Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 NOVEMBER 1978. - Ministerieel besluit betreffende de voortgezette opleiding, de beroepsomscholing en de aanvullende pedagogische volmaking. (NOTA : De titel van dit besluit wordt voor de Vlaamse Gemeenschap aangevuld als volgt : "Ministerieel besluit betreffende de voortgezette opleiding, de beroepsomscholing, de aanvullende pedagogische volmaking en de bijscholing van lesgevers." (BVE 1989-09-27/34, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989)) (Blijft van kracht wat de Duitstalige Gemeenschap betreft totdat het door de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap wordt opgeheven, voor zover het niet in strijd is met de bepalingen van het DDG 1991-12-16/34; DDG 1991-12-16/34, art. 40, Inwerkingtreding : 01-01-1992) (Opgeheven voor de Franse Gemeenschap; BFG 1991-10-24/34, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 30-05-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-01-1979 en tekstbijwerking tot 20-08-2008)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Voortgezette opleiding.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. Beroepsomscholing.
Art. 5
HOOFDSTUK III. Aanvullende pedagogische volmaking.
Art. 6
HOOFDSTUK IV. - Bijscholing lesgevers basisvorming. <ingevoegd bij BVE 1990-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989>
Art. 6bis, 6ter, 6quater, 6quinquies, 6sexies, 6septies, 7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2003000223  2003035541  2008035985 



Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Voortgezette opleiding.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> Algemene bepalingen.
  § 1. De voortgezette opleiding heeft tot doel de beroepswaarde van de deelnemers te verhogen en het hun mogelijk te maken zich aan te passen aan de nieuwe technieken en aan de economische en sociale evolutie.
  § 2. De voortgezette opleiding is bestemd voor de ondernemingshoofden van zelfstandige beroepen die kunnen vertegenwoordigd worden in de Hoge Raad voor de Middenstand, hun naaste medewerkers en de cursisten die de opleiding tot ondernemingshoofd met goed gevolg hebben beëindigd.
  Onder "naaste medewerker" dient te worden verstaan de persoon die door zijn regelmatige activiteit of tewerkstelling in een kleine of middelgrote onderneming een directe verantwoordelijkheid heeft bij de produktie, de handel, de dienstverlening of het algemeen beheer.
  ++++++++++++++++++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  --------------------------
  Art. 1. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-01-21/34, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ++++++++++++++++++++++++++

Art.2. <Zie nota onder TITEL> § 1. De volmaking gebeurt voornamelijk in de vorm van lezingen, studiedagen en seminaries betrekking hebbend op de problemen die zich in de kleine en middelgrote ondernemingen voordoen op het economisch, technisch, sociaal en menselijk vlak. Deze activiteiten kunnen één of meerdere zittingen omvatten.
  a) de lezing is een gedocumenteerde uiteenzetting die hoofdzakelijk een doel van algemene actuele informatie nastreeft;
  b) de studiedag is een uiteenzetting voor een beperkt aantal deelnemers die actief aan de bestudering en de bespreking van het onderwerp deelnemen;
  c) het seminarie bestaat uit een cyclus van uiteenzettingen die door bespreking en ervaringsuitwisselingen gevolgd worden; het is gewijd aan de grondige studie van een welbepaalde stof, door een beperkte groep van deelnemers die samengebracht worden wegens hun specialisering, hun homogeen bekwaamheidsniveau of hun ervaring.
  De volmaking kan eveneens wedstrijden, colloquia of congressen omvatten.
  § 2. Om te kunnen worden erkend dienen de activiteiten van beroepsvolmaking aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  a) georganiseerd worden door een Centrum voor Voortdurende Vorming van de Middenstand of door een beroeps- of interprofessionele vereniging;
  b) toevertrouwd worden aan bevoegde personen die de noden kennen van de beroepen waarop de activiteiten betrekking hebben;
  c) zich tot ten minste twaalf deelnemers richten, behoudens afwijking verleend door de Minister op advies van het Instituut voor Voortdurende Vorming; <voor de duitstalige gemeenschap, worden "twaalf deelnemers" door "tien deelnemers" vervangen, BDG 1990-04-05/38, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 1990-05-01>
  d) ten minste één maand vóór de aanvraag van de activiteit aangevraagd worden bij de Minister, door bemiddeling van het Instituut voor Voortdurende Vorming.
  § 3. Om te kunnen erkend worden dienen de lezingen bovendien aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  a) een minimumduur hebben van twee uur per zitting;
  b) een maximum van drie zittingen per dag omvatten voor één zelfde auditorium;
  c) een maximum van tien zittingen voor één zelfde auditorium en één zelfde onderwerp omvatten.
  § 4. Om te kunnen worden erkend dienen de studiedagen en de seminaries bovendien aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  a) een minimumduur hebben van drie uur per zitting;
  b) een maximum van twee zittingen per dag omvatten voor één zelfde auditorium;
  c) een maximum van tien zittingen omvatten voor één zelfde auditorium.
  ++++++++++++++++++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  --------------------------
  Art. 2. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-01-21/34, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ++++++++++++++++++++++++++

Art.3. <Zie nota onder TITEL> Het Instituut voor Voortdurende Vorming staat in voor een regelmatige pedagogische begeleiding. Deze wordt uitgeoefend op het vlak van de inhoud van de programma's en hun structuur, de aangewende pedagogische methodes en de materiële omstandigheden waarin de volmakingsactiviteiten plaatshebben.
  ++++++++++++++++++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  --------------------------
  Art. 3. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-01-21/34, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ++++++++++++++++++++++++++

Art.4. <Zie nota onder TITEL> De bijscholing.
  Om te kunnen worden erkend dienen de bijscholingscursussen aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  a) georganiseerd worden door een Centrum voor Voortdurende Vorming. De beroeps- of interprofessionele organisaties kunnen deze leergangen organiseren onder de voorwaarden bepaald bij artikel 12, laatste lid, van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976;
  b) inzonderheid tot doel hebben grondig op te leiden tot nieuwe en complexe technieken of de kennis bij te werken van degene die zich niet geleidelijk heeft kunnen inwijden in de problemen behandeld in de beroepsvolmaking;
  c) overeenstemmen met een programma dat beantwoordt aan de vereisten van de bijscholing zoals bepaald in b;
  d) gegeven worden door bevoegde personen die de noden kennen van de beroepen waarop de bijscholing betrekking heeft;
  e) zich richten tot ten minste acht deelnemers, behoudens afwijking verleend door de Minister op advies van het Instituut voor Voortdurende Vorming;
  f) ten minste dertig uren en ten hoogste zestig uren omvatten;
  g) ten minste één maand vóór de aanvang van de cursus aangevraagd worden bij de Minister door bemiddeling van het Instituut voor Voortdurende Vorming.
  De bepalingen van artikel 3 zijn van toepassing op de bijscholingscursussen.
  ++++++++++++++++++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  --------------------------
  Art. 1. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <BVR 2003-01-21/34, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ++++++++++++++++++++++++++

HOOFDSTUK II. _ Beroepsomscholing.
Art.5.<Zie nota onder TITEL> Om te kunnen worden erkend dienen de omscholingsactiviteiten aan de volgende voorwaarden te voldoen :
   a) georganiseerd worden door een Centrum voor Voortdurende Vorming;
   b) tot doel hebben ondernemingshoofden of hun naaste medewerkers en hoofden van landbouwbedrijven een versnelde opleiding te verschaffen in de vorm van theoretische leergangen en stages leidend tot de uitoefening van een ander zelfstandig beroep;
   c) zich richten tot personen die hun beroepswerkzaamheid wensen stop te zetten of deze stopgezet hebben om een door de Minister als geldig erkende reden en die de leeftijd van 55 jaar niet overschreden hebben;
   d) toevertrouwd worden aan geschoold personeel dat de beroepskundigheden bezit voor de verstrekte opleiding;
   e) zich richten tot ten minste vier deelnemers, behoudens afwijking toegestaan door de Minister op beredeneerd advies van het Instituut voor Voortdurende Vorming;
   f) maximum 240 uren cursus en praktijkstage omvatten;
   g) overeenstemmen met een programma dat beantwoordt aan het doel van de omscholing;
   h) ten minste één maand vóór de aanvang van de activiteit aangevraagd worden bij d Minister door bemiddeling van het Instituut voor Voortdurende Vorming.
   De bepalingen van artikel 3 zijn van toepassing op de omscholingsactiviteiten.
  ----------
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ----------
Art. 5. (VLAAMSE OVERHEID)  <Zie nota onder TITEL> Om te kunnen worden erkend dienen de omscholingsactiviteiten aan de volgende voorwaarden te voldoen :  a) georganiseerd worden door een Centrum voor Voortdurende Vorming;  b) tot doel hebben ondernemingshoofden of hun naaste medewerkers en hoofden van landbouwbedrijven een versnelde opleiding te verschaffen in de vorm van theoretische leergangen en stages leidend tot de uitoefening van een ander zelfstandig beroep;  c) zich richten tot personen die hun beroepswerkzaamheid wensen stop te zetten of deze stopgezet hebben om een door de Minister als geldig erkende reden en die de leeftijd van 55 jaar niet overschreden hebben;  d) toevertrouwd worden aan geschoold personeel dat de beroepskundigheden bezit voor de verstrekte opleiding;  e) zich richten tot ten minste vier deelnemers, behoudens afwijking toegestaan door de Minister op beredeneerd advies van het [1 publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1;  f) maximum 240 uren cursus en praktijkstage omvatten;  g) overeenstemmen met een programma dat beantwoordt aan het doel van de omscholing;  h) ten minste één maand vóór de aanvang van de activiteit aangevraagd worden bij d Minister door bemiddeling van het [1 publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1.  De bepalingen van artikel 3 zijn van toepassing op de omscholingsactiviteiten.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-14/56, art. 50, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

HOOFDSTUK III. _ Aanvullende pedagogische volmaking.
Art.6.<Zie nota onder TITEL> § 1. Aanvullende pedagogische volmakingsactiviteiten kunnen georganiseerd worden in de vorm van :
   a) pedagogische lezingen die tot doel hebben een pedagogische opleiding te geven aan ondernemingshoofden en leraars betreffende problemen waarmee zij te maken hebben in hun opleidingsopdracht;
   b) pedagogische volmakingscyclussen die bijdragen tot de verbetering van de pedagogische waarde van de leraars en van personen die belast zijn met een opleidingsopdracht in het raam van de permanente vorming van de Middenstand.
   § 2. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische lezingen te voldoen aan de volgende voorwaarden :
   a) georganiseerd worden door het Instituut voor Voortdurende Vorming in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;
   b) zich richten tot ten minste twaalf deelnemers;
   c) een minimumduur van drie uur hebben;
   d) een maximumduur van zes uur hebben per dag voor één zelfde auditorium;
   e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet-universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij de vereiste pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;
   f) ten minste één maand vóór de aanvang van de activiteit aangevraagd worden bij de Minister.
   § 3. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische volmakingscyclussen te voldoen aan volgende voorwaarden :
   a) georganiseerd worden door het Instituut voor Voortdurende Vorming in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;
   b) zich richten tot ten minste twaalf deelnemers;
   c) een minimumduur van vijf uur hebben;
   d) een maximumduur hebben van veertig uur voor één zelfde auditorium;
   e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;
   f) ten minste één maand vóór de aanvang van de cyclus aangevraagd worden bij de Minister.
  ----------
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ----------
Art. 6. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)  <Zie nota onder TITEL> § 1. Aanvullende pedagogische volmakingsactiviteiten kunnen georganiseerd worden in de vorm van :  a) pedagogische lezingen die tot doel hebben een pedagogische opleiding te geven aan ondernemingshoofden en leraars betreffende problemen waarmee zij te maken hebben in hun opleidingsopdracht;b) pedagogische volmakingscyclussen die bijdragen tot de verbetering van de pedagogische waarde van de leraars en van personen die belast zijn met een opleidingsopdracht in het raam van de permanente vorming van de Middenstand.  § 2. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische lezingen te voldoen aan de volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door het Instituut voor Voortdurende Vorming in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;  b) (zich tot minstens 12 cursisten richten. De Gemeenschapsminister kan na advies van het Instituut voor Voortdurende Vorming een afwijking toestaan;) <BEDG 1987-12-09/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-01-1988>  c) een minimumduur van drie uur hebben;  d) een maximumduur van zes uur hebben per dag voor één zelfde auditorium;  e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet-universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij de vereiste pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;  f) ten minste één maand vóór de aanvang van de activiteit aangevraagd worden bij de Minister.  § 3. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische volmakingscyclussen te voldoen aan volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door het Instituut voor Voortdurende Vorming in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;  b) (zich tot minstens 12 cursisten richten. De Gemeenschapsminister kan na advies van het Instituut voor Voortdurende Vorming een afwijking toestaan;) <BEDG 1987-12-09/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-01-1988>  c) een minimumduur van vijf uur hebben;  d) een maximumduur hebben van veertig uur voor één zelfde auditorium;  e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;  f) ten minste één maand vóór de aanvang van de cyclus aangevraagd worden bij de Minister.  ----------  Art. 6. (FRANSTALIGE GEMEENSCHAP)  <Zie nota onder TITEL> § 1. Aanvullende pedagogische volmakingsactiviteiten kunnen georganiseerd worden in de vorm van :  a) pedagogische lezingen die tot doel hebben een pedagogische opleiding te geven aan ondernemingshoofden en leraars betreffende problemen waarmee zij te maken hebben in hun opleidingsopdracht;  b) pedagogische volmakingscyclussen die bijdragen tot de verbetering van de pedagogische waarde van de leraars en van personen die belast zijn met een opleidingsopdracht in het raam van de permanente vorming van de Middenstand.  § 2. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische lezingen te voldoen aan de volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door het Instituut voor Voortdurende Vorming in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;  b) (zich richten tot ten minste twaalf deelnemers, behoudens afwijking toegekend door de Minister op advies van het Instituut voor Permanente Vorming van de Franse Gemeenschap;) <BFG 1990-08-06/41, art.1, 005; Inwerkingtreding : 01-03-91>  c) een minimumduur van drie uur hebben;  d) een maximumduur van zes uur hebben per dag voor één zelfde auditorium;  e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet-universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij de vereiste pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;  f) ten minste één maand vóór de aanvang van de activiteit aangevraagd worden bij de Minister.  § 3. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische volmakingscyclussen te voldoen aan volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door het Instituut voor Voortdurende Vorming in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;  b) (zich richten tot ten minste twaalf deelnemers, behoudens afwijking verleend door de Minister op advies van het Instituut voor Voortdurende Vorming); <BEFG 1986-03-26/31, art. 1, 002>  c) een minimumduur van vijf uur hebben;  d) een maximumduur hebben van veertig uur voor één zelfde auditorium;  e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;  f) ten minste één maand vóór de aanvang van de cyclus aangevraagd worden bij de Minister.  ----------  Art. 6. (VLAAMSE OVERHEID)  <Zie nota onder TITEL> § 1. Aanvullende pedagogische volmakingsactiviteiten kunnen georganiseerd worden in de vorm van :  a) pedagogische lezingen die tot doel hebben een pedagogische opleiding te geven aan ondernemingshoofden en leraars betreffende problemen waarmee zij te maken hebben in hun opleidingsopdracht;  b) pedagogische volmakingscyclussen die bijdragen tot de verbetering van de pedagogische waarde van de leraars en van personen die belast zijn met een opleidingsopdracht in het raam van de permanente vorming van de Middenstand.  § 2. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische lezingen te voldoen aan de volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door het [1 publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1 in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;  b) zich richten tot ten minste twaalf deelnemers;  c) een minimumduur van drie uur hebben;  d) een maximumduur van zes uur hebben per dag voor één zelfde auditorium;  e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet-universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij de vereiste pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;  f) ten minste één maand vóór de aanvang van de activiteit aangevraagd worden bij de Minister.  § 3. Om te kunnen worden erkend dienen de pedagogische volmakingscyclussen te voldoen aan volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door het [1 publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1 in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming;  b) zich richten tot ten minste twaalf deelnemers;  c) een minimumduur van vijf uur hebben;  d) een maximumduur hebben van veertig uur voor één zelfde auditorium;  e) gegeven worden door personen die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten. Deze personen moeten hetzij houder zijn van een einddiploma van universitair of niet universitair hoger onderwijs en ten minste vier jaar pedagogische praktijk hebben, hetzij houder zijn van een ander diploma of getuigschrift waaruit blijkt dat zij pedagogische kennis bezitten en ten minste zeven jaar pedagogische praktijk hebben;  f) ten minste één maand vóór de aanvang van de cyclus aangevraagd worden bij de Minister.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-14/56, art. 50, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

HOOFDSTUK IV. - Bijscholing lesgevers basisvorming.
Art. 6bis. <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> De bijscholing bedoeld :
  - in artikel 12, § 1, 1e, litterae c, d en 2e, litterae b, c, d van het besluit van de Vlaamse Executieve van 25 juni 1986 houdende de organisatie, de normering en de subsidiëring van de programma's deeltijdse vorming, hierna genoemd de initiële bijscholing en;
  - in artikel 12, § 2, van voormeld besluit, hierna genoemd de periodieke bijscholing, wordt georganiseerd onder de hierna bepaalde voorwaarden.

Art. 6ter. <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> De initiële bijscholing omvat 120 lesuren en is bestemd voor de lesgevers basisvorming van de leertijd en de ondernemersopleiding met dien verstande dat :
  - de lesgevers persoonlijke en maatschappelijke vorming bedoeld bij voormeld besluit, artikel 12, § 1, 1e, litterae c en d, deze bijscholing moeten bewijzen bij hun eerste aanstelling;
  - de lesgevers beroepsgerichte vorming bedoeld bij voormeld besluit, artikel 12, § 1, 2e litterae b, c en d, deze bijscholing moeten bewijzen uiterlijk twee jaar na hun eerste aanstelling;
  - de overige lesgevers deze bijscholing kunnen volgen op vrijwillige basis zonder dat dit mag leiden tot het organiseren van supplementaire initiële bijscholingscursussen.

Art. 6quater.<Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2; 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> Om te kunnen worden erkend dient de initiële bijscholing te voldoen aan volgende voorwaarden :
   a) georganiseerd worden door de v.z.w.'s Instituut voor Voortdurende Vorming van de Middenstand in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming van de Middenstand of door beide afzonderlijk;
   b) zich richten tot ten minste 6 en ten hoogste 12 deelnemers behoudens afwijking toegestaan door de Gemeenschapsminister;
   c) gegeven worden per modules op algemeen didactische basis, behoudens afwijking toegestaan door de Gemeenschapsminister;
   d) gegeven worden door docenten die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten; deze personen moeten :
   hetzij houder zijn van een einddiploma hoger onderwijs en ten minste vijf jaar pedagogische praktijk hebben opgedaan, ofwel in de middenstandsvorming, ofwel in het socio-cultureel vormingswerk, ofwel in het onderwijs;
   hetzij een uitzonderlijke beroepsbekwaamheid kunnen bewijzen;
   e) aangevraagd worden bij de Gemeenschapsminister ten minste een maand voor de aanvang van de cursus.
  ----------
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ----------
Art. 6quater. (VLAAMSE OVERHEID)  <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2; 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> Om te kunnen worden erkend dient de initiële bijscholing te voldoen aan volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door de [1 het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1 in samenwerking met de Centra voor Voortdurende Vorming van de Middenstand of door beide afzonderlijk;  b) zich richten tot ten minste 6 en ten hoogste 12 deelnemers behoudens afwijking toegestaan door de Gemeenschapsminister;  c) gegeven worden per modules op algemeen didactische basis, behoudens afwijking toegestaan door de Gemeenschapsminister;  d) gegeven worden door docenten die de vereiste pedagogische bekwaamheid bezitten; deze personen moeten :  hetzij houder zijn van een einddiploma hoger onderwijs en ten minste vijf jaar pedagogische praktijk hebben opgedaan, ofwel in de middenstandsvorming, ofwel in het socio-cultureel vormingswerk, ofwel in het onderwijs;  hetzij een uitzonderlijke beroepsbekwaamheid kunnen bewijzen;  e) aangevraagd worden bij de Gemeenschapsminister ten minste een maand voor de aanvang van de cursus.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-14/56, art. 51, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art. 6quinquies. <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> De periodieke bijscholing wordt georganiseerd voor de lesgevers basisvorming van de leertijd en de ondernemersopleiding bedoeld bij artikel 12, § 2, van voormeld besluit, met dien verstande dat :
  - de lesgevers met een lesopdracht van ten minste 480 jaaruren, om de drie jaar een bijscholing van ten minste 24 uren moeten bewijzen;
  - de lesgevers met een lesopdracht van ten minste 240 jaaruren, om de drie jaar een bijscholing van ten minste 12 uren moeten bewijzen;
  - de overige lesgevers deze periodieke bijscholing kunnen volgen op vrijwillige basis zonder dat dit mag leiden tot het organiseren van supplementaire periodieke bijscholingscursussen.

Art. 6sexies.<Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> Om te kunnen worden erkend dient de periodieke bijscholing te voldoen aan volgende voorwaarden :
   a) georganiseerd worden door de v.z.w.'s Instituut in samenwerking met de Centra, of door beide afzonderlijk bij afwijking toegestaan door de Gemeenschapsminister op advies van het Instituut, kan een gedeelte van deze bijscholing georganiseerd worden door een derde instelling buiten de Middenstandsopleiding;
   b) zich richten tot ten minste twaalf deelnemers;
   c) gegeven worden per modules op didactische, beroepstechnische op geïntegreerde basis, uitgewerkt door het Instituut naar rata van 3 uren per module;
   d) gegeven worden door docenten die de in artikel 6quater littera d) vereiste pedagogische of beroepsbekwaamheid bezitten;
   e) aangevraagd worden bij de Gemeenschapsminister, ten minste een maand voor de aanvang van de module.
  ----------
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ----------
Art. 6sexies. (VLAAMSE OVERHEID)  <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> Om te kunnen worden erkend dient de periodieke bijscholing te voldoen aan volgende voorwaarden :  a) georganiseerd worden door [1 het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1 in samenwerking met de Centra, of door beide afzonderlijk bij afwijking toegestaan door de Gemeenschapsminister op advies van het [1 publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1, kan een gedeelte van deze bijscholing georganiseerd worden door een derde instelling buiten de Middenstandsopleiding;  b) zich richten tot ten minste twaalf deelnemers;  c) gegeven worden per modules op didactische, beroepstechnische op geïntegreerde basis, uitgewerkt door het [1 publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen]1 naar rata van 3 uren per module;  d) gegeven worden door docenten die de in artikel 6quater littera d) vereiste pedagogische of beroepsbekwaamheid bezitten;  e) aangevraagd worden bij de Gemeenschapsminister, ten minste een maand voor de aanvang van de module.
  ----------
  (1)<BVR 2008-03-14/56, art. 52, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art. 6septies. <Zie nota onder TITEL> <ingevoegd bij BVE 1989-09-27/34, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1989> Bij het einde van elk bijscholingsprogramma, wordt aan elke aanwezige deelnemer een attest overhandigd. Dit attest wordt afgegeven door het centrum. Het attest na de initiële bijscholing wordt geviseerd door de Gemeenschapsminister.

Art. 7. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1979.