Details





Titel:

10 FEBRUARI 1981. - Herstelwet inzake inkomensmatiging.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Matiging van het loon van de werknemers in de private sector.
Eerste afdeling. Toepassingsgebied.
Art. 1
Afdeling 2. Matiging van het loon.
Art. 2-3
Afdeling 3. Recht van toezicht van de werknemers.
Art. 4-5
Afdeling 4. Toezicht en strafbepaling.
Art. 6
HOOFDSTUK II. Loonmatiging in de openbare sector. (Hoofdstuk opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>
Afdeling 1. Toepassingsgebied. (Afdeling opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>
Art. 7
Afdeling 2. Loonmatiging. (afdeling opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>
Art. 8-10
HOOFDSTUK III. Matiging van de inkomens van de andere beroepen.
Eerste afdeling. Notarissen en gerechtsdeurwaarders.
Art. 11
Afdeling 2. Beoefenaars van de geneeskunst en van paramedische beroepen.
Art. 12
Afdeling 3. Andere beroepen.
Art. 13
Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 14
Afdeling 5. Strafbepalingen.
Art. 15-16
HOOFDSTUK IV. Tantièmes.
Art. 17-20
HOOFDSTUK V. Werkgeversbijdragen tot aanvullende verzekering.
Art. 21-23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1980122301 



Uitvoeringsbesluit(en):

1981000264  1981000739  1981002203  1989022381 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Matiging van het loon van de werknemers in de private sector.
Eerste afdeling. _ Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers.
  Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden gelijkgesteld met :
  1° werknemers : de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een andere persoon;
  2° werkgevers : de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen.
  Bij een in Ministerraad overlegd besluit wijkt de Koning af van de bepalingen van dit hoofdstuk ten voordele van de handarbeiders die zwaar of ongezond werk verrichten.
  De artikelen 2 tot 6, met uitzondering van artikel 2, § 1, zullen niet van toepassing zijn, indien een interprofessionele collectieve overeenkomst betreffende de loonmatiging vóór 15 februari 1981 tot stand komt met gelijkwaardig resultaat als de bij artikel 2, §§ 2 tot 4 voorziene loonmatiging gedurende de in artikel 2, § 2, bepaalde referentieperiode en deze overeenkomst algemeen verbindend wordt verklaard door de Koning.
  Dit koninklijk besluit verklaart de overeenkomst algemeen verbindend ten opzichte van al de personen beoogd door dit hoofdstuk en maakt op deze overeenkomst de bepalingen van hoofdstuk V van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités toepasselijk, zoals ten aanzien van de algemeen verbindend verklaarde overeenkomsten.

Afdeling 2. _ Matiging van het loon.
Art.2. § 1. Het gemiddeld minimum maandinkomen, zoals vastgesteld bij de in de Nationale Arbeidsraad gesloten collectieve arbeidsovereenkomst nr. 23 van 25 juli 1975, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 september 1975, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, en geïndexeerd volgens de aanvullende modaliteiten, opgenomen in artikel 7, tweede lid, van deze overeenkomst, zal verhoogd worden op 1 april 1981 met 5 pct. en op 1 januari 1982 met 3 pct. van het bedrag van dit gemiddeld minimum maandinkomen, van toepassing in november 1980.
  De Koning kan de toepassingsmodaliteiten van het eerste lid vaststellen, na advies van de Nationale Arbeidsraad.
  § 2. Onverminderd de koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen mag, gedurende de periode gaande van 1 januari 1981 tot en met 31 december 1982, hierna referentieperiode genoemd, geen enkele loonsverhoging, geen enkel nieuw voordeel, geldelijk of in natura, in om het even welke vorm, worden toegekend in uitvoering van een collectieve arbeidsovereenkomst, van een individuele overeenkomst, van een akkoord tussen werkgevers en werknemers of van een eenzijdige beslissing van de werkgever.
  Bij afwijking van de maatregelen van lid 1 mogen de barameverhogingen, van toepassing op 1 december 1980, verder worden toegekend, indien vooraf en ten laatste op 1 april 1981 andere loonmatigingsmaatregelen met dezelfde uitwerking als bij niet-toepassing van deze baremaverhogingen worden overeengekomen bij collectieve arbeidsovereenkomst. Deze overeenkomst moet door de Koning algemeen verbindend worden verklaard.
  Bij afwijking van artikel 28 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, wordt het koninklijk besluit, dat de collectieve arbeidsovereenkomsten, bedoeld bij voorgaand lid verbindend verklaard, in Ministerraad overlegd.
  § 3. Onverminderd de koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen zijn de bepalingen van § 2 niet van toepassing op de werknemers waarvan het brutoloon, berekend overeenkomstig de bepalingen van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, geen 35 000 F per maand overschrijdt op 1 december 1980.
  Voor de in het eerste lid bedoelde werknemers worden de loonsverhogingen en andere voordelen, in geld of in natura, in om het even welke vorm waartoe besloten werd door een collectieve arbeidsovereenkomst neergelegd en geregistreerd ter griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen vóór 1 december 1980, normaal toegekend.
  Voor de bij het eerste lid bedoelde werknemers mogen nieuwe loonsverhogingen of andere voordelen, in geld of in natura, in om het even welke vorm, toegekend worden in zover het globaal bedrag ervan, berekend per werknemer op jaarbasis, geen 1 p.c. overschrijdt.
  Voor de werknemers die geen voltijdse arbeidsprestaties leveren wordt het bedrag van 35 000 F, zoals vastgesteld in lid 1, proportioneel berekend in verhouding tot de bezoldiging die deze werknemers zouden genoten hebben voor het leveren van voltijdse arbeidsprestaties.
  § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het bij § 3, eerste lid, bedoelde bedrag van 35 000 F aan een overstapregeling onderwerpen.

Art.3. De verkortingen van de arbeidsduur voorzien in de op 1 december 1980 bestaande overeenkomsten, worden gehandhaafd. In de nieuwe overeenkomsten die tijdens de referentieperiode worden gesloten, mag een arbeidsduurverkorting worden voorzien tot gemiddeld 38 uur per week, voor zover de evolutie van de productiviteit die toelaat.

Afdeling 3. _ Recht van toezicht van de werknemers.
Art.4. De bedragen van de loonsverhogingen of van andere voordelen in geld of in natura, in om het even welke vorm, opgenomen in collectieve overeenkomsten neergelegd en geregistreerd ter griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen gesloten vóór 1 december 1980 en die bij toepassing van artikel 2, § 2, aan de werknemers niet werden toegekend, worden onder een speciale rubriek in de boekhouding van de onderneming geboekt. Elke maand krijgen de werknemersafgevaardigden in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale afvaardiging hiervan mededeling.

Art.5. § 1. De bij artikel 4 bedoelde bedragen worden aangewend om de tewerkstelling te bevorderen en te beschermen.
  De voorstellen over de aanwending van die bedragen worden voor akkoord voorgelegd aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis ervan aan de syndicale afvaardiging.
  Indien geen akkoord tot stand komt of bij ontstentenis van een ondernemingsraad of een syndicale afvaardiging, worden de voorstellen onderworpen aan het bevoegd paritair comité.
  Voor het jaar 1981 worden de bij artikel 4 bedoelde bedragen door de werkgever gestort in een solidariteitsfonds bij ontstentenis van een akkoord of een beslissing van het paritair comité vóór 31 december 1981. Voor het jaar 1982, geldt dezelfde regeling bij ontstentenis van een akkoord of van een beslissing van het paritair comité vóór 31 december 1982.
  De Koning bepaalt de werkingsmodaliteiten van het Fonds, de modaliteiten van de inning der inkomsten en van de vereffening der uitgaven. alsook de toekenningsvoorwaarden van de ontvangen bedragen.
  Hij bepaalt eveneens de terugbetalingsmodaliteiten wanneer de voorwaarden voor de toekenning van de bedragen niet zijn nageleefd.
  § 2. De werkgever, zijn aangestelden of lasthebbers mogen deze bedragen niet behouden om ze na de referentie-periode onder de werknemer of de aandeelhouders te verdelen.

Afdeling 4. _ Toezicht en strafbepaling.
Art.6. De inbreuken op de bepalingen van dit hoofdstuk of van de uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede het verhinderen van het toezicht zullen worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V van de wet van 5 december 1968 op de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.

HOOFDSTUK II. _ Loonmatiging in de openbare sector. (Hoofdstuk opgeheven)
Afdeling 1. _ Toepassingsgebied. (Afdeling opgeheven)
Art.7. (opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>

Afdeling 2. _ Loonmatiging. (afdeling opgeheven)
Art.8. (opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>

Art.9. (opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>

Art.10. (opgeheven) <W 1993-07-22/33, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 14-08-1993>

HOOFDSTUK III. _ Matiging van de inkomens van de andere beroepen.
Eerste afdeling. _ Notarissen en gerechtsdeurwaarders.
Art.11. De tarieven van de notarissen en gerechtsdeurwaarders mogen in 1981 niet hoger zijn dan het niveau van 31 december 1980.

Afdeling 2. _ Beoefenaars van de geneeskunst en van paramedische beroepen.
Art.12. § 1. De erelonen van de beoefenaars van de geneeskunst en van de paramedische beroepen mogen tot 30 september 1981 niet hoger zijn dan het niveau van de op 1 december 1980 van toepassing zijnde tarieven zoals zij voortvloeien uit de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering. Evenwel mag de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit bepalen dat de ereloontarieven van toepassing in het raam van voornoemde wet van 9 augustus 1963 aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen worden aangepast, enkel wat het gedeelte betreft van deze erelonen dat wordt gebruikt voor de betaling van de geïndexeerde lonen.
  Vanaf 1 oktober 1981 mogen de erelonen enkel worden aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen tussen 31 augustus 1980 en 31 augustus 1981.
  § 2. De bepalingen van § 1 en van artikel 14, § 2, doen geen afbreuk aan de bepalingen van de door de Minister van Sociale Voorzorg goedgekeurde akkoorden of overeenkomsten afgesloten na 15 december 1980 in het raam van de voornoemde wet van 9 augustus 1963.
  De bepalingen van artikel 13 zijn van toepassing op de beoefenaars van de geneeskunst en de paramedische beroepen die niet tot het hen betreffende akkoord of de hen betreffende overeenkomst zijn toegetreden.
  § 3. In afwijking van de desbetreffende bepalingen van voornoemde wet van 9 augustus 1963 zijn de ereloontarieven zoals zij voortvloeien uit de toepassing van onderhavige wet de grondslag voor de berekening van de tegemoetkoming door de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Afdeling 3. _ Andere beroepen.
Art.13. Voor de andere beroepscategorieën dan die bedoeld in de artikelen 1, 7, 11 en 12 mogen de bezoldigingen, in welke vorm ook, evenals de tarieven, honoraria, barema's of abonnementen met betrekking tot prestaties geleverd door de beoefenaars van deze beroepen, niet hoger zijn in 1981 dan die welke op 1 december 1980 voor dezelfde prestaties van kracht waren.
  Geen enkele aanpassings- of fluctuatieclausule mag worden toegepast ingeval deze een verhoging van alle vergoedingen bedoeld in het eerste lid met zich brengt.
  De Koning kan bij een Ministerraad overlegd besluit regels bepalen inzake de homologatie en de publiciteit van tarievenbarema's van de prestaties van deze beroepscategorieën.

Afdeling 4. _ Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.14. § 1. Voor het jaar 1982 mogen de bezoldigingen in welke vorm ook, evenals de tarieven, honoraria, barema's of abonnementen bedoeld in de artikelen 11 en 13 niet stijgen boven de indexverhoging van de vorige 12 maanden.
  § 2. Vanaf 1 oktober 1982 mogen de in artikel 12 bedoelde erelonen enkel worden aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen tussen 31 augustus 1981 en 31 augustus 1982.

Afdeling 5. _ Strafbepalingen.
Art.15. De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan die van de wet op de economische reglementering en de prijzen, zoals voortspruit uit de wet van 30 juli 1971 houdende wijziging van de besluitwet van 22 januari 1945, betreffende het beteugelen van elke inbreuk op de reglementering betreffende de bevoorrading van het land, aan artikel 52 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en aan alle wettelijke en reglementaire bepalingen inzake burgerlijke tarieven.

Art.16. Elke persoon die een hogere vergoeding eist dan die welke voortvloeit uit de bepalingen van dit hoofdstuk of die zich niet zou schikken naar de bepalingen van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 13 tot onderwerping van de tarificatie aan homologatie en publiciteit begaat een inbreuk die zal worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van hoofdstukken II en III van de wet op de economische reglementering en de prijzen, zoals zij voortspruit uit de wet van 30 juli 1971 houdende wijziging van de besluitwet van 22 januari 1945, betreffende het beteugelen van elke inbreuk op de reglementering betreffende de bevoorrading van het land.

HOOFDSTUK IV. _ Tantièmes.
Art.17. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder tantièmes verstaan, alle winstuitkeringen uitgekeerd aan beheerders en zaakvoerders, in welke vorm ook, met uitsluiting van de dividenden.

Art.18. § 1. Niettegenstaande alle wettelijke, reglementaire, statutaire of contractuele tegenstrijdige bepalingen mogen de tantièmes betaalbaar door Belgische vennootschappen in het jaar 1981 niet meer bedragen dan 95% van die welke betaald zijn voor het jaar 1979.
  § 2. Indien voor het boekjaar 1979 geen tantièmes betaalbaar gesteld werden, of wanneer het boekjaar 1980 het eerste afgesloten boekjaar is van de betrokken vennootschap, bepaalt de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit het maximaal als tantièmes uitkeerbare bedrag, dit in verhouding tot het bedrag dat bij wijze van dividenden voor het boekjaar 1980 betaalbaar wordt gesteld.
  § 3. Voor het jaar 1982 mogen de tantièmes bedoeld in artikel 17 en in de §§ 1 en 2 van dit artikel niet stijgen boven de indexverhogingen van de vorige 12 maanden.

Art.19. Elk gedeelte van de tantièmes toegekend voor het boekjaar 1980 en waarvan de betaling reeds gedeeltelijk uitgevoerd werd vóór 1981 of waarvan de betaling uitgesteld wordt tot na 31 december 1981 wordt voor de toepassing van artikel 18 geacht betaald te zijn in 1981.

Art.20. De beheerders en zaakvoerders van de vennootschappen die de bepalingen van de artikelen 18 en 19 overtreden, worden bestraft met dezelfde boeten als die bepaald in artikel 200 van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.

HOOFDSTUK V. _ Werkgeversbijdragen tot aanvullende verzekering.
Art.21. De in 1981 en 1982 betaalde werkgeversbijdragen tot aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdigde dood mogen slechts hoger zijn dan die welke in 1980 zijn betaald voor zover zij nodig zijn om de voordelen te waarborgen die in het voorzorgsreglement zijn vastgesteld op 1 januari 1981.
  Het eventuele verschil in meer wordt op belastinggebied niet aangemerkt als een uitgave die als bedrijfsuitgave of -last aftrekbaar is.

Art.22. De wet van 23 december 1980 houdende bewarende en tijdelijke maatregelen inzake matiging van alle inkomens wordt opgeheven.

Art. 23. Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.