voor de toepassing van dit besluit :
  § 1. Wordt verstaan onder :
  "wet" : de wet op de veiligheid der schepen van 5 juni 1972;
  "zeevaartinspectiereglement" : het koninklijk besluit houdende zeevaartinspectiereglement van 20 juli 1973, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 12 juni 1975, 20 juni 1977, 24 november 1978 en 10 juli 1981;
  "gastanker" : een vrachtschip dat is gebouwd of geschikt gemaakt voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk;
  "voorschriften voor chemicaliëntankers" : het ministerieel besluit van 24 juni 1975 betreffende aanvullende voorschriften voor schepen die gevaarlijke stoffen in bulk vervoeren, gewijzigd bij ministeriële besluiten van 24 september 1976 en 27 september 1979;
  "certificaat van geschiktheid" : certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk.
  § 2. Hebben de woorden "eigenaar", "kapitein", "schip" en "Belgische zeewateren" de betekenis zoals ze is omschreven in artikel 1 van de wet.
  § 3. Hebben de woorden "vrachtschip", "districtshoofd", "goedgekeurd" en "tonnenmaat" de betekenis zoals ze is omschreven in artikel 1 van het zeevaartinspectiereglement.
  § 4. Wordt verstaan onder :
  a) een "nieuwe" gastanker : een gastanker :
  (i) waarvan het bouwkontrakt is afgesloten na 31 oktober 1976, of
  (ii) bij ontstentenis van een bouwkontrakt, waarvan de kiel werd gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium bevond na 31 december 1976, of
  (iii) waarvan de aflevering plaats had na 30 juni 1980, of
  (iv) dat een naar het oordeel van het districtshoofd belangrijke ombouwing heeft ondergaan :
  1° waarvoor het kontrakt werd afgesloten na 31 oktober 1976, of
  2° bij ontstentenis van een kontrakt, die begonnen is na 31 december 1976, of
  3° die voltooid werd na 30 juni 1980;
  b) een "bestaande" gastanker : een gastanker geen "nieuwe" gastanker zijnde.

Art.2. Toepassing.
  § 1. Onverminderd de bepalingen van het zeevaartinspectiereglement is dit besluit van toepassing op schepen, ongeacht hun tonnenmaat, bestemd of gebezigd voor het vervoer in bulk van vloeibaar gemaakte gassen, waarvan de dampspanning 2,8 bar absoluut bij een temperatuur van 37,8° C overtreft, en van bepaalde andere stoffen, vermeld in hoofdstuk XIX van bijlage I van dit besluit.
  Voor vloeibaar gemaakte gassen die niet in genoemd hoofdstuk voorkomen maar die gelijke gevaren kunnen opleveren, stelt het districtshoofd de vereisten vast waaraan dient te worden voldaan, rekening houdend met de principes van dit besluit en de gevaren eigen aan de bedoelde stoffen.
  § 2. Afhankelijk van het bepaalde van voorgaande paragraaf is dit besluit in zijn geheel van toepassing op een nieuwe gastanker.
  § 3. Een bestaande gastanker moet aan de voorschriften van dit besluit voldoen in de mate waarin zulks nodig wordt geacht door het districtshoofd, met dien verstande dat als een minimum moet voldaan zijn aan het bepaalde in de door de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (I.M.C.O.) goedgekeurde resolutie A.329 (IX) met betrekking tot de "Voorschriften voor bestaande schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren".
  § 4. Iedere bestaande gastanker die volledig voldoet aan het bepaalde in dit besluit mag beschouwd worden als een schip zoals bedoeld in § 2.
  § 5. Uitgezonderd als voorzien in § 6, a) moet een schip bestemd voor het vervoer van stoffen welke onder dit besluit vallen en van stoffen die vallen onder de Voorschriften voor chemicaliëntankers, voldoen aan de voorschriften van beide besluiten, die toepasselijk zijn op het vervoer van de bedoelde stoffen.
  § 6. a) De voorschriften van dit besluit hebben voorrang wanneer een schip is ontworpen en gebouwd voor het vervoer van de volgende stoffen :
  (i) deze uitsluitend vermeld in hoofdstuk XIX van de bijlage I van dit besluit, en
  (ii) één of meer stoffen die zowel in dit besluit als in de Voorschriften voor chemicaliëntankers vermeld zijn. Deze stoffen zijn met een asteriek
  (b) Indien een schip bestemd is om uitsluitend één of meerdere van de stoffen bedoeld in a), (ii) te vervoeren, moet het voldoen aan het bepaalde in de Voorschriften voor chemicaliëntankers.
  § 7. Overeenkomst van het schip met het bepaalde in § 2 of § 4 dient, volgens het geval, vermeld te worden op het certificaat van geschiktheid voorgeschreven in artikel 4.

Art.3. Onderzoek.
  § 1. Onverminderd de bepalingen van het zeevaartinspectiereglement is een gastanker waarop dit besluit van toepassing is onderworpen aan :
  a) een eerste onderzoek voordat het schip in dienst wordt gesteld of voordat voor de eerste maal een certificaat van geschiktheid zoals bedoeld in artikel 4 wordt afgegeven;
  b) een periodiek onderzoek voordat het hierboven genoemde certificaat, wanneer de geldigheidsduur is verstreken, door een dergelijk nieuw certificaat wordt vervangen;
  c) tussentijdse inspecties met perioden die 30 maanden niet te boven gaan.
  § 2. a) Het eerste onderzoek zoals bedoeld in § 1, a) omvat een volledig onderzoek van de bouw, de uitrusting, de onderdelen, de inrichtingen en het materiaal waarbij wordt onderzocht of volledig aan de voorschriften van dit besluit is voldaan.
  b) Een periodiek onderzoek zoals bedoeld in § 1, b) omvat een onderzoek van de bouw, de uitrusting, de onderdelen, de inrichtingen en het materiaal, waarbij wordt onderzocht of volledig aan de van toepassing zijnde voorschriften van dit besluit is voldaan.
  c) Een tussentijdse inspectie zoals bedoeld in § 1, c) omvat een inspectie van de veiligheids- en andere uitrusting, alsmede de bijhorende pomp- en pijpleidingssystemen, waarbij wordt onderzocht of volledig aan de van toepassing zijnde voorschriften van dit besluit is voldaan en of ze in deugdelijke toestand verkeren.
  Van de hierboven vermelde inspecties zal door of namens het districtshoofd aantekening worden gemaakt op het certificaat van geschiktheid indien gebleken is dat voldaan is aan de van toepassing zijnde voorschriften van dit besluit en dat de voornoemde inrichtingen in deugdelijke toestand verkeren.
  § 3. Nadat één van de hierboven vermelde onderzoeken of inspecties werden uitgevoerd mogen geen wijzigingen van betekenis worden aangebracht aan de bouw, de uitrusting, de onderdelen, de inrichtingen of het materiaal betrokken bij het onderzoek of de inspectie, zonder de goedkeuring van het districtshoofd, met uitzondering van de rechtstreekse vervanging van dergelijke uitrusting en onderdelen uit hoofde van herstelling of onderhoud.

Art.4. Certificaat van geschiktheid.
  § 1. Elke gastanker waarop dit besluit van toepassing is, moet een certificaat van geschiktheid aan boord hebben.
  § 2. De aanvraag tot het verkrijgen van een certificaat van geschiktheid, hetzij door de eigenaar, hetzij door de bouwer van het schip dient schriftelijk aan het districtshoofd te worden gericht.
  De eerste aanvraag tot het verkrijgen van zulk een certificaat moet vergezeld zijn van de tekeningen en gegevens die noodzakelijk zijn om de bouw, de uitrusting, de onderdelen, de inrichtingen en de materialen te kunnen controleren en na te gaan of aan de voorschriften van dit besluit is voldaan.
  Bij de eerste aanvraag zal bovendien een lijst gevoegd worden van de stoffen welke met het schip zullen vervoerd worden of waarvan het vervoer wordt overwogen.
  § 3. Het certificaat van geschiktheid wordt afgegeven door het districtshoofd nadat uit het onderzoek bedoeld in artikel 3, § 1, a) of b) gebleken is dat aan de voorschriften van dit besluit is voldaan.
  § 4. Een certificaat van geschiktheid wordt ingetrokken door het districtshoofd, en in het buitenland door de Belgische Consulaire ambtenaar, wanneer blijkt dat niet meer wordt voldaan aan de eisen welke voor de afgifte waren gesteld en dat in het ontbrekende niet voldoende wordt voorzien. Wordt een certificaat ingetrokken, dan wordt dit onder opgaaf van de redenen bij aangetekende brief, aan de eigenaar medegedeeld.
  § 5. Het districtshoofd stelt de geldigheidsduur van het door hem afgegeven certificaat van geschiktheid vast. De geldigheidsduur mag evenwel niet meer dan 5 jaar bedragen, behoudens hetgeen in § 6 is bepaald.
  § 6. De geldigheidsduur van een certificaat van geschiktheid mag door het districtshoofd, en in het buitenland door de Belgische consulaire ambtenaar voor ten hoogste één maand na de erop vermelde vervaldatum verlengd worden.
  § 7. Een certificaat van geschiktheid houdt op geldig te zijn wanneer belangrijke wijzigingen werden aangebracht aan de bouw, de uitrusting, de onderdelen, de inrichtingen of het vereiste materiaal zonder de goedkeuring van het districtshoofd, met uitzondering van de rechtstreekse vervanging van dergelijke uitrusting of onderdelen uit hoofde van herstelling of onderhoud, of indien de tussentijdse inspecties zoals voorgeschreven in artikel 3, § 1, c) van dit besluit niet uitgevoerd zijn.
  § 8. Een certificaat van geschiktheid houdt eveneens op geldig te zijn wanneer het schip onder een andere vlag wordt gebracht.
  § 9. Wanneer een schip is ontworpen en gebouwd volgens het bepaalde in artikel 2, § 5 van dit besluit, zal aan dit schip een stel certificaten van geschiktheid worden uitgereikt in overeenstemming met enerzijds de voorschriften van dit besluit en anderzijds volgens het bepaalde van de Voorschriften voor chemicaliëntankers.
  § 10. Het certificaat van geschiktheid moet wat vorm en inhoud betreft in overeenstemming zijn met de modellen opgenomen in bijlage II van dit besluit. Het wordt afgeleverd in twee exemplaren.

Art.5. Toezicht over Belgische schepen.
  § 1. De dienst van de zeevaartinspectie, en in het buitenland de Belgische consulaire ambtenaar, oefenen toezicht uit op de gastankers die aan dit besluit zijn onderworpen teneinde de toepassing ervan te verzekeren.
  § 2. Het bepaalde in de artikelen 8, 11, §§ 1 en 2, 12, 13, 14 en 17 van de wet met betrekking tot het certificaat van deugdelijkheid en de uitoefening van het toezicht door de dienst van de zeevaartinspectie, of in het buitenland door de Belgische consulaire ambtenaar, is mutadis mutandis van toepassing op het certificaat van geschiktheid zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit en op de uitoefening van het toezicht vermeld in de voorgaande paragraaf.

Art.6. Toezicht over vreemde schepen.
  § 1. Onverminderd het bepaalde van het zeevaartinspectiereglement zijn vreemde gastankers, die in de Belgische zeewateren stoffen vervoeren welke onder toepassing vallen van dit besluit, aan het toezicht van de dienst van de zeevaartinspectie onderworpen. Dit toezicht betreft al de eisen die in dit besluit zijn vastgesteld.
  § 2. Na 1 september 1981 dient iedere vreemde gastanker die in de Belgische zeewateren stoffen vervoert welke onder toepassing vallen van dit besluit, een geldig certificaat van geschiktheid voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen in bulk aan boord te hebben, waaruit blijkt dat, naargelang het geval, het schip voldoet aan de voorschriften van de door de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (I.M.C.O.) goedgekeurde Code met betrekking tot "Voorschriften voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren" (Resolutie A.328 (IX), of wel aan de voorschriften van de door de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (I.M.C.O.) goedgekeurde code met betrekking tot "Voorschriften voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen met bestaande schepen" (Resolutie A.329 (IX). Dit certificaat moet afgeleverd zijn door of in naam van de bevoegde autoriteit van het land waarvan het schip de vlag voert.
  § 3. Vreemde gastankers zijn in Belgische havens aan controle door de ambtenaren van de dienst van de zeevaartinspectie onderworpen voor zoverre deze controle er op gericht is zekerheid te hebben dat er een geldig certificaat van geschiktheid aan boord is, dat het schip is beladen in overeenstemming met de gegevens van dit certificaat, en, indien nodig, dat de toestand van het schip daadwerkelijk overeenstemt met de gegevens van dit certificaat.
  Een certificaat van geschiktheid, afgeleverd door of namens een buitenlandse autoriteit wordt aanvaard, tenzij naar de mening van het districtshoofd er duidelijke redenen bestaan om aan te nemen dat de toestand van het schip of van zijn uitrusting niet in wezen overeenstemt met de gegevens van dat certificaat.
  In dat geval moet hij zodanige maatregelen treffen dat het schip niet zal vertrekken totdat het zonder gevaar voor de bemanning kan varen.

Art.7. Bedrijfsvoorschriften.
  § 1. De kapitein van een gastanker is verplicht zorg te dragen dat bij het gereedmaken voor belading, bij het laden, tijdens de reis, bij het lossen, bij het gasvrij maken en reinigen van de ladingtanks, de pompkamers, de kofferdammen en andere ruimten binnen het ladingsgedeelte van het schip, de voorschriften vervat in hoofdstuk XVIII van bijlage I van dit besluit worden nagekomen.
  § 2. De kapitein van een gastanker is verplicht zorg te dragen dat de bemanning behoorlijk wordt geoefend zoals voorgeschreven in hoofdstuk XVIII van bijlage I van dit besluit.

Art.8. Inwerkingtreding.
  Dit besluit treedt in werking zestig dagen na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. N1. Bijlage 1 : Voorschriften voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren.
  <Nota : om technische reden werd die bijlage niet opgenomen. Zie B.St. 09-12-1981, p. 15464>

Art. N2. Bijlage 2 : Modellen van het certificaat van geschiktheid.
  Het certificaat van geschiktheid dient wat vorm en inhoud betreft, naar gelang het geval, overeen te stemmen met de hiernavolgende modellen :
  1. Model 1 wordt uitgereikt aan een nieuwe gastanker.
  2. Model 2 wordt uitgereikt aan een bestaande gastanker, afgeleverd op of vóór 31 oktober 1976.
  3. Model 3 wordt uitgereikt aan een bestaande gastanker, afgeleverd na 31 oktober 1976.
  <Nota : om praktische reden werden die modellen niet opgenomen. Zie B.St. 09-12-1981, p. 15561, 15565 en 15569>