Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 JULI 1978. - Wet houdende geëigende beschikkingen teneinde de Internationale organisatie voor Atoomenergie toe te laten inspectie- en verificatiewerkzaamheden door te voeren op belgisch grondgebied, in uitvoering van het Internationaal Akkoord van 5 april 1973 bij toepassing der §§ 1 en 4 van artikel III van het Verdrag van 1 Juli 1968 inzake de niet-verspreiding van kernwapens. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-07-1994 en tekstbijwerking tot 06-06-2014)



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. De personen en ondernemingen die op enigerlei wijze op het grondgebied van het Koninkrijk basismaterialen of bijzondere splijtbare materialen produceren, gebruiken of opslaan, moeten overeenkomstig de beschikkingen van deze wet, de door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (hierna "Organisatie") genoemd verrichte inspectie- en verificatiewerkzaamheden toestaan en vergemakkelijken ten einde de bekomen resultaten van het veiligheidscontrolesysteem van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna "Gemeenschap" genoemd) na te gaan.

Art.2. Onder voorbehoud van hetgeen onder artikel 7 is bepaald, verrichten de inspecteurs van de Organisatie de onder artikel 3 van deze wet voorziene inspecties uitsluitend gelijktijdig en in samenwerking met de door de Gemeenschap uitgevoerde inspecties.

Art.3. De personen en ondernemingen moeten de Organisatie in staat stellen:
  § 1. Inspecties te verrichten ter verificatie van de inlichtingen betreffende fundamentele technische kenmerken van de installaties als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van de Verordening nr 3227/76 van 19 oktober 1976 van de Commissie der Europese Gemeenschappen houdende toepassing der bepalingen inzake de veiligheidscontrole van Euratom en hierna "Verordening van de Commissie" genoemd.
  § 2. Inspecties ad hoc uit te voeren ter verificatie van de informatie die haar door de Commissie wordt verstrekt op basis van het aanvangsrapport als bedoeld in artikel 13 van de verordening van de Commissie ter identificatie en verificatie van de wijzigingen die zijn opgetreden in de situatie van een bepaalde installatie tussen de datum van dit aanvangsrapport en de datum van inwerkingtreding van de aanvullende regelingen van de Internationale Overeenkomst van 5 april 1973 in uitvoering der § § 1 en 4 van artikel III van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, hierna "Verdrag" genoemd, met betrekking tot de genoemde installatie.
  Hiertoe moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de organisatie toegang verlenen tot de in artikel 7 sub a), van de verordening van de Commissie bedoelde strategische punten of, bij het ontbreken hiervan, tot elke plaats waar, volgens het aanvangsrapport of een in verband met dat rapport verrichte inspectie, basismaterialen of bijzondere splijtbare materialen aanwezig zijn die aan de verificatie onderworpen zijn.
  § 3. Inspecties ad hoc uit te voeren ten einde de hoeveelheid en de samenstelling vast te stellen, en zo mogelijk, te verifiëren, van ingevoerde of voor uitvoer bestemde basismaterialen of bijzondere slijtbare materialen waarvoor een kennisgeving overeenkomstig artikel 24 of artikel 25 van de Verordening van de Commissie heeft plaatsgevonden.
  Hiertoe moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie toegang verschaffen tot elke plaats die ter kennis van de Commissie is gebracht overeenkomstig artikel 24, sub c), derde streepje, of artikel 25, sub c), tweede streepje, van de Verordening van de Commissie.
  § 4. Routine-inspecties te verrichten ten einde:
  a) te verifiëren of de inlichtingen die haar door de Commisse zijn verstrekt op basis van de rapporten bedoeld in de artikelen 14 en 19 van de Verordening van de Commissie, overeenstemmen met de boeken;
  b) de plaats, aard, hoeveelheid en samenstelling te verifiëren van alle basis-materialen en bijzondere splijtbare materialen die aan verificatie onderworpen zijn;
  c) de gegevens over mogelijke oorzaken van het bestaan van niet verantwoord materiaal, verschillen tussen verzender en ontvanger, alsmede onzekerheden in de boekhoudkundige inventaris te verifiëren.
  Hiertoe moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie toegang verschaffen tot de strategische punten bedoeld in artikel 7, sub a), van de Verordening van de Commissie evenals tot de boeken die worden bijgehouden overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 11 van de Verordening van de Commissie.
  De organisatie kan een routine-inspectie per jaar uitvoeren bij installaties en materiaalbalansgebieden buiten installaties, waarvan de inhoud of de jaarlijks verwerkte hoeveelheid aan kernmateriaal, afhankelijk van welke de grootste is, vijf kilogram effectief niet te boven gaat.
  Voor alle andere gevallen wordt de omvang van de inspectie-werkzaamheden van de Organisatie aangegeven in de aanvullende Regelingen van de Overeenkomst.
  § 5. Naast de routine-inspecties bedoeld onder § 4 van dit artikel bijzondere inspecties uit te voeren en wel in de hiernavolgende gevallen:
  a) om de gegevens vervat in de bijzondere rapporten, vermeld in artikel 17 van de Verordening van de Commissie te verifiëren;
  b) indien de Organisatie van mening is dat de door de Commissie verstrekte gegevens, met inbegrip van toelichtingen door de Commissie alsmede van gegevens die bij routine-inspecties zijn verkregen, voor haar niet afdoende zijn om haar verantwoordelijkheden krachtens de Overeenkomst te vervullen.
  In de hierboven bedoelde gevallen moeten de personen en ondernemingen de Organisatie bovendien toegang verschaffen tot andere plaatsen of informatie dan die bedoeld sub § 2, § 3 en § 4 van dit artikel als de Organisatie hiertoe de toestemming van de Gemeenschap heeft verkregen.

Art.4. § 1. Onverminderd de bepalingen van artikelen 2, 6 en 8 van deze wet, moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie in de gelegenheid stellen de volgende werkzaamheden te verrichten, zulks in het kader van de in artikel 3 genoemde inspecties:
  a) de overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 11 van de Verordening van de Commissie bijgehouden boekhouding te onderzoeken;
  b) onafhankelijke metingen te verrichten van alle basismaterialen en bijzondere splijtbare materialen die aan verificatie onderworpen zijn;
  c) de werking en ijking van instrumenten en andere meet- en controle apparatuur te verifiëren;
  d) toezichts- en insluitingsmaatregelen toe te passen en te gebruiken;
  e) andere objectieve methoden, waarvan de technische uitvoerbaarheid is gebleken, toe te passen.
  § 2. In het kader van deze activiteiten stellen de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie in staat:
  a) zich ervan te vergewissen dat de monsters op hoofdmeetpunten voor de boekhouding van de materiaalbalans worden genomen overeenkomstig zodanige procedures dat representatieve monsters worden verkregen;
  b) toe te zien op de behandelingen en analyse van de monsters;
  c) duplicaten van de monsters te verkrijgen afkomstig van dezelfde willekeurig gekozen partijen of eenheden, als de monsters bestemd voor de Gemeenschap en tegelijk met deze laatste getrokken;
  d) zich ervan te vergewissen dat de metingen van kernmateriaal op hoofdmeetpunten voor de boekhouding van de materiaalbalans representatief zijn;
  e) toe te zien op de ijking van de betrokken instrumenten en andere uitrusting.
  § 3. De personen en ondernemingen moeten, indien zulks is voorgeschreven in de aanvullende regelingen van de Overeenkomst, de inspecteurs van de Organisatie bovendien toestaan:
  a) uitrusting van de Organisatie te gebruiken of te installeren voor onafhankelijke metingen en toezicht;
  b) zegels en andere identificatie- en verklikapparatuur bij insluitingen aan te brengen;
  c) onafhankelijke monsters te nemen ingeval de Organisatie deze moet nemen om haar inspectiewerkzaamheden op het laagste niveau te houden dat praktisch mogelijks is of tot een dergelijk niveau in te krimpen.

Art.5. In het kader der onder § § 3, 4 en 5 van artikel 3 uitgevoerde inspecties en onverminderd het in artikelen 2, 6 en 8 bepaalde, moeten de personen en ondernemingen, in de mate waarin dit voorzien werd door de aanvullende regelingen die op hen toepasselijk zijn, elke maatregel treffen die ertoe kan bijdragen dat, indien noodzakelijk:
  a) aanvullende metingen worden verricht en aanvullende monsters worden genomen ten behoeve van de Organisatie;
  b) standaardanalysemonsters van de Organisatie worden geanalyseerd;
  c) door de Organisatie verstrekte passende absolute standaarden worden gebruikt bij de ijking van instrumenten en andere uitrusting;
  d) andere ijkingen plaatsvinden op verzoek van de Organisatie;
  e) de verzending van de ten behoeve van de Organisatie genomen monsters worden verzekerd.

Art.6. De personen en ondernemingen moeten de inspecteurs van de Organisatie in staat stellen om ter gelegenheid van de ad hoc en routine inspecties, voorzien onder § § 2, 3 en 4 van artikel 3, de werkzaamheden bepaald onder de artikelen 4 en 5 te verrichten, door de inspectiewerkzaamheden van de inspecteurs van de Commissie bij te wonen.
  Niettemin moeten de personen en ondernemingen de inspecteurs van de Organisatie toestaan om ter gelegenheid van de routine-inspecties onafhankelijke inspectiewerkzaamheden te verrichten indien aan één van de hierna genoemde voorwaarden wordt voldaan:
  a) de desbetreffende werkzaamheden zijn vermeld in de aanvullende regelingen van de Overeenkomst die daarop van toepassing zijn.
  b) de inspecteurs van de Organisatie verklaren tijdens een inspectie schriftelijk aan de personen of ondernemingen en aan de inspecteurs van de Commissie dat zij het essentieel en urgent achten om onafhankelijke werkzaamheden te verrichten, indien de Organisatie over geen andere middelen beschikt om het doel van haar routine-inspecties te bereiken en indien deze omstandigheden onvoorzien zijn.
  De personen en ondernemingen moeten de inspecteurs van de Organisatie eveneens in staat stellen ter gelegenheid van ad hoc inspecties onafhankelijke inspectiewerkzaamheden te verrichten, indien de inspecteurs van de organisatie, tijdens een inspectie, schriftelijk aan de personen of ondernemingen en aan de inspecteurs van de Commissie verklaren dat zulks noodzakelijk is om de Organisatie in staat te stellen het doel van haar inspecties ad hoc te bereiken.

Art.7. In de gevallen waarin de voorwaarden bepaald onder artikel XIII van het Protocol bij de Overeenkomst, niet zouden vervuld zijn, moeten de personen en ondernemingen de Organisatie bovendien in staat stellen inspectie te verrichten:
  - waarvan de frequentie en de intensiteit deze bepaald in artikel 3, § 4, overschrijdt;
  - die toegangsrechten bevatten die deze, bepaald in de hen betreffende aanvullende regelingen overschrijden; en
  - waarvan de modaliteiten verschillen van deze bepaald onder de artikelen 2 en 6 van deze wet,
  op voorwaarde dat zulks voorzien is in de aanvullende regelingen.

Art.8. De bezoeken en werkzaamheden van de inspecteurs van de Organisatie zijnde zodanig georganiseerd dat:
  a) eventuele hinder of overlast voor de geïnspecteerde vreedzame nucleaire activiteiten tot een minimum worden beperkt;
  b) de bescherming van industriële geheimen of alle andere vertrouwelijke gegevens die ter kennis van de inspecteurs van de Organisatie komen, verzekerd blijft,
  moeten de personen en ondernemingen niet de inspecteurs van de Organisatie, ter gelegenheid van hun inspectiewerkzaamheden toestaan zelf een installatie te bedienen of het personeel van een installatie opdracht geven enige handeling te verrichten.
  Indien de inspecteurs van de Organisatie van mening zijn dat, in het kader van de onder artikelen 4 en 5 bedoelde werkzaamheden, bepaalde handelingen in een installatie door de personen of ondernemingen moeten worden uitgevoerd, moeten zij een daartoe strekkend verzoek indienen.

Art.9. Indien, de commissie, om reden van uitzonderlijke omstandigheden, belangrijke beperkingen stelt aan het toegangsrecht van de Organisatie, moeten de personen en ondernemingen de gepaste maatregelen treffen ten einde de Organisatie in staat te stellen zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten op het gebied der waarborgen, rekening houdend met de op deze manier aangebrachte beperkingen, indien deze maatregelen werden overeengekomen krachtens de procedures voorzien door de Overeenkomst.

Art.10.De personen en ondernemingen moeten de inspecteurs van de Organisatie toegang tot de installaties verschaffen, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, op vertoon van documenten waarin hun hoedanigheid van inspecteur van het Agentschap staat vermeld, hoedanigheid die erkend werd door de Commissie en de lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst.
  [1 De nucleaire inspecteurs van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle opgericht door de wet van 15 april 1994, hebben het recht om de inspecteurs te vergezellen tijdens de in deze wet bedoelde inspectieopdrachten.]1
  ----------
  (1)<W 2014-03-19/26, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2014>

Art.11. Indien personen of ondernemingen buitengewone uitgaven moeten doen uit hoofde van een speciale aanvraag van de Organisatie, vergoedt deze laatste de kosten hiervan, op voorwaarde dat zij dit vooraf heeft toegezegd. In ieder geval komen de kosten van aanvullende meetverrichtingen of monster-ondernemingen die de inspecteurs van de Organisatie kunnen vragen, ten laste van de Organisatie.

Art.12. De inbreuken op de bepalingen van deze wet of op de besluiten die in uitvoering van deze wet worden genomen, worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot een maand en met geldboete van 100 tot 100 000 F, of met één van die straffen alleen.
  In geval van herhaling binnen een termijn van twee jaar kunnen de straffen verdubbeld worden.
  De bepaling van Boek I van het Wetboek van Strafrecht met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de hogervermelde inbreuken.

Art.13. (Opgeheven) <W 2003-04-02/38, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2003>

Art. 14. Bij vaststelling van een tekortkoming aan de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, begaan door een persoon of onderneming, zoals bedoeld onder artikel 1, kan de Staat vertegenwoordigd door de Minister van Justitie een vordering instellen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, ten einde de uitvoering der genoemde verplichtingen te doen bevelen.
  De vordering wordt ingesteld op de wijze van het kort geding. Er wordt uitspraak gedaan over de vordering binnen een termijn van acht dagen niettegenstaande elke vervolging uitgeoefend om reden van dezelfde feiten voor een strafgerecht.
  De uitspraak is bij voorraad uitvoerbaar ondanks elk rechtsmiddel.