Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

8 FEBRUARI 1980. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning van de laboratoria voor de ontleding van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-01-1997 en tekstbijwerking tot 03-04-2018)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1997022674  2003022867 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit stelt de voorwaarden vast waaronder laboratoria erkend kunnen worden voor de analyse van bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik.
  De erkenning kan algemeen zijn of beperkt worden tot de bestrijdingsmiddelen die in het erkenningsbesluit worden vermeld.

Art.2. De aanvraag tot erkenning wordt door de verantwoordelijke leider van het laboratorium bij een ter post aangetekende brief ingediend bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, hierna te noemen " de Minister ".
  Zij is vergezeld van de bescheiden waaruit blijkt dat aan de bij artikel 3 gestelde voorwaarden is voldaan.

Art.3.Onverminderd de hiernavermelde bepalingen moet het laboratorium onder de leiding staan van een apotheker, een landbouwkundig ingenieur, een ingenieur in de scheikunde en de landbouwindustrieën of een licentiaat in de scheikundige wetenschappen, die het wettelijk diploma bezit uitgereikt door een belgische universiteit en die een praktijk van drie jaar telt in de ontleding van de bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik die het voorwerp zijn van de erkenningsaanvraag.
  De aanvrager moet het bewijs leveren dat hij beschikt over :
  1. geschikte lokalen en materiaal alsook over de nodige wetenschappelijke documentatie om de ontledingen uit te voeren;
  2. het onontbeerlijke wetenschappelijk en technisch personeel.
  De aanvrager moet tevens de verbintenis aangaan :
  1. de ontledingen binnen de gestelde termijn uit te voeren;
  2. de uitslagen van de ontledingen niet aan derden mee te delen behalve aan de personen die belast zijn met het toezicht op de toepassing van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt en op haar uitvoeringsbesluiten;
  3. alle inlichtingen over de aangewende ontledingsmethoden aan de Algemene Farmaceutische Inspectie en aan [1 Sciensano]1 te bezorgen wanneer zij hierom verzoeken; <KB 2003-07-11/83, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2003>
  4. de tarieven aan de Minister ter goedkeuring voor te leggen en de desbetreffende voorschriften na te leven;
  5. de ambtenaren belast met de controle en de inspectie op hun verzoek toegang te verlenen tot het laboratorium;
  6. de identiteit van de natuurlijke persoon of personen opgeven die het laboratorium exploiteren, of, indien het een rechtspersoon betreft, de statuten van de vennootschap en de naam van haar zaakvoerders of beheerders;
  7. de door de Minister vertrouwelijk meegedeelde inlichtingen geheim te houden;
  8. hetzij persoonlijk, hetzij door een tussenpersoon, noch betrokken te zijn bij een firma die zich bezighoudt met de fabricage van of de handel in bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik, noch personeel in dienst te nemen of te houden dat een van die activiteiten uitoefent. In voorkomend geval moet die verbintenis ook worden aangegaan door de zaakvoerders en beheerders van het laboratorium.
  ----------
  (1)<KB 2018-03-28/02, art. 23, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art.4.De Minister maakt de aanvraag voor onderzoek en advies over aan de Algemene Farmaceutische Inspectie en [1 Sciensano]1. <KB 2003-07-11/83, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-09-2003>
  Indien de voorwaarden van dit besluit zijn nageleefd, verleent de Minister de erkenning; de beslissing vermeldt desgevallend de bestrijdingsmiddelen waarvoor de erkenning verleend is.
  De lijst van de erkende laboratoria wordt jaarlijks in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<KB 2018-03-28/02, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2018>

Art.5. De erkende laboratoria moeten het bewijs kunnen leveren dat de ontledingen en onderzoekingen met het oog op het toezicht op de goede hoedanigheid van de bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik, die hen zijn onderworpen, werkelijk zijn uitgevoerd.
  Daartoe, moeten zij de protocollen van elke ontleding, volgens nummer en datum gerangschikt, gedurende een periode van tien jaren bewaren.

Art.6. Wanneer aanwijzing bestaat dat een erkend laboratorium niet meer aan de gestelde voorwaarden voldoet, wordt een onderzoek ingesteld door een ambtenaar-apotheker van de Algemene Farmaceutische Inspectie die zijn verslag met een voorstel aan de Minister toezendt.
  Wanneer de Minister van oordeel is dat er redenen zijn om de erkenning in te trekken, deelt hij die bij een ter post aangetekende brief mee aan de verantwoordelijke leider van het laboratorium, die over dertig dagen beschikt om eveneens bij een ter post aangetekende brief zijn opmerkingen aan de Minister te laten geworden.
  De Minister deelt het volledig dossier voor advies mee aan de Consultatieve Commissie bedoeld in artikel 45 van het koninklijk besluit van 5 juni 1975 betreffende het bewaren, het verkopen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen en fytofarmaceutische produkten.
  Binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier onderzoekt de Consultatieve Commissie de zaak, op dag en uur waarop de verantwoordelijke leider werd uitgenodigd te verschijnen. Binnen zestig dagen daaropvolgend deelt zij haar advies mee aan de Minister.
  De Minister beslist bij een met redenen omklede beslissing over de gehele of gedeeltelijke definitieve of tijdelijke intrekking van de erkenning. Die beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de verantwoordelijke leider gebracht.
  De intrekking van erkenning wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 7. Onze Minister van Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.