27 OKTOBER 1978. - Ministerieel besluit betreffende de examens en de evaluatie van de basisopleiding. (NOTA : opgeheven voor wat de Franse Gemeenschap betreft bij BFG 1987-12-07/35, art. 38, 004; Inwerkingtreding : 01-09-1987) (NOTA : opgeheven voor wat de Duitstalige Gemeenschap betreft bij BDG 1988-12-19/36, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 1988-09-01) (NOTA : Titel I en titel III opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; BVR 1996-07-24/39, art. 106, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1996) (NOTA : Titel II en titel IV opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap door BVR 1999-02-23/43, art. 103, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1999) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-01-1979 en tekstbijwerking tot 06-05-1999)
TITEL I. - EXAMENS EINDE LEERTIJD
Art. 1-11
TITEL II. - EXAMENS EINDE OPLEIDING TOT ONDERNEMINGSHOOFD.
Art. 12-22
TITEL III. - OVERGANGSEXAMENS LEERTIJD.
Art. 23-27
TITEL IV. - OVERGANGSEXAMENS OPLEIDING TOT ONDERNEMINGSHOOFD.
Art. 28-32
TITEL I. - EXAMENS EINDE LEERTIJD
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De eindexamens van de leertijd worden georganiseerd:
a) voor de leerlingen die verbonden zijn door een leerovereenkomst of die opgeleid worden ingevolge een gecontroleerde leerverbintenis erkend door de Minister bevoegd voor de voortdurende vorming van de Middenstand, hierna genoemd "de Minister", en die tijdens het examenjaar eindigt;
b) voor de leerlingen die niet voldoen aan een van de voorwaarden in a) en het bewijs leveren dat zij de 1e januari van het examenjaar in het vierde jaar zijn van een praktijkopleiding die gelijkwaardig is aan die welke het voorwerp van een leerovereenkomst uitmaakt.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> Elk Centrum voor Voortdurende Vorming, hierna genoemd "het Centrum", organiseert de eindexamens van de leertijd.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> § 1. De examens dienen betrekking te hebben op het opleidingsprogramma erkend door de Minister.
§ 2. De examens omvatten drie gedeelten:
a) een schriftelijk gedeelte over algemene kennis, genoemd A-examen;
b) een schriftelijk gedeelte over beroepskennis, genoemd B-examen;
c) een praktijkgedeelte, genoemd C-examen.
§ 3. De A- en B-examens omvatten twee gedeelten:
a) een dagelijkse evaluatie voor de gegadigden die de cursussen hebben gevolgd;
b) een evaluatie op het einde van het jaar. De punten toegekend voor de evaluatie op het einde van het jaar moeten, zowel voor het A- als voor het B-examen, 50 pct. bedragen van het totaal aantal van de punten.
Het Centrum stelt een evaluatieplan op en legt het ter goedkeuring voor aan het Instituut voor Voortdurende Vorming van de Middenstand, hierna genoemde "het Instituut".
§ 4. De C-examens omvatten praktijkoefeningen en de rechtstreeks daarbijhorende uitleg.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> § 1. Voor de A- en B-examens worden twee zittijden georganiseerd. De eerste zittijd sluit onmiddellijk aan op het einde van een cursus of wordt tijdens de maand juni gehouden. De tweede zittijd wordt voorbehouden aan de gegadigden die voor de eerste zittijd niet geslaagd zijn of die om een geldige reden afwezig waren. Hij wordt bij het begin van het volgende cursusjaar gehouden.
§ 2. Voor de C-examens wordt één zittijd per jaar gehouden. Deze zittijd heeft ten vroegste plaats bij het begin van de paasvakantie en uiterlijk op 15 september.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> § 1. Al de leerlingen die regelmatig het vierde jaar van de cursussen erkend door de Minister volgen worden ambtshalve voor de examens ingeschreven door het Centrum.
§ 2. Het Instituut zorgt voor de inschrijving op de examens van de gegadigden die verbonden zijn door een leerovereenkomst of die worden opgeleid ingevolge een gecontroleerde leerverbintenis, maar die de cursussen bedoeld bij § 1 niet hebben gevolgd.
§ 3. De gegadigden bedoeld bij artikel 1, b, dienen uiterlijk op 31 december vóór het examenjaar een aanvraag tot deelneming in bij het Instituut. Zij voegen hierbij de nodige stukken om te bewijzen dat zij aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. De deelnemingsaanvragen die na 31 december worden ingediend kunnen in aanmerking worden genomen, voor zover de toelating van de nieuwe gegadigden het organiseren van de examens niet verstoort.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> § 1. De examencommissie is samengesteld:
a) voor de A- en B-examens waarvoor cursussen werden georganiseerd:
uit de leraars van de gegadigden;
b) voor de C-examens:
- hetzij paritair uit een leraar en een vakdeskundige die niet de hoedanigheid van leraar heeft;
- hetzij uit twee vakdeskundigen indien de gegadigde een beroep aanleert waarvoor geen cursus werd georganiseerd;
c) voor de B-examens waarvoor geen cursussen georganiseerd werden:
uit de leden aangewezen voor de C-examens.
§ 2. Het Centrum stelt de leden van de examencommissies aan het Instituut voor. Na raadpleging van de beroeps- en interprofessionele verenigingen door het Instituut wordt de definitieve lijst van de leden aangevuld en vastgelegd. Het Instituut bezorgt deze aan de Centra, die hun definitieve examencommissies samenstellen.
Een exemplaar van deze lijst wordt toegestuurd aan de Minister vóór het begin van de examens.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> De leden van de examencommissie, aangewezen overeenkomstig artikel 6, werken de vragenlijsten uit en/of leggen de inhoud van de C-examens vast; zij staan in voor de evaluatie ervan.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> Op voorlegging van een organisatieplan door het Centrum, stelt het Instituut ten laatste één maand vóór het begin van de examens het definitief organisatieplan vast. Het plan omvat: de namen van de leden van de examencommissie; datum, uur en plaats van het examen; het aantal gegadigden, de evaluatie van de kosten van de examens en eventueel de namen van de opzichters.
Het Instituut deelt het plan aan het Centrum mede en stuurt ten minste drie weken vóór het begin van de examens een exemplaar aan de Minister.
Art.9. <Zie nota onder TITEL> Het Centrum zorgt voor een goed verloop en voor de regelmatigheid van de examens, en voor de overeenstemmende toepassing volgens het evaluatieplan.
Het Centrum houdt de vragenlijsten van de examens, de inhoud van de C-examens en de examenwerken ter beschikking van al de met toezicht belaste organen.
Art.10. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het Centrum schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht van het Instituut.
§ 2. Onregelmatigheden worden door het Instituut ter kennis gebracht van de Minister.
Zij kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk wordt nietig verklaard, onverminderd andere eventuele administratieve beslissingen.
Art.11. <Zie nota onder TITEL> § 1. Om te slagen moet de gegadigde de helft van de punten behalen voor ieder van de drie examengedeelten bedoeld bij artikel 3, § 2.
§ 2. De uitslagen van elk gedeelte worden door het Centrum aan de wettelijke vertegenwoordigers van de leerlingen medegedeeld; zij worden ook aan de leersecretaris medegedeeld die ze bezorgt aan het ondernemingshoofd.
§ 3. De gegadigden die niet slaagden voor het examen kunnen inschrijven op een volgende zittijd voor de A- en/of B-examens waarvoor zij het vereiste minimumaantal punten niet behaalden.
§ 4. De getuigschriften bestemd voor de geslaagde gegadigden worden, via het Instituut, aan de Minister ter visa voorgelegd.
§ 5. Overeenkomstig artikel 13, § 3, van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 kunnen deelgetuigschriften door het Centrum afgegeven worden voor het slagen voor één van de drie examengedeelten.
TITEL II. - EXAMENS EINDE OPLEIDING TOT ONDERNEMINGSHOOFD.
Art.12. <Zie nota onder TITEL> a) De examens voor ondernemingshoofd worden georganiseerd voor de gegadigden die ingeschreven werden in de door de Minister erkende leergangen van de opleiding tot ondernemingshoofd en deze regelmatig volgden;
b) de gegadigden die, om redenen van vooropleiding of in geval van heirkracht, geen leergang of alleen een gedeelte ervan gevolgd hebben, kunnen nochtans aan de examens deelnemen.
De aanvraag tot inschrijving wordt bij een Centrum ingediend, dat deze met de bewijsstukken aan het Instituut doet toekomen. Het Instituut beslist over deze aanvraag en bepaalt de examenplaats alsook de voorwaarden waarin het examen zal doorgaan.
Worden in elk geval tot de examens toegelaten: de gegadigden die kunnen bewijzen, benevens een door het Instituut voldoende geacht aantal praktijkjaren, dat zij met vrucht één van de volgende cycli beëindigd hebben:
- de leertijd;
- een technische of beroepsschool van het hoger secundair niveau;
- het middelbaar onderwijs van de hogere graad.
Art.13. <Zie nota onder TITEL> Elk Centrum organiseert de eindexamens voor de opleiding tot ondernemingshoofd.
Art.14. <Zie nota onder TITEL> § 1. De examens dienen betrekking te hebben op het opleidingsprogramma erkend door de Minister.
§ 2. De examens omvatten drie gedeelten:
a) een gedeelte over algemene en beheerskennis, genoemd A-examen;
b) een gedeelte over beroepskennis, genoemd B-examen;
c) een praktijkgedeelte, genoemd C-examen.
§ 3. De A- en B-examens omvatten twee gedeelten;
a) een dagelijkse evaluatie voor de gegadigden die de cursussen hebben gevolgd;
b) een evaluatie op het einde van het jaar.
Zij kunnen gedeeltelijk schriftelijk en gedeeltelijk mondeling afgenomen worden. De punten toegekend voor de evaluatie op het einde van het jaar moeten, zowel voor het A- als voor het B-examen 50 pct. bedragen van het totaal aantal van de punten. Het Centrum stelt een evaluatieplan op en legt het aan het Instituut ter goedkeuring voor.
§ 4. De C-examens omvatten praktijkoefeningen en de rechtstreeks daarbijhorende uitleg.
Art.15. <Zie nota onder TITEL> § 1. Voor de A- en B-examens worden twee zittijden georganiseerd. De eerste zittijd sluit onmiddellijk aan op het einde van een cursus of wordt tijdens de maand juni gehouden. De tweede zittijd wordt voorbehouden aan de gegadigden die voor de eerste zittijd niet geslaagd zijn of die om een geldige reden afwezig waren. Hij wordt bij het begin van het volgend cursusjaar gehouden.
§ 2. Voor de C-examens wordt één zittijd per jaar gehouden. Deze zittijd heeft ten vroegste plaats bij het begin van de paasvakantie en uiterlijk op 15 september.
Art.16. <Zie nota onder TITEL> Al de gegadigden die regelmatig het laatste jaar van de cursussen erkend door de Minister volgen, worden ambtshalve door het Centrum voor de examens ingeschreven. De gegadigden die een aanvraag tot inschrijving hebben ingediend, die door het Instituut aanvaard werd overeenkomstig artikel 12, b), worden eveneens ingeschreven.
De deelnemingsaanvragen die na 31 december worden ingediend kunnen in aanmerking worden genomen voor zover de toelating van de nieuwe gegadigden het organiseren van de examens niet verstoort.
Art.17. <Zie nota onder TITEL> § 1. De examencommissie is samengesteld:
a) voor de A- en B-examens waarvoor cursussen werden georganiseerd:
uit de leraars van de gegadigden;
b) voor de C-examens:
- hetzij paritair uit een leraar en een vakdeskundige die niet de hoedanigheid van leraar heeft;
- hetzij uit twee vakdeskundigen indien de gegadigde een beroep uitoefent waarvoor geen cursussen georganiseerd werden:
c) voor de B-examens waarvoor geen cursussen georganiseerd werden:
uit de leden aangewezen voor de C-examens.
§ 2. Het Centrum stelt de leden van de examencommissies aan het Instituut voor. Na raadpleging door het Instituut van de beroeps- en interprofessionele verenigingen wordt de definitieve lijst vande leden aangevuld en vastgelegd. Het Instituut bezorgt deze aan de Centra die hun definitieve examencommissies samenstellen.
Een exemplaar van deze lijst wordt toegestuurd aan de Minister vóór het begin van de examens.
Art.18. <Zie nota onder TITEL> De leden van de examencommissie aangewezen overeenkomstig artikel 17, werken de vragenlijsten uit en/of leggen de inhoud van de C-examens vast; zij staan in voor de evaluatie ervan.
Art.19. <Zie nota onder TITEL> Op voorlegging van een organisatieplan door het Centrum stelt het Instituut ten laatste één maand vóór het begin van de examens het definitief organisatieplan vast. Het plan omvat: de namen van de leden van de examencommissie; datum, uur en plaats van het examen; het aantal gegadigden, de evaluatie van de kosten van de examens en eventueel de namen van de opzichters.
Het Instituut deelt het plan aan het Centrum mede en stuurt ten minste drie weken vóór het begin van de examens een exemplaar aan de Minister.
Art.20. <Zie nota onder TITEL> Het Centrum zorgt voor een goed verloop en voor de regelmatigheid van de examens, en voor de overeenstemmende toepassing van het evaluatieplan.
Het Centrum houdt de vragenlijsten van de examens, de inhoud van de C-examens en de examenwerken ter beschikking van al de met het toezicht belaste organen.
Art.21. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het Centrum schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht van het Instituut.
§ 2. Onregelmatigheden worden door het Instituut ter kennis gebracht van de Minister.
Zij kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk wordt nietig verklaard, onverminderd andere eventuele administratieve beslissingen.
Art.22. <Zie nota onder TITEL> § 1. Om te slagen moet de gegadigde de helft van de punten behalen voor ieder van de drie examengedeelten bedoeld bij artikel 14, § 2, van dit besluit.
§ 2. De uitslagen van elk gedeelte worden door het Centrum aan de kandidaten medegedeeld.
§ 3. De gegadigden die niet slaagden voor het examen kunnen inschrijven op een volgende zittijd voor de A- en/of B-examens waarin zij het vereiste minimumaantal punten niet behaalden;
§ 4. De getuigschriften bestemd voor de geslaagde gegadigden worden, via het Instituut, aan de Minister ter visa voorgelegd.
§ 5. Overeenkomstig artikel 13, § 3, van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 kunnen deelgetuigschriften door het Centrum afgegeven worden voor het slagen voor één van de drie examengedeelten.
TITEL III. - OVERGANGSEXAMENS LEERTIJD.
Art.23. <Zie nota onder TITEL> Elk Centrum heeft als opdracht de overgangsexamens te organiseren.
De examens hebben betrekking:
a) op het programma van de cursussen algemene kennis (A-examen);
b) op het programma van de cursussen beroepskennis (B-examen);
Zij omvatten twee gedeelten:
a) een voortdurende evaluatie;
b) een evaluatie op het einde van het jaar op grond van een schriftelijk examen.
De leerstof die niet tijdens een heel jaar onderwezen wordt kan nochtans na de laatste les geëvalueerd worden.
De punten toegekend voor de evaluatie op het einde van het jaar moeten, zowel voor het A- als voor het B-examen, 50 pct. bedragen van het totaal aantal van de punten.
Art.24. <Zie nota onder TITEL> § 1. De examens worden georganiseerd:
a) voor de leerlingen die verbonden zijn door een leerovereenkomst;
b) voor de leerlingen die opgeleid werden ingevolge een gecontroleerde leerverbintenis;
c) voor de vrije leerlingen, voor zover zij de cursussen regelmatig hebben gevolgd, en die in hun 1ste, 2de of 3de opleidingsjaar zijn.
§ 2. Het Centrum ontwerpt een evaluatieplan voor de A- en B-examens en legt het ter goedkeuring voor aan het Instituut. Bovendien houdt het de vragenlijsten van de examens ter beschikking van al de met het toezicht belaste organen.
§ 3. De overgangsexamens hebben betrekking op het programma van de aanvullende cursussen, erkend door de Minister.
§ 4. 1. De leraars werken de examens uit voor het programmagedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Examens kunnen in college en/of in samenwerking met andere bevoegde personen worden uitgewerkt.
2. De leerlingen worden door hun leraars geëvalueerd.
3. De directie van het Centrum zorgt voor de overeenstemmende toepassing van het evaluatieplan en voor de regelmatigheid van de examens.
4. Het Centrum schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht uitgeoefend door het Instituut.
Onregelmatigheden worden door het Instituut ter kennis gebracht van de Minister. Zij kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk wordt nietig verklaard, onverminderd andere eventuele administratieve beslissingen.
§ 5. Een dossier wordt opgesteld voor elke leerling. Het omvat alle elementen die de evaluatie van de leerling mogelijk maken.
Art.25. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het Centrum deelt de uitslag van elk examengedeelte mede aan de wettelijke vertegenwoordigers van de leerlingen en aan de leersecretaris die ze bezorgt aan het ondernemingshoofd.
§ 2. De dossiers van de leerlingen die niet hebben voldaan aan de vereisten van het evaluatieplan worden aan het Instituut overgelegd.
§ 3. Een deliberatiecommissie bestaande uit een vertegenwoordiger van het Instituut en een afgevaardigde van de Administratie voor Beroepsopleiding, beraadslaagt over de leerlingen bedoeld bij § 2. De leersecretaris en de directeur van het Centrum of zijn afgevaardigde worden uitgenodigd de vergaderingen bij te wonen waarop het dossier wordt onderzocht van de leerlingen over wie zij de sociale, morele of pedagogische begeleiding uitoefenen. De commissie kan verder tot haar werkzaamheden alle personen toelaten, die beoordelingselementen kunnen bijbrengen.
§ 4. Na de deliberatie beslist de commissie:
- ofwel de leerling zijn leertijd normaal te laten voortzetten;
- ofwel de verlenging met één jaar van de leertijd voor te stellen;
- ofwel de intrekking van de erkenning van de leerovereenkomst voor te stellen.
§ 5. Bij het beëindigen van de werkzaamheden van de commissie stelt het Instituut een verslag op dat aan de Minister wordt voorgelegd.
Art.26. <Zie nota onder TITEL> Het Centrum kan getuigschriften afgeven waaruit blijkt dat de leerling de leergangen gevolgd heeft en voor de overgangsexamens geslaagd is,
Art.27. <Zie nota onder TITEL> De praktijkopleiding op het atelier wordt regelmatig geëvalueerd, op grond van een reglement vastgelegd door het Instituut en goedgekeurd door de Minister.
TITEL IV. - OVERGANGSEXAMENS OPLEIDING TOT ONDERNEMINGSHOOFD.
Art.28. <Zie nota onder TITEL> Elk Centrum heeft als opdracht de overgangsexamens te organiseren.
De examens hebben betrekking:
a) op het programma van de cursussen algemene kennis (A-examen);
b) op het programma van de cursussen beroepskennis (B-examen).
Zij omvatten twee gedeelten:
a) een voortdurende evaluatie;
b) een evaluatie op het einde van het jaar op grond van schriftelijke en mondelinge examens.
De leerstof die niet tijdens een heel jaar onderwezen wordt, kan nochtans na de laatste les worden geëvalueerd.
De punten toegekend voor de evaluatie op het einde van het jaar moeten, zowel voor het A- als voor het B-examen, 50 pct. bedragen van het totaal aantal van de punten.
Art.29. <Zie nota onder TITEL> § 1. De overgangsexamens worden georganiseerd voor de cursisten van de leergangen van opleiding tot ondernemingshoofd van het eerste jaar, of van het tweede jaar wanneer de opleiding drie jaar duurt.
§ 2. Het Centrum ontwerpt een evaluatieplan en legt het ter goedkeuring aan het Instituut voor. Bovendien houdt het de vragenlijsten van de examens ter beschikking van al de met het toezicht belaste organen.
§ 3. De overgangsexamens hebben betrekking op het opleidingsprogramma erkend door de Minister.
§ 4. 1. De leraars werken de examens uit voor het programmagedeelte waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Examens kunnen in college en/of in samenwerking met ander bevoegde personen worden uitgewerkt.
De puntentoekenning en de beoordeling van de cursisten gebeurt door hun leraars.
3. De directie van het Centrum zorgt voor de overeenstemmende toepassing van het evaluatieplan, voor de regelmatigheid van de examens.
4. Het Centrum schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht uitgeoefend door het Instituut.
Onregelmatigheden worden door het Instituut ter kennis gebracht van de Minister. Zij kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk wordt nietig verklaard, onverminderd andere eventuele administratieve beslissingen.
§ 5. De dossiers van de gegadigden worden door het Centrum ter beschikking gehouden van de personeelsleden van het Instituut en van de ambtenaren van het Ministerie die op elk ogenblik ervan kennis kunnen nemen.
Art.30. <Zie nota onder TITEL> Om te slagen moeten de gegadigden de helft van de punten behalen voor elk examen.
Art.31. <Zie nota onder TITEL> § 1. De cursist die voor het A- en/of B-examen niet slaagde kan een herkansingsexamen afleggen, dit bij de aanvang van het volgende cursusjaar georganiseerd wordt. De gegadigde die voor dat examen niet slaagde wordt niet toegelaten tot het volgende cursusjaar.
Hij kan opnieuw inschrijven voor het volgen van de cursussen van het 1e jaar, of van het 2e jaar wanneer de opleiding drie jaar duurt.
§ 2. 1. Het Centrum deelt de uitslag van elk examengedeelte aan de gegadigden mede.
Het stelt een lijst van de deelnemers aan de examens op, met vermelding van de door elke deelnemer behaalde punten voor het dagelijks werk en voor de A- en B-examens.
Het legt deze lijst onmiddellijk aan het Instituut over.
2. Het Instituut stelt, voor iedere geslaagde voor het A-examen van het 1ste jaar, een getuigschrift op, dat overeenstemt met het modelformulier voorgeschreven door de Minister. Het doet de lijst bedoeld bij § 2, 1, alsmede de door de Minister te viseren getuigschriften aan het Ministerie toekomen.
§ 3. Het Centrum kan eveneens getuigschriften afgeven, waaruit blijkt dat de gegadigde de leergangen heeft gevolgd en voor de examens geslaagd is.
Art. 32. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1979.