25 MEI 1978. - Ministerieel besluit betreffende de uitvoeringsmodaliteiten van het koninklijk besluit van 25 mei 1978 tot inrichting van de keuring van begoniazaad en -knollen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2018-09-14/16, art. 189,2°, 002; Inwerkingtreding : 30-12-2018)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-12-2018 en tekstbijwerking tot 20-12-2018)
Art. 1-13
Artikel 1. <MB 12-06-1981, art. 1> Kunnen aan de keuring van de Nationale Dienst voor de afzet van land- en tuinbouwprodukten, hierna de Dienst genoemd, onderworpen worden : de knolbegoniahybriden. (Begonia X tuberhybrida) behorend tot de volgende hybride-groepen :
1. Grootbloemige Dubbele groep :
met volgende kleuraanduidingen : donkerrood, scharlaken, roze, zalm, geel, koper, orange, wit.
2. Fimbriata groep :
met volgende kleuraanduidingen : donkerrood, scharlaken, roze, zalm, geel, koper, oranje, wit.
3. Kleinbloemige Pendula groep :
met volgende kleuraanduidingen : donkerrood, scharlaken, roze, zalm, geel, oranje, wit.
4. Maxima groep :
met volgende kleuraanduidingen : donkerrood, scharlaken, karmijnroze, bleekroze, zalm, geel, koper, oranje, wit, evenals de cultivar " Schweizerland ".
De kleuraanduidingen van de onderscheiden groepen en de kleur van de cultivar " Schweizerland " worden vastgesteld door de Dienst op voorstel van het Rijksstation voor Sierplantenteelt na overleg met de erkende begoniazaadtelers en de Rijkstuinbouwingenieur.
Art.2. <MB 12-06-1981, art. 2> De knollen bestemd voor de produktie van zaad die aan de keuring kan onderworpen worden, voldoen aan de volgende voorwaarden :
A) Oorsprong.
De knollen komen voort van planten, die uitgezocht en als zaaddragers gemerkt worden in begoniavelden die met dit doel, met door de Dienst goedgekeurd zaad aangelegd zijn. Deze velden moeten voldoende eenvormig en gezond zijn en in de loop van het groeijaar kontroles en testen ondergaan om de goede gezondheidstoestand en de teeltwaarde te bepalen.
B) Selectie, echtheid.
De knollen behoren tot een van bovenvermelde groepen en het respectievelijke kleuraanduidingen vermeld in artikel 1.
C) Kwaliteit.
De knollen komen voort van door de Dienst goedgekeurd zaaddragers. Deze laatste moeten van goede kwaliteit en normaal ontwikkeld zijn, een goede habitus vertonen met vertakking aan de basis en bloeirijk zijn.
De mannelijke bloemen zijn duidelijk zichtbaar en de bloemkleur stemt voldoende overeen met de kleuraanduiding vermeld in artikel 1; zij moeten voorts voldoende gevuld zijn en, voldoen naargelang van de hybridegroep, aan de volgende eisen :
1. Grootbloemige groep :
a) van het rozeknoptype zijn;
b) een minimum doorsnee hebben van 10 cm;
c) zich goed voordoen en boven het loof op een stevige stengel staan.
2. Fimbriata groep :
a) een duidelijk ingesneden bloemdek vertonen;
b) een minimum doorsnee hebben van 10 cm;
c) zich goed voordoen en boven het loof op een stevige stengel staan.
3. Kleinbloemige Pendula groep :
a) smalle, spits uiteenlopende bloemdekbladen vertonen;
b) duidelijk gestructureerd zijn met een centrale knop;
c) aan een dunne bloemstengel staan, zodat de bloemen hangen.
4. Maxima groep :
a) een regelmatig gestructureerd bloemdek vertonen met duidelijk omlijnd centrum dat het rozeknoptype benadert;
b) groter zijn dan 5 cm en kleiner dan 10 cm;
c) zich goed voordoen en boven het loof op een stevige stengel staan.
De cultivar " Schweizerland " vertoont daarenboven een bronskleurig blad.
De knollen zijn daarenboven van goede handelskwaliteit normaal ontwikkeld.
D) Gezondheidstoestand.
De knollen zijn gezond.
Art.3. Het begoniazaad dat aan de keuring kan onderworpen worden moet voldoen aan de volgende voorwaarden :
a) Oorsprong.
Het begoniazaad moet voortkomen van begoniazaadplanten die gesproten zijn uit knollen van gemerkte begoniazaaddragers en die met dit doel onder glas geteeld worden. Die zaadplanten moeten gezond zijn en in de loop van het groeijaar kontroles en testen ondergaan om de goede gezondheidstoestand en de teeltwaarde te bepalen.
b) Gezondheidstoestand.
Het zaad moet een gezond en normaal uitzicht hebben en zuiver zijn.
Art.4. Om erkend te worden als begoniazaadteler moet de teler beschikken over :
1. voldoende vakbekwaamheid en ervaring in de begonia- en begoniazaadteelt of personeel met dergelijke vakbekwaamheid en ervaring;
2. voldoende en aangepaste installaties om de knollen bestemd voor zaadproduktie te bewaren;
3. aangepaste lokalen en uitrusting voor de teelt van de begoniazaadplanten;
4. de nodige apparatuur voor een efficiënte ziektebestrijding;
5. de precisiebalans;
6. de nodige toestellen om het zaad voldoende te zuiveren;
7. (produktiefichen aangelegd per hybridegroep en per kleuraanduiding;) <MB 12-06-1981, art. 3>
8. de nodige recipiënten om het zaad te bewaren.
Daarenboven moet een gunstig advies uitgebracht zijn door de Dienst voor Plantenbescherming voor het bedrijf van de teler.
Art.5. De met de kontrole belaste ambtenaren van de Dienst zijn gemachtigd de erkende inrichtingen te schouwen en er zich alle voor de uitvoering van hun taak nodige inlichtingen te doen verschaffen en er de stalen te nemen die zij nodig achten.
Art.6. Elk perceel en zaadteelt die de teler aan de keuring van de Dienst wenst te onderwerpen, moeten bij deze laatste ingeschreven worden voor de door de Dienst te bepalen datum.
Art.7. De keuring omvat twee stadia : de keuring te velde en de keuring op partij. Het vermenigvuldigingsmateriaal bestemd voor zaadproduktie wordt geweigerd of voorlopig aangenomen tijdens het eerste stadium. Het begoniazaad wordt geweigerd of definitief aangenomen na het tweede stadium.
Art.8. De producent verwittigt de Dienst van het tijdstip waarop het oogsten der knollen bestemd voor zaadproduktie en het planten ervan onder glas zullen gebeuren.
Art.9. De keuring te velde gebeurt door een of meerdere bezoeken per jaar aan de teelten. Zij heeft betrekking op de terzake gestelde eisen. De met de keuring belaste ambtenaar deelt zijn beslissing aan de belanghebbende mede.
Art.10. De keuring op partij heeft onder meer betrekking op de algemene toestand van het begoniazaad en de hoeveelheid. De conditionering van het gekeurd zaad gebeurt onder toezicht van de Dienst, die een globaal certificaat uitreikt. Elke afzonderlijke verpakking wordt gemerkt met een genummerd keuringsdokument, waarvan de aanwending bij de Dienst moet verantwoord worden.
Art.11. <MB 12-06-1981, art. 4> De begoniateler kan alleen een attest bekomen voor zijn productie van begoniaknollen, indien deze laatste, wat de in artikel 1 bedoelde hybridegroepen betreft, geheel voortkomt van gekeurd begoniazaad. Hij schrijft daartoe zijn percelen in bij de Dienst voor een door deze laatste te bepalen datum en legt daartoe de onder artikel 10 bedoelde keuringsdocumenten voor. De inschrijving kan eveneens verricht worden door een tussenpersoon op grond van een schriftelijke volmacht die bij de inschrijving gevoegd wordt.
Art.12. De kontrole van de begoniavelden gebeurt door een of meer bezoeken aan de begoniavelden en heeft betrekking op de algemene gezondheidstoestand en de door de Dienst gestelde voorwaarden.
Art. 13. De Dienst levert na de keuring te velde het attest af voor de hoeveelheid knollen die overeenstemt met het voor zijn teelten aangekocht, gekeurd begoniazaad en met zijn teeltoppervlakte. De begoniateler verantwoordt bij de Dienst de aanwending van de afgeleverde attesten.