Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

6 FEBRUARI 1979. - Ministerieel besluit betreffende de controle op de door de bioscoopondernemers geïnde ontvangsten.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-05-1984 en tekstbijwerking tot 30-01-1996)



Inhoudstafel:


Art. 1-12, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. <Zie nota onder titel> § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  _ bioscoopondernemer : de natuurlijke of rechtpersoon die een of meer bioscopen exploiteert;
  _ filmverdeler : de natuurlijke of rechtspersoon die bioscoopfilmen verhuurt aan bioscoopondernemers, ofwel tegen een percentage van de ontvangsten, ofwel tegen een vast bedrag;
  _ toegangsbiljet : het biljet dat recht op toegang tot een bioscoop verleent.
  § 2. Dit besluit is niet van toepassing op :
  a) de culturele groeperingen en verenigingen die als dusdanig door de Minister van Nationale Opvoeding of van Cultuur zijn erkend;
  b) de personen en verenigingen die aantonen geen winstoogmerk na te streven, mits zij dag, uur en plaats van de vertoning vooraf aan de controleur der directe belastingen mededelen.

Art.2. <Zie nota onder titel> § 1. Het toegangsbiljet bestaat uit een hoofdstrook en een bijstrook en is voorzien van het zegel van de Administratie van de directe belastingen. Elke biljettenreeks is doorlopend genummerd van 00.001 tot 99.999.
  De hoofdstrook van het biljet vermeldt de naam en het adres van de bioscoopzaal _ de identificering van de zaal in geval verschillende zalen hetzelfde adres hebben _ de prijs van de plaats, alle taksen inbegrepen, het volgnummer van de reeks alsmede de naam van de erkende drukker conform § 2, hierna. Deze inlichtingen moeten vervolledigd worden met de volgende vermeldingen : "voor te leggen op aanvraag", en "niet geldig zonder bijstrook".
  De bijstrook vermeldt de naam van de zaal, van de lokaliteit, de prijs en het volgnummer, overeenstemmend met de vermeldingen van de hoofdstrook. In het geval een film als uitzonderlijk wordt erkend en wanneer in de tijdspanne tussen de mededeling van de ministeriële instemming omtrent de toegestane prijstoeslag en de datum waarop de film uitkomt het onmogelijk is een biljet te drukken en af te leveren waarop de totale prijs voor deze film is vermeld, mag een toeslagbiljet worden uitgegeven. Op het toeslagbiljet moeten de verplichte vermeldingen, zoals opgelegd voor het toegangsbiljet, voorkomen met uitzondering van de prijs, die vervangen wordt door de toegelaten prijstoeslag.
  § 2. De toegangsbiljetten worden uitsluitend afgeleverd door een door de Minister van Economische Zaken erkende drukker; zij mogen niet terzelfdertijd bij meer dan één erkende drukker besteld worden.
  § 3. Om erkend te worden levert de drukker het bewijs dat hij over de vereiste technische en financiële middelen beschikt.
  De aanvraag tot erkenning wordt gericht aan de Economische Algemene Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken, De Motstraat 24-26, 1040 Brussel.
  In zijn aanvraag verbindt de drukker zich ertoe :
  _ alle maatregelen te treffen teneinde elke frauduleuze gebruik van biljetten te vermijden;
  _ elke bestemming van biljetten binnen acht dagen na ontvangst uit te voeren;
  _ een boekhouding van de gedrukte biljetten te houden en de dag van de levering aan de Economische Algemene Inspectie een bericht van levering toe te sturen met opgave van de hoeveelheid biljetten per categorie en de nummers die daarop voorkomen; hierbij moet een niet genummerd exemplaar per reeks worden toegevoegd;
  _ aan de controle-ambtenaren toegang te verlenen tot de bedrijfslokalen en hen toe te laten ter plaatse inzage te nemen van de boekhouding;
  _ de geldende prijzenreglementering en de ministeriële aanbevelingen ter zake na te leven;
  _ slechts biljetten conform de voorschriften van dit besluit te drukken en af te leveren en 's landszegel, hem toevertrouwd bij zijn erkenning enkel tot dit doel te gebruiken.
  § 4. Onverminderd het bepaald in artikel 11, kan de Minister van Economische Zaken de erkenning intrekken zo de verbintenissen die bij dit artikel zijn opgelegd door de drukker niet nageleefd werden of zo de vereiste waarborgen niet meer voorhanden zijn.

Art.3. <Zie nota onder titel> Aan de bioscoopondernemers mogen slechts volgende biljetten worden afgeleverd :a) biljetten tegen volle prijs;b) biljetten tegen verminderde prijs;c) toeslagbiljetten;d) biljetten voor kosteloze toegang;e) biljetten voor verhuring.
  Vanaf de eerste bestelling van biljetten, moeten de bioscoopondernemers aan de Economische Algemene Inspectie, de naam en het adres laten geworden van de erkende drukker, die zij gekozen hebben. Zij delen onverwijld aan genoemde dienst, elke verandering in deze keuze mede.

Art.4. <Zie nota onder titel> De bioscoopondernemer moet aan iedere toeschouwer, vooraleer deze de zaal binnengaat, een biljet afleveren aan een ter plaatse ingerichte kassa. De biljetten mogen enkel losgemaakt worden op het ogenblik van hun aflevering in numerieke volgorde en dit voor elk programma.
  De biljetten mogen geen enkele overdruk vertonen en moeten gebruikt worden voor de plaatscategorie waarmee ze overeenstemmen, behalve ingeval van klasseverandering vastgesteld door een toeslagbiljet.
  Bij het uitgeven van biljetten die (een prijstoeslag) dekken, moeten volgende voorwaarden in acht genomen worden : <MB 28-07-1983, art. 1>
  a) ze mogen maximaal slechts gedurende vier werkdagen gebruikt worden; (daarna zal een tiket die de volle prijs vermeldt moeten afgeleverd worden). <MB 29-07-1983, art. 2>
  b) ze mogen slechts gebruikt worden voor de zalen en de programma's waarvoor ze werden toegestaan;
  c) de begin- en eindnummers van de biljetten moeten worden overgedragen op de ontvangstborderellen en op het kasboek, op dezelfde wijze als de gewone biljetten;
  d) (Opgeheven) <MB 29-07-1983, art. 3>
  De nummers van de bijstroken moeten overeenstemmen met die van de hoofdstroken afgeleverd aan de kassa voor de betrokken vertoning. Het aantal moet overeenstemmen met dit van de toeschouwers die, sinds de aanvang van de vertoning, de zaal zijn binnengegaan. Nochtans moet het overeenstemmen met het aantal toeschouwers, binnengekomen sinds de aanvang van de eerste voorstelling van de dag, als het gaat om een doorlopende voorstelling van één zelfde programma. De bijstroken moeten ter beschikking blijven ten einde de controle per voorstelling of per dag naar gelang het geval mogelijk te maken.
  Zo verschillende zalen bediend worden door éénzelfde kassa, moeten de bijstroken per zaal afzonderlijk bewaard worden.
  Wanneer de zaaluitbater verschillende projectiezalen heeft, moet de kleur van de biljetten verschillen van zaal tot zaal.
  Teneinde de opeenvolgende programma's te onderscheiden dient de zaalexploitant beurtelings, in elke biljettenreeks, het deel van de biljetten te gebruiken aanvangend bij het nummer 00.001 en dit aanvangend bij het nummer 50.001.

Art.5. <Zie nota onder titel> In iedere bioscoopzaal moet de bioscoopondernemer steeds een bijgehouden kasboek ter beschikking hebben, waarvan het titelblad en de bladzijden in alle opzichten overeenstemmen met de modellen die voorkomen in bijlage I en II.
  (De bioscoopondernemer moet in dat kasboek, per vertoningsdag, de titel aanduiden van de lange film(s), zoals bepaald door artikel 5 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1963 tot hulpverlening aan de belgische filmnijverheid, die het programma uitmaken, alsmede de titel van de korte film(s) en de identificatie van het filmjournaal zo dit wordt vertoond, alsmede de beginnummers van elke categorie van biljetten en op het einde van de dag de beginnummers van de biljetten bestemd voor de eerstvolgende vertoningsdag, het aantal afgeleverde biljetten, hun eenheidsprijs per categorie en het totaal van de verwezenlijkte ontvangsten.) <MB 29-07-1983, art. 4>

Art.6. <Zie nota onder titel> De bioscoopondernemer moet, ten minste in vijf exemplaren, bij het einde van elk programma of van elke filmweek, indien er slechts één programma per week wordt vertoond, een borderel invullen dat overeenstemt met het model in bijlage III.
  Op dit borderel moet hij vermelden :
  a) de datum, naam en adres van de bioscoop en een doorlopend volgnummer per zaal;b) de opbrengst van de biljettenverkoop voor elke vertoning of voor elke doorlopende vertoningsdag van eenzelfde programma en voor het geheel van de vertoningen van het programma;
  c) het aantal vertoningen per dag en voor het volledig programma;
  d) het aantal toeschouwers per vertoning of voor elke doorlopende vertoningsdag van eenzelfde programma en voor het volledig programma;
  e) de titel en eventueel het stamboeknummer bij het openbaar filmregister van de films waaruit het programma is samengesteld, en van de film(s) van het (de) aanvullende programma's).
  f) de naam van de verdeler van de films en van de aktualiteitsopnamen in het geval deze geprojecteerd worden;
  g) de rechten verschuldigd aan de verenigingen van auteurs, komponisten en muziekuitgevers, voor de openbare vertoning van de films waaruit het programma is samengesteld;
  h) het percentage en het bedrag van de belasting over de toegevoegde waarde;
  i) het percentage en het bedrag van de werkelijk betaalde gemeentetaks;
  j) de beginnummers van de gebruikte biljetten in iedere categorie;
  k) op het einde van ieder programma, of desgevallend van iedere week, de beginnummers van de biljetten te gebruiken voor de volgende dag, in iedere categorie;
  l) de prijs der plaatsen, per categorie;
  m) het bedrag van de netto-ontvangst voorbehouden aan de verdeler na aftrek van de publicitaire bijdragen.
  (De ontvangstborderellen moeten voor waar en oprecht verklaard, gedagtekend en ondertekend worden door de zaalexploitant, en noch doorhalingen, noch overdrukken bevatten. Binnen de vier werkdagen volgend op de laatste wekelijkse vertoning zal het origineel worden toegestuurd aan de bevoegde regionale direktie van de Economische Algemene Inspectie. Een kopie wordt terzelfdertijd verstuurd naar de Administratie van de Directe Belastingen. Twee andere kopieën worden toegestuurd naar de betrokkene verdeler van lange films, waarvan een na visum van deze laatste, vervolgens aan de producent van lange en/of korte films toegestuurd wordt, vergezeld van een kopie van de aan de bioscoopondernemer afgegeven fakturen voor de korte film(s) die in het programma ingeschreven zijn. Een kopie wordt door de bioscoopondernemer bewaard.) (Maar indien de exploitant de films van zijn programma bij verscheidene verdelers en/of producenten huurt, mag hij zoveel borderellen opmaken als er distributienetten zijn en vermeldt hij op elk borderel enkel wat hij van één net ontvangt. Indien een film rechtstreeks bij een producent gehuurd werd, moet het desbetreffende borderel door geen verdeler geviseerd worden.) <MB 29-07-1983, art. 4> <MB 14-05-1984, art. 1>
  De verdeler heeft de mogelijkheid door de Economische Algemene Inspectie de overeenstemming tussen de kopieën van de borderellen die in zijn bezit zijn en het origineel document te laten staven.

Art.7. <Zie nota onder titel> (Opgeheven) <MB 14-05-1984, art. 2>

Art.8. <Zie nota onder titel> Voor de toepassing van dit besluit moeten, per vertoning of per dag, in geval van doorlopende voorstelling van éénzelfde programma de gerangschikte bijstroken van de biljetten, het kasboek, de borderellen en desgevallend de verhuringsbladen met de plannen waarop de ingenomen plaatsen zijn aangeduid, door de zaalexploitant worden bewaard ten minste het ganse jaar volgend op het einde van het kalenderjaar tijdens hetwelke deze documenten werden gebruikt. Deze documenten moeten bestendig ter beschikking worden gehouden van de controle-ambtenaren, en dit in elke betrokken zaal.

Art.9. <Zie nota onder titel> De bioscoopondernemer is rekenplichtig voor de biljetten die hem worden afgeleverd. Hij houdt een doorlopende inventaris van de in zijn bezit zijnde biljetten onderscheid makend tussen de niet aangewende reeksen en deze die hij in gebruik heeft. Hij moet op elk ogenblik deze per dag bijgehouden inventarisevenals de niet aangewende biljetten kunnen voorleggen en indien nodig het aantal ontbrekende biljetten rechtvaardigen. In geval de zaal wordt overgedragen, moet hij de overname door de concessionaris van de nog voorradige biljetten of de vernietiging ervan doen vaststellen, ofwel door de Hoofdcontroleur der Directe Belastingen van het gebied, ofwel door een beambte van de Economische Algemene Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken. In geval de bedrijvigheid wordt stopgezet, moet hij de vernietiging van de biljetten kunnen bewijzen, zoniet blijft hij persoonlijk verantwoordelijk voor het frauduleus gebruik dat er van zou kunnen gemaakt worden.

Art.10. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft, overeenkomstig de artikelen 4 tot 7 van de wet van 30 juli 1963, betreffende het verhuren van de films bestemd voor commerciële vertoning.

Art.11. De bioscoopondernemers die in het bezit zijn van een belangrijke voorraad van met de bepalingen van dit besluit niet overeenstemmende toegangsbiljetten, mogen die gedurende zes maanden volgende op de inwerkingtreding van dit besluit voorts gebruiken, op voorwaarde :
  _ dat deze gebruikt worden zonder overdruk;
  _ dat hun nummering doorlopend is;
  _ dat ze deel uitmaken van lopende reeksen die gebruikt worden in de betrokken zaal;
  _ dat hun vereenzelviging onmiddellijk medegedeeld wordt aan de Algemene Economische Inspectie.

Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1979, met uitzondering van de bepalingen betreffende de erkenning van de drukkers die in werking treden de dag van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. <Zie MB 29-07-1983, art. 7>

Art. N. <Zie nota onder titel> Bijlage. <Niet opgenomen>