Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 JUNI 1978. - Koninklijk besluit houdende bepaling van de voorwaarden en grenzen voor de vaststelling van de zekerheid te stellen door de plaatselijke ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid bij <DVR2008-12-19/33, art. 277, 5°; Inwerkingtreding : 01-07-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-2002 en tekstbijwerking tot 24-12-2008)



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2002027087 



Artikels:

Artikel 1. Bij het bepalen van het bedrag der zekerheid die door de plaatselijke ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn moet worden gesteld, worden de ontvangsten van dit centrum tot grondslag genomen.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt onder "ontvangsten" verstaan: het gemiddelde van de ontvangsten over de laatste vijf jaren die vóór de benoeming van de ontvanger zijn verlopen, met uitsluiting van geldieningen en van kapitalen afkomstig van terugbetalingen en van verkopingen van onroerende goederen.

Art.2. § 1. Het bedrag van de zekerheid te stellen door de voltijdse plaatselijke ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn mag niet lager liggen dan één twintigste van het bedrag van de ontvangsten, met een maximum van:
  1° 475 000 F als de bediende gemeente 10 000 of minder inwoners telt;
  2° 725 000 F als de bediende gemeente 10 001 tot 20 000 inwoners telt;
  3° 875 000 F als de bediende gemeente 20 001 tot 50 000 inwoners telt;
  4° 975 000 F als de bediende gemeente meer dan 50 000 inwoners telt;
  § 2. Het aantal in aanmerking te nemen inwoners voor de toepassing van dit artikel is dat welke blijkt uit de jongste tienjaarlijkse telling bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
  (NOTA : Artikel 2 geldig voor het Waalse Gewest :
  Art. 2. § 1. Het bedrag van de zekerheid te stellen door de voltijdse plaatselijke ontvanger van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn mag niet lager liggen dan één twintigste van het bedrag van de ontvangsten, met een maximum van:
  1° (12.000 euro) als de bediende gemeente 10 000 of minder inwoners telt; <BFW 2001-12-20/67, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  2° (18.000 euro) als de bediende gemeente 10 001 tot 20 000 inwoners telt; <BFW 2001-12-20/67, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  3° (22.000 euro) als de bediende gemeente 20 001 tot 50 000 inwoners telt; <BFW 2001-12-20/67, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  4° (24.500 euro) als de bediende gemeente meer dan 50 000 inwoners telt; <BFW 2001-12-20/67, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Het aantal in aanmerking te nemen inwoners voor de toepassing van dit artikel is dat welke blijkt uit de jongste tienjaarlijkse telling bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.)

Art.3. Het bedrag van de zekerheid die door de voltijdse bijzondere ontvanger, bedoeld door artikel 96 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, moet worden gesteld, mag, met een maximum van 975 000 F, niet lager liggen dan één twintigste van het bedrag van de ontvangsten van de dienst of inrichting met afzonderlijk beheer, die door deze ambtenaar wordt bediend.
  De in het vorig lid bedoelde ontvangsten worden afgetrokken van het totaal der ontvangsten waarmede rekening moet worden gehouden voor de vaststelling van de zekerheid te stellen door de plaatselijke ontvanger met toepassing van artikel 2.
  (NOTA : Artikel 3 geldig voor het Waalse Gewest :
  Art. 3. Het bedrag van de zekerheid die door de voltijdse bijzondere ontvanger, bedoeld door artikel 96 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, moet worden gesteld, mag, met een maximum van (24.500 euro), niet lager liggen dan één twintigste van het bedrag van de ontvangsten van de dienst of inrichting met afzonderlijk beheer, die door deze ambtenaar wordt bediend. <BFW 2001-12-20/67, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De in het vorig lid bedoelde ontvangsten worden afgetrokken van het totaal der ontvangsten waarmede rekening moet worden gehouden voor de vaststelling van de zekerheid te stellen door de plaatselijke ontvanger met toepassing van artikel 2.)

Art.4. De bepalingen van artikel2 of 3 zijn, naargelang van het geval, respectievelijk van toepassing op de plaatselijke of bijzondere ontvangers die hun ambt deeltijds uitoefenen. Voor deze nochtans wordt het maximumbedrag dat op hen persoonlijk toepasselijk zou zijn indien zij voltijds waren, herleid tot zoveel veertigsten als uren die door de betrokken ambtenaar wekelijks worden gepresteerd.

Art.5. De raad voor maatschappelijk welzijn zorgt dat de zekerheid werkelijk gesteld en, in voorkomend geval, te bekwamer tijd vernieuwd wordt.

Art.6. De kosten in verband met de zekerheid zijn ten laste van degene die ze stelt.
  Wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk in geld gesteld, dan brengt zij interest op ten voordele van de ontvanger.

Art.7. Is er een tekort in de kas van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, dan heeft dit een voorrecht op de zekerheid van de ontvanger, wanneer de zekerheid in geld gesteld is.

Art.8. De artikelen 117bis, 119 en 120 van de gemeentewet zijn van toepassing op de plaatselijke ontvangers en op de bijzondere ontvangers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 9. Onze Minister van Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.