Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

20 NOVEMBER 1978. - Ministerieel besluit houdende bepaling van de erkenningsvoorwaarden, de uitgestrektheid van de bevoegdheid en de werkingsmodaliteiten van de leercommissies. <Opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap door BDG 1994-09-02/30, art. 13, Inwerkingtreding : 02-09-1994.> <Opgeheven voor de Franse Gemeenschap door BFG 1991-10-24/36, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1992>



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> Het Instituut voor Voortdurende Vorming van de Middenstand richt bij ieder van zijn gewestelijke diensten een leercommissie op, samengesteld uit zes leden zoals voorzien in artikel 39, § 2, van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976.

Art.2. <Zie nota onder TITEL> De leercommissies worden opgericht overeenkomstig navermelde procedure :
  § 1. De gewestelijke diensten van het Instituut nodigen de in hun ambtsgebied gevestigde erkende centra voor voortdurende vorming, de middenstands- en zelfstandigenorganisaties en de jeugdorganisaties uit op afzonderlijke vergaderingen, per groep van organisaties, ten einde hun vertegenwoordigers aan te wijzen voor de leercommissie.
  De opdracht en de werking van deze leercommissie wordt in de uitnodiging omschreven.
  Wat de middenstands- en zelfstandigenorganisaties betreft, wordt de uitnodiging gericht tot alle beroeps- en interprofessionele verenigingen die voldoen aan het bepaalde in de wet van 6 maart 1964 tot organisatie van de Middenstand en in het ambtsgebied van de leercommissie voldoende representatief zijn volgens de bepalingen van artikel 14, § 1, 5°, van dezelfde wet. Zij wijzen een vertegenwoordiger aan van de beroepsverenigingen en een vertegenwoordiger van de interprofessionele verenigingen.
  Wat de jeugdorganisaties betreft verzoekt het Instituut de Nationale Jeugdraad om de lijst te bekomen van de verenigingen die in aanmerking komen voor vertegenwoordiging van de leercommissies en aan wie de uitnodiging zal worden gericht.
  § 2. De gewestelijke diensten van het Instituut stellen de lijst op van de vertegenwoordigers die aangewezen werden per groep van organisaties; de notulen van de vergaderingen worden bijgevoegd.
  § 3. De raad van beheer van het Instituut wijst per leercommissie zijn vertegenwoordiger aan. Hij legt aan de Minister de aldus vervolledigde lijsten van commissieleden voor met verzoek voor elke commissie zijn vertegenwoordiger aan te wijzen en de commissie te erkennen.

Art.3. <Zie nota onder TITEL> Er dienen evenveel plaatsvervangende als effectieve leden te worden aangewezen.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Elke leercommissie wordt erkend voor een duur van zes jaar. Bij het overlijden of ontslag van een lid nodigen de gewestelijke diensten binnen drie maanden de betrokken organisaties uit een nieuwe vertegenwoordiger aan te wijzen overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 2 van onderhavig besluit.
  Het aldus aangewezen lid wordt erkend door de Minister en voleindigt het mandaat van het lid dat hij vervangt.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> Om de zes jaar worden de commissies opnieuw samengesteld. Het mandaat van de uittredende leden is hernieuwbaar.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> In hun opdracht van bijstand er van controle van de leersecretarissen, kunnen de leercommissies inzonderheid volgende taken vervullen :
  1. het bespreken en evalueren van de begeleidingsproblemen die de leersecretarissen van het ambtsgebied ervaren en het voorstellen van oplossingen;
  2. het vervullen van een bemiddelingsopdracht wanneer geschillen tussen contracterende partijen door de leersecretaris niet konden opgelost worden :
  3. het uitbrengen van adviezen en het indienen van voorstellen bij de raad van beheer van het Instituut aangaande.
  a) de middelen en methodes die het Instituut kan aanwenden om de leersecretarissen in staat te stellen hun opdracht zo goed mogelijk te vervullen;
  b) de verbetering van de leertijd;
  c) de wijze waarop de leersecretarissen hun taak uitoefenen;
  4. desgevallend, een voorstel doen tot intrekking van de erkenning van een leersecretaris.
  <NOTA : voor de Franse Gemeenschap werd artikel 6, bij BFG 1986-05-15/31, art. 1, 002, vervangen zoals :> In hun opdracht van toezicht op de leersecretarissen, vervullen de leercommissies inzonderheid volgende taken :
  1° zij bespreken en evalueren de begeleidingsproblemen die de leersecretarissen van het ambtsgebied ervaren, zowel op het algemene vlak als bij uitzonderlijke gevallen en zij stellen oplossingen voor,
  2° zij vervullen een bemiddelingsopdracht wanneer geschillen tussen contracterende partijen door de leersecretaris niet konden opgelost worden en wanneer hun tussenkomst te dien einde uitdrukkelijk wordt gevraagd door een gerechtigd persoon.
  Een geschil kan slechts bij de leercommissies worden aanhangig gemaakt indien alle andere bemiddelingspogingen mislukt zijn; het geschil wordt schriftelijk aan de voorzitter voorgelegd, hetzij door een van de leden van de commissie, hetzij door een van de personen die met adviserende stem de vergaderingen bijwoont, hetzij dus een van de contracterende partijen, hetzij door de leersecretaris.
  Wanneer bovendien het geschil tot de breuk van het leercontract heeft geleid, is de termijn om zich tot de commissie te wenden twee maand vanaf de datum van de breuk; een brief van de partij die zich benadeeld voelt moet noodzakelijkerwijze bij het verzoek worden gevoegd.
  De leercommissies moeten elke klacht die hen rechtsgeldig werd voorgelegd onderzoeken. Zij mogen een uiteenzetting organiseren tussen de betrokken partijen;
  3° zij brengen adviezen uit en dienen voorstellen in bij de raad van bestuur van het Instituut aangaande :
  a) de middelen en methodes die het Instituut kan aanwenden om de leersecretarissen in staat te stellen hun opdracht zo goed mogelijk te vervullen;
  b) de verbetering van de leertijd;
  c) de wijze waarop de leersecretarissen hun taak uitoefenen;
  d) de intrekkingen van de erkenning der leercontracten;
  4° (In voorkomend geval stellen zij de intrekking van de erkenning van een leersecretaris voor, na hem gehoord te hebben en een gedetailleerd verslag voor de Minister te hebben opgemaakt.) <BFG 1991-02-04/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1991-03-21>

Art.7. <Zie nota onder TITEL> De leercommissies worden voorgezeten door de vertegenwoordiger van het Instituut voor Voortdurende Vorming. De gewestelijke diensten van het Instituut staan in voor het secretariaat.

Art.8. <Zie nota onder TITEL> De commissie kan slechts geldig vergaderen indien ten minste de helft van de leden aanwezig is. Elk lid dat verhinderd is, dient de voorzitter hiervan te verwittigen en terzelfder tijd zijn plaatsvervanger uit te nodigen om deel te nemen aan de vergadering. De uitnodigingen en de verslagen van de vergaderingen worden ter informatie aan de plaatsvervangers gestuurd.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> Het Instituut stelt een huishoudelijk reglement op dat de wijze van vergaderen voor alle leercommissies nader bepaalt. Het reglement wordt ter erkenning aan de Minister voorgelegd.

Art. 10. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1979.