1 MAART 1979. - Ministerieel besluit houdende bepaling van de modaliteiten van het examen en van de erkenning van de leersecretaris.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 24-06-1998.)
TITEL I. - Fondamentaliste.
Art. 1-5
TITEL II. - Erkenningsmodaliteiten van de leersecretarissen.
Art. 6
TITEL III. - Intrekking van erkenning van de leersecretarissen.
Art. 7-8
TITEL I. - Fondamentaliste.
Artikel 1. <Zie Nota onder Titel> De examencommissie bestaat uit 7 leden:
- de administrateur-generaal van het Instituut of zijn afgevaardigde die het voorzitterschap waarneemt;
- een lid van de raad van beheer van het Instituut;
- de vertegenwoordiger van de Centra voor voortdurende vorming in de leercommissie;
- de vertegenwoordigers van de beroeps- en interprofessionele organisaties in de leercommissie;
- een erkende leersecretaris aangewezen door de raad van beheer van het Instituut;
- een ambtenaar van de Administratie voor Beroepsopleiding die ten minste de graad van bestuurssecretaris heeft, als vertegenwoordiger van de Minister die de voortdurende vorming in zijn bevoegdheid heeft;
Zolang de leercommissie niet erkend is worden de vertegenwoordigers van de Centra en van de beroeps- en interprofessionele organisaties aangewezen door het Instituut.
(NOTA : Voor de Duitstalige Gemeenschap worden de volgende wijzigingen aangebracht :
een nieuwe titel wordt ingevoegd, luidende als volgt :
"Titel I. - Algemene bepalingen."
een nieuwe artikel 1 wordt ingevoegd, luidend als volgt :
"Artikel 1 Dit ministerieel besluit is van toepassing op zelfstandige leersecretarissen."
De opschriften worden vervangen door de volgende opschriften :
- "titel I" wordt "Titel Ibis. - Modaliteiten van het examen van de zelfstandige leersecretarissen ";
- "titel II" wordt "Titel II. - Erkenningsmodaliteiten van de zelfstandige leersecretarissen";
- "titel III" wordt "Titel III. - Intrekking van erkenning van de zelfstandige leersecretarissen."
artikel 1 wordt "artikel 1bis."; BDG 1995-04-27/81, art. 1, 2, 3 en 4; Inwerkingtreding : 27-04-1995)
Art.2. <Zie Nota onder Titel> Ieder verzoek tot organisatie van een examen met het oog op de erkenning van een leersecretaris dient door de raad van beheer van het Instituut aan de Minister voor goedkeuring te worden voorgelegd. Dit verzoek bepaalt tevens de modaliteiten van oproep van de gegadigden en de samenstelling van de examencommissie.
De praktische modaliteiten van het examen bepaald in artikel 3 worden vastgesteld door de examencommissie.
Art.3. <Zie Nota onder Titel> Het examen omvat een maturiteitsproef en een technische proef. Het bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte. De maturiteitsproef heeft tot doel na te gaan of de gegadigde voldoende gemotiveerd is en de nodige vorming en ingesteldheid bezit om zijn opdracht behoorlijk te kunnen vervullen.
De technische proef heeft betrekking op de reglementering inzake de leertijd.
Om te slagen voor het examen moeten de gegadigden 60 pct. der punten bekomen voor elk der examengedeelten.
Art.4. <Zie Nota onder Titel> De raad van beheer van het Instituut draagt de leersecretaris(sen) ter erkenning voor aan de Minister en motiveert zijn voordracht; hij deelt terzelfder tijd de uitslagen mede van de andere gegadigden.
Art.5. <Zie Nota onder Titel> De tekst van de artikelen 3 en 4 wordt medegedeeld aan de gegadigden.
TITEL II. - Erkenningsmodaliteiten van de leersecretarissen.
Art.6. <Zie Nota onder Titel> De door het Instituut voorgestelde gegadigde kan erkend worden als leersecretaris als hij voldoet aan de volgende voorwaarden:
§ 1. De voorwaarden gesteld bij artikel 45 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de Voortdurende Vorming in de Middenstand, d.w.z.:
1° Belg zijn;
2° van onberispelijk gedrag zijn;
3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
4° ten minste 25 jaar en ten hoogste 65 jaar oud zijn;
5° voldaan hebben aan de militiewetten;
6° houder zijn van een diploma van hoger secundair onderwijs of van een daarmee gelijkgesteld diploma;
7° voldaan hebben aan het examen voorzien in artikel 3 van dit besluit;
8° een geneeskundig onderzoek ondergaan.
§ 2. De leersecretaris verbindt zich ertoe persoonlijk de verantwoordelijkheid op te nemen voor de opdrachten bepaald bij artikel 46 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976, d.w.z.:
1° voor het sluiten van leerovereenkomsten als tussenpersoon optreden tussen het ondernemingshoofd en de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
2° administratief toezicht uitoefenen op de door zijn bemiddeling gesloten overeenkomsten en op de gecontroleerde leerverbintenissen;
3° de morele en sociale begeleiding van de leerlingen op zich nemen;
4° bemiddelend optreden bij geschillen tussen leermeester en leerling;
5° de werkzaamheden van de leercommissie bijwonen.
§ 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 47 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 verbindt de leersecretaris zich ertoe zijn werkzaamheden te beperken tot de ondernemingen die hun exploitatiezetel hebben in een bestuurlijk arrondissement behorend tot het werkgebied van de gewestelijke dienst waar hij zijn wettelijke woonplaats heeft.
De Minister kan voorzien in een afwijking na advies van de raad van beheer van het Instituut.
§ 4. Ten einde zijn opdracht op een onafhankelijke wijze uit te oefenen verbindt de leersecretaris zich ertoe zich te onthouden van elke activiteit die de objectieve uitvoering van zijn opdracht in gevaar brengt.
TITEL III. - Intrekking van erkenning van de leersecretarissen.
Art.7. <Zie Nota onder Titel> § 1. Indien een leersecretaris niet meer voldoet aan een van de voorwaarden gesteld bij artikel 6, § 1, trekt de Minister de erkenning in.
§ 2. Wanneer vastgesteld wordt dat een leersecretaris zijn opdracht niet vervult overeenkomstig de voorwaarden gesteld bij artikel 6, § § 2, 3 en 4, kan de Minister de erkenning intrekken:
1° op voorstel van de raad van beheer van het Instituut na advies van de leercommissie;
2° op voorstel van de leercommissie waarbij het advies van de raad van beheer van het Instituut gevoegd is;
3° op eigen initiatief na advies van de raad van beheer van het Instituut en van de leercommissie.
In al de gevallen dient de betrokken leersecretaris te worden gehoord en zijn verklaring bij het dossier gevoegd.
Art. 8. <Zie Nota onder Titel> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1979.