14 DECEMBER 1978. _ Koninklijk besluit tot toekenning van het sociaal welzijn aan de gewezen werknemers van Belgisch Kongo en Ruanda-Urundi in uitvoering van artikel 18 van de wet van 11 februari 1976 dat een artikel 10bis inlast in de wet van 16 juni 1960. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1984 en tekstbijwerking tot 30-04-2004).
Art. 1-6
Artikel 1. De bijslagen bij de ouderdoms- en weduwenpensioenen, de aanvullende ouderdoms- en weduwentoelagen en de ouderdoms- en weduwenpensioenminima, waarin voorzien is door de wet van 16 juni 1960 die de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst, en die waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd, worden overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van dit besluit vermeerderd als het om gerechtigden gaat die voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 2.
Art.2. De vermeerderingen die dit besluit toekent, mogen slechts betaald worden aan de uitkeringsgerechtigden die geen andere activiteit hebben dan door de Koning toegelaten is aan personen die een loonarbeiderspensioen trekken.
De vermeerderingen die dit besluit toekent op het stuk van de overlevingspensioenen worden in geval van nieuw huwelijk niet meer uitbetaald.
Art.3. § 1. De getallen 44 en 22 000 in paragraaf 1 van artikel 3bis van de genoemde wet van 16 juni 1960 worden :
a) over de periode van 1 maart 1976 tot 31 december 1977 vervangen door 53 en 26 500 als het mannelijke gerechtigden betreft en door 51 en 25 500 als het vrouwelijke gerechtigden aangaat;
b) over het jaar 1978 vervangen door 62 en 31 000 als het mannelijke gerechtigden betreft en door 58 en 29 000 als het vrouwelijke gerechtigden aangaat;
c) van 1 januari 1979 af vervangen door 70 en 35 000 als het mannelijke gerechtigden betreft en door 65 en 32 500 als het vrouwelijke gerechtigden aangaat.
(d) van 1 april 2004 af vervangen door 74 en 917,21 euro als het mannelijke gerechtigden betreft en door 69 en 855,23 euro als het vrouwelijke gerechtigden aangaat.) <KB 2004-04-25/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
§ 2. De getallen 93, 57 900, 41 en 20 500 in paragraaf 1 van artikel 3ter van dezelfde wet worden respectievelijk vervangen door :
a) 105, 61 500, 50 en 25 000 over de periode van 1 maart 1976 tot 31 december 1977;
b) 115, 64 500, 57 en 28 500 over het jaar 1978;
c) 123, 66 900, 63 en 31 500 van 1 januari 1979 af.
(d) 128, 1.695,59 euro, 67 en 830,44 euro van 1 april 2004 af.) <KB 2004-04-25/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
Art.4. § 1. Het getal 3 000 in paragraaf 2 van vorengenoemd artikel 3bis en van artikel 3quinquies van meergenoemde wet van 16 juni 1960, wordt op de volgende manier gewijzigd.
a) wanneer het om een uitkeringentrekker gaat, wiens echtgenote alle beroepsactiviteit gestaakt heeft buiten die, welke de Koning heeft toegelaten aan de personen die een loonarbeiderspensioen trekken en die geen ouderdoms- of weduwenpensioen krijgt, noch enige als zodanig geldende uitkering, noch schadeloosstelling wegens ziekte, invaliditeit of onvrijwillige werkeloosheid in toepassing van een Belgische of vreemde sociale wetgeving, wordt het getal vervangen door 3 200 over de periode van 1 maart 1976 tot 31 december 1977, door 3 400 over het jaar 1978 en door 3 550 van 1 januari 1979 af (en door 89,99 euro van 1 april 2004 af); <KB 2004-04-25/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
b) wanneer het om een andere uitkeringentrekker gaat, wordt het getal door 3 100 vervangen van 1 januari 1979 af (en door 78,58 euro van 1 april 2004 af). <KB 2004-04-25/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
§ 2. Het getal 2 640 voorkomend in de bepalingen vermeld onder § 1 van dit artikel, alsmede in paragraaf 2 van artikel 3ter van de genoemde wet van 16 juni 1960 en in artikel 3sexies van die wet, wordt vervangen door 2 800 over de periode van 1 maart 1976 tot 31 december 1977, door 2 950 over het jaar 1978 en door 3 100 van 1 januari 1979 af (en door 78,58 euro van 1 april 2004 af). <KB 2004-04-25/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
§ 3. De getallen 52 800 en 58 080 in evengenoemd artikel 3sexies worden respectievelijk vervangen door :
a) 56 000 en 61 600 over de periode van 1 maart 1976 tot 31 december 1977;
b) 59 000 en 64 900 over het jaar 1978;
c) 62 000 en 68 200 van 1 januari 1979 af;
(d) 1.571,64 euro en 1.728,81 euro van 1 april 2004 af.) <KB 2004-04-25/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
Art.5. De vermeerderingen die met terugwerkende kracht toegezegd worden, worden maar betaald aan de personen die in leven zijn op de dag van de publicatie van dit besluit.
Art. 6. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn met de uitvoering van dit besluit belast.