Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

11 AUGUSTUS 1980. _ Koninklijk besluit houdende vaststelling, voor het jaar 1980, van de objectieve normen voor de verdeling van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn voor het Waalse Gewest.



Inhoudstafel:


Art. 1-7, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing voor de verdeling van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn dat in het jaar 1980 aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Waalse Gewest toevalt.

Art.2. 90 pct. van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn wordt tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn als volgt omgeslagen:
  26 pct. op basis van het aantal maatschappelijke werkers, welke in die hoedanigheid in dienst waren per 31 juli 1979, hetzij met volledige dagtaak, hetzij met deeltijdse dagtaak;
  27 pct. op basis van de netto-uitgaven voor het jaar 1979, wegens de uitbetaling van het bestaansminimum met toepassing van de wet van 7 augustus 1974, en de toekenning van alle andere geldelijke tussenkomsten onder vorm van steun;
  14 pct. op basis van het aantal per 31 december 1979 door het betrokken centrum beheerde bedden in rustoorden voor bejaarden;
  11 pct. op basis van de nettolast door het centrum tijdens het jaar 1979 gedragen uit hoofde van de plaatsing van bejaarden;
  4 pct. op basis van het aantal woningen en flatgebouwen voor bejaarden, die door het centrum per 31 december 1979 waren beheerd;
  4 pct. op basis van het aantal door erkende diensten gepresteerde uren gezins- en bejaardenhulp gedurende het jaar 1979;
  4 pct. op basis van het aantal aan huis bedeelde maaltijden op initiatief van het centrum tijdens het jaar 1979. De tussenkomst per maaltijd is omgekeerd evenredig met de bevolkingsdichtheid, de gemeenten zijnde onderverdeeld in drie categorieën: gemeenten waarvan de bevolkingsdichtheid lager is dan 250 inwoners per km2, gemeenten van 250 tot 750 inwoners per km2, en gemeenten van méér dan 750 inwoners per km2. De coëfficiënten van verhouding tussen elk van deze categorieën zijn respectievelijk 2, 1,5 en 1.

Art.3. De overblijvende 10 pct. van het Bijzonder Fonds, bedoeld in artikel 1, worden verdeeld tussen de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die, op basis van de bij dit besluit voorziene criteria, in 1980 een tussenkomst van het Fonds zouden genieten die meer dan 3 pct. lager zou zijn dan die toegekend voor het jaar 1979.

Art.4. De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de vereffening van de bedragen die aan elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn toekomen.
  De hiervoor vereiste cijferopgaven worden hem verstrekt door de Executieve van de Franse Gemeenschap op basis van de gegevens, verzameld via de bij dit besluit gevoegde vragenlijst.

Art.5. § 1. Wordt na de omslag vastgesteld dat een vergissing werd begaan ten nadele van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, dan wordt de som die het heeft moeten derven, aan dit centrum toegekend bij de overeenkomende omslag betreffende een later jaar. Die som wordt berekend volgens de grondslagen van de omslag tijdens welke de vergissing werd begaan.
  § 2. In geval een vergissing werd begaan ten voordele van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, gelast een besluit van de Minister van de Franse Gemeenschap dat de ten onrechte toegekende som zal worden verhaald en die som zal gevoegd worden bij het deel van het Bijzonder Fonds dat voor het lopende jaar aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Waalse Gewest toekomt.

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1980.

Art.7. Onze Minister van de Franse Gemeenschap is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. N. Vragenlijst betreffende de verdeling van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn toebedeeld aan het Waalse Gewest.
  Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van:
  1. Maatschappelijke werkers:
  Aantal maatschappelijke assistenten en sociale verplegers (verpleegsters) of gelijkgestelden (cfr. koninklijk besluit van 9 maart 1977, tot vaststelling van de benoemingsvoorwaarden voor de maatschappelijke werkers in de openbare centra voor maatschappelijk welzijn) als personeelslid in dienst van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn per 31 juli 1979:
  a) voltijds tewerkgestelden;
  b) deeltijds tewerkgestelden (met aangifte van het aantal te presteren uren per week voor ieder).
  N.B. Komen alleen in aanmerking de maatschappelijke werkers die de hoedanigheid van personeelslid van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hebben, met uitsluiting van de tewerkgestelde werklozen, de stagiaires, enz.
  Voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die deel uitmaken van een gewestelijke sociale dienst moet het aantal prestatie-uren dat aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is toegekend, vermeld worden.
  2. 1. Bestaansminimum:
  Netto gedane uitgaven voor het bestaansminimum gedurende het jaar 1979.
  N.B. Bedoeld wordt het aandeel dat ten laste blijft van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, na aftrek van de gerealiseerde ontvangsten (Staatstussenkomst, terugbetaling ten laste van de begunstigde, de onderhoudsplichtigen of door betalingsorganismen van sociale voorzieningen, enz.).
  2. 2. Tegemoetkomingen onder andere vorm dan uitkering bestaansminimum:
  Welk was de netto-uitgave gedurende het jaar 1979 gedaan wegens alle geldelijke tussenkomsten onder vorm van steun (bijvoorbeeld steungelden betaald boven het bedrag van het bestaansminimum of aan niet-gerechtigden op het bestaansminimum; tussenkomst in huishuur, aansluiting ziekenfonds, electriciteits- en andere rekeningen, verwarming, medisch-pharmaceutische hulp ten huize, enz.), met uitsluiting evenwel van iedere geldelijke tussenkomst, onder welke vorm ook, voor plaatsing in instellingen.
  3. Rustoorden voor bejaarden:
  Aantal bedden voor bejaarden in de per 31 december 1979 door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beheerder rustoorden.
  4. Plaatsing voor bejaarden:
  Welk was de nettolast voor het jaar 1979 door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gedragen voor de plaatsing van bejaarden in rustoorden
  N.B. 1. Door "nettolast" wordt bedoeld het totaal van de gedane uitgaven voor plaatsingen, geheel of ten dele ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, van bejaarden in rustoorden, verminderd met de gerealiseerde ontvangsten, bijvoorbeeld ingevolge vereffening van eigen aandeel of van het aandeel van hun onderhoudsplichtigen en eventueel andere tussenkomsten.
  N.B. 2. Voor de plaatsing van bejaarden ten laste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn in de eigen instellingen mag de voor de berekening van de nettolast in aanmerking genomen dagprijs niet méér bedragen dan die welke voor de zelfbetalende bejaarden van de gemeente wordt aangerekend.
  5. Woningen en flatgebouwen voor bejaarden:
  Aantal speciaal voor bejaarden aangepaste woongelegenheden, andere dan rustoorden door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn beheerd per 31 december 1979.
  6. Gezins- en bejaardenhulp:
  Aantal uren gezins- en bejaardenhulp die gedurende het jaar 1979 werkelijk werden gepresteerd, hetzij voor de eigen dienst van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, hetzij door openbare of privédiensten waarmede het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn een schriftelijke overeenkomst heeft.
  N.B. Komen alleen in aanmerking de uren gepresteerd door diensten voor gezins- en bejaardenhulp die werden erkend overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 oktober 1975 tot regeling van de erkenning, voor het Waalse Gewest, van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van subsidies aan deze diensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 maart 1976, 13 mei 1977, 2 juni 1977, en 14 november 1978.
  6. Bedeling maaltijden:
  Aantal maaltijden gedurende het jaar 1979 werkelijk bedeeld op initiatief van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
  N.B. Komen alleen in aanmerking, de maaltijden bedeeld ten huize van de beneficiant, met uitsluiting van rusthuizen, ziekenhuizen of andere collectieve inrichtingen waarin de belanghebbenden worden opgenomen of waar zij hun maaltijden kunnen gaan gebruiken.