12 JANUARI 1978. - Koninklijk besluit tot instelling van de vergunning van vervoermakelaar. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1987 en tekstbijwerking tot 12-01-2009).
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK 2. Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning.
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. Procedure voor het verlenen van de vergunningen.
Art. 6-10
HOOFDSTUK 4. Procedure voor intrekking en schorsing van de vergunningen.
Art. 11
HOOFDSTUK 5. Beroep.
Art. 12
HOOFDSTUK 6. Verplichtingen van de vergunninghouders.
Art. 13-14
HOOFDSTUK 7. Retributies.
Art. 15, 15bis
HOOFDSTUK 8. Vrijstellingsmaatregelen.
Art. 16-17
HOOFDSTUK 9. Bescherming van de titel of benaming.
Art. 18
HOOFDSTUK 10. Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 19-21
HOOFDSTUK 1. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1. § 1. Niemand mag de werkzaamheid van vervoermakelaar die omschreven is in artikel 1, 2° van de wet van 26 juni 1967 betreffende het statuut van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer, uitoefenen tenzij hij houder is van een vergunning die overeenkomstig de bepalingen van dit besluit is afgegeven door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
§ 2. Wanneer de werkzaamheid van vervoermakelaar wordt uitgeoefend in verschillende zetels van een onderneming, die van een zelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon afhangen, moet voor iedere exploitatiezetel een vergunning worden aangevraagd. In zijn aanvraag geeft de aanvrager op eigen verantwoordelijkheid de lijst van zijn exploitatiezetels op.
§ 3. De vergunning is persoonlijk en kan niet worden overgedragen. Zij wordt afgeleverd op naam van de onderneming die een natuurlijke of rechtspersoon kan zijn.
HOOFDSTUK 2. _ Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning.
Art.2. De vergunning moet door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde worden geweigerd, indien de aanvrager of een persoon belast met het dagelijks beheer van de onderneming één van de in artikel 5, 1°, a, van de wet van 26 juni 1967 genoemde veroordelingen heeft opgelopen.
Art.3. § 1. De vergunningaanvrager moet voor iedere persoon die zal instaan voor het dagelijks beheer van de onderneming of ondernemingstak die de werkzaamheid van vervoermakelaar wil uitoefenen, het bewijs leveren dat hij op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend, in de laatste zes jaar ononderbroken gedurende ten minste vijf jaar op zodanige wijze heeft deelgenomen aan een werkzaamheid welke omschreven is als die van vervoermakelaar, dat hij de nodige vakbekwaamheid heeft verkregen. Dat die voorwaarden vervuld zijn, wordt op verzoek van de aanvrager vastgesteld in een getuigschrift van vakbekwaamheid.
(Een getuigschrift van vakbekwaamheid wordt eveneens afgeleverd indien uit de verklaringen afgegeven door een bevoegde instantie of organisatie van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap blijkt dat aan de in dit artikel gestelde voorwaarden is voldaan.) <KB 1990-11-16/36, art. 1, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
(§ 2. De in § 1 bepaalde periode van vijf jaar wordt verminderd tot :
1. drie jaar voor de personen waarvoor het bewijs wordt geleverd dat ze voor het betrokken beroep een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar hebben gevolgd, die door een van overheidswege erkend getuigschrift wordt gestaafd of door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie als volwaardig wordt erkend;
2. twee jaar voor de personen waarvoor het bewijs wordt geleverd dat ze :
- ofwel voor het betrokken beroep een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar hebben gevolgd, die door een van overheidswege erkend getuigschrift wordt gestaafd of door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie als volwaardig wordt erkend;
- ofwel houder zijn van een universitair of daarmee gelijkgesteld diploma, erkend in België of door de betrokken (Lid-Staat) van de Europese Economische Gemeenschap; <Erratum : zie B.St. 04-01-1991, p.54>
3. zes maanden voor hen die vooraf geslaagd zijn voor een beroepsexamen van vervoermakelaar.
In dat geval zullen de praktische modaliteiten betreffende de examenstof, de voorbereiding en de inrichting van de examens alsmede de samenstelling van de examencommissies worden bepaald door de Minister van Verkeerswezen.) <KB 1990-11-16/36, art. 1, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
§ 3. De getuigschriften van vakbekwaamheid worden afgeleverd door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
Art.4. De werkzaamheid waarvoor de vergunning wordt afgegeven dient te worden uitgeoefend in lokalen die uitsluitend daartoe of tot ermee samenhangende werkzaamheden op het gebied van het goederen- of personenvervoer bestemd zijn.
De lokalen moeten gemakkelijk te bereiken zijn en mogen niet in verbinding staan met lokalen waar een winstgevende werkzaamheid wordt uitgeoefend die niets uit te staan heeft met die van tussenpersoon op het gebied van het vervoer of met die van vervoerder.
Art.5. <KB 1990-11-16/36, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-1991> § 1. Voor iedere vergunning van vervoermakelaar moet ten bewijze van de financiële draagkracht een borgtocht van 500 000 frank worden gesteld.
De gezamenlijke borgtochten die eventueel van eenzelfde rechtspersoon of natuurlijke persoon worden geëist, mogen 5 miljoen frank niet overschrijden.
§ 2. De borgtocht kan bestaan, hetzij in een hoofdelijke borg van een bank, een private spaarkas, een verzekeringsmaatschappij of een openbare kredietinstelling, hetzij in het deponeren bij de Deposito- en Consignatiekas van geld of waarden die door de Minister van Financiën aangenomen zijn voor het stellen van borgtochten van alle categorieën bij de Deposito- en Consignatiekas.
Als bewijs van borgstelling worden eveneens aanvaard, de getuigschriften van borgtocht die afgeleverd zijn door een bank of een andere erkende financiële instelling van een andere lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap en die de verbintenissen waarborgen die voorgeschreven zijn door dit artikel.
De Minister van Verkeerswezen bepaalt het model dat moet dienen tot bewijs van hoofdelijke borgstelling.
§ 3. De vergunninghouder is verplicht de borgtocht waarop enige afneming is verricht, binnen dertig dagen te herstellen of aan te vullen zonder dat hij daar om verzocht hoeft te worden.
§ 4. De vergunninghouder die bij de Deposito- en Consignatiekas waarden heeft gedeponeerd die tegen de officiële koers zijn aangenomen, is verplicht om onverwijld en zonder dat hij daar om moet worden verzocht, een aanvullende waarborg te verstrekken indien de borgtocht ten gevolge van koersdalingen meer dan vijf percent van zijn werkelijke waarde heeft verloren.
§ 5. De borgtocht dient uitsluitend tot waarborg van de schuldvorderingen voortspruitend uit de uitoefening van de door de vergunning gedekte werkzaamheden.
De borgtocht kan alleen door de houders van schuldvorderingen bedoeld in het eerste lid worden aangesproken na overlegging, bij ter post aangetekende brief, van de uitdrukkelijke instemming van de vergunninghouder met betrekking tot het bestaan en de opeisbaarheid van de aangebrachte schuldvordering, ofwel van een ten laste van de vergunninghouder in België uitvoerbare rechterlijke beslissing.
§ 6. De Deposito- en Consignatiekas of de hoofdelijke borg geven van iedere afneming op de borgtocht bij ter post aangetekende brief kennis aan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
§ 7. Indien de borgtocht in de vorm van een deposito bij de Deposito- en Consignatiekas is gesteld, wordt het gedeponeerde geld of worden de gedeponeerde waarden op zijn vroegst teruggegeven zes maanden na de datum waarop de vervoermakelaar opgehouden heeft houder te zijn van een vergunning.
De termijn van zes maanden wordt geschorst wanneer een schuldeiser een rechtsvordering instelt en de Deposito- en Consignatiekas daarvan kennis geeft bij ter post aangetekende brief. Hij begint eerst opnieuw te lopen de dag dat in de zaak tussen de vervoermakelaar en zijn schuldeiser de rechterlijke eindbeslissing in kracht van gewijsde gaat.
§ 8. De hoofdelijke borg is bevrijd :
1° in geval van intrekking van de vergunning : op de dag dat de vervoermakelaar ophoudt houder te zijn van die vergunning;
2° in geval hij zich wil ontdoen van zijn verplichtingen : bij het verstrijken van een termijn van drie maanden, ingaand op de dag waarop de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde de ter post aangetekende brief houdende kennisgeving van die beslissing heeft ontvangen. De Minister of zijn gemachtigde brengt de vervoermakelaar hiervan onmiddellijk op de hoogte. Deze dient vóór het verstrijken van de termijn van drie maanden een nieuwe borgtocht te stellen.
Nochtans kan in beide gevallen tot uiterlijk zes maanden na de datum van de bevrijding van de borg nog beroep worden gedaan op de borgtocht, voor zover de schuldvordering vóór deze datum is ontstaan.
Ten aanzien van de schuldeisers die een rechtsvordering tegen de vervoermakelaar hebben ingesteld en die daarvan de hoofdelijke borg, bij ter post aangetekende brief, in kennis hebben gesteld binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, wordt de termijn van zes maanden opgeschort tot de dag waarop de rechterlijke eindbeslissing in kracht van gewijsde gaat.
§ 9. Ingeval een nieuwe borgtocht wordt gesteld en aanvaard, wordt de oude borgtocht van rechtswege bevrijd en teruggestuurd naar de instelling die ze afleverde.
HOOFDSTUK 3. _ Procedure voor het verlenen van de vergunningen.
Art.6. § 1. De vergunningsaanvraag wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde gezonden. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van de door de Minister van Verkeerswezen verstrekte formulieren.
§ 2. Bij de aanvraag moeten de volgende stukken worden gevoegd :
(1° een voor een openbaar bestuur bestemd getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat sedert minder dan drie maanden afgegeven is, op naam van de in artikel 2 bedoelde persoon of personen.
Voor de aanvragers die in een andere lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap wonen of er gevestigd zijn, en tenzij de Belgische overheid op de hoogte is van nauwkeurig omschreven feiten, worden eveneens aanvaard als gelijkwaardig met de Belgische getuigschriften van goed zedelijk gedrag :
a) een uittreksel uit het strafregister of, bij ontbreken daarvan, een door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst afgegeven gelijkwaardig document, waaruit blijkt dat aan de eisen van betrouwbaarheid en van afwezigheid van faillissement is voldaan;
b) indien het sub a bedoelde document niet bewijst dat aan de bepalingen van artikel 2 is voldaan, een door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst afgegeven verklaring, waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan;
c) indien het sub a bedoelde document of de sub b bedoelde verklaring niet wordt afgegeven door het land van oorsprong of herkomst, een verklaring onder ede - of, in de (Lid-Staten) waar niet in een eed is voorzien, een plechtige verklaring - welke door de betrokkene wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie of, in voorkomend geval, van een notaris van het land van oorsprong of herkomst, welke een attest afgeven dat deze eed of deze plechtige verklaring bewijskracht geeft. De verklaring betreffende het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad, mag ook worden afgelegd ten overstaan van een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie van dat land. <Erratum : zie B.St. 04-01-1991, p.54>
De overeenkomstig sub a, b en c afgegeven documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden;) <KB 1990-11-16/36, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>2° de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, bevattende de akten betreffende de vennootschap waarvan de bekendmaking door de wet is voorgeschreven;
3° het getuigschrift of de getuigschriften van vakbekwaamheid, vermeld in artikel 3;
4° een gedetailleerd plan van de lokalen van de onderneming of van de ondernemingstak alsmede van de lokalen die ermede in verbinding staan en een beschrijving van de werkzaamheden die er worden uitgeoefend;
5° een voor eensluidend verklaard afschrift van de inschrijving in het handelsregister door de griffie van de rechtbank van koophandel in wier ambtsgebied de inschrijving is gevestigd;
6° de verbintenis tot de in artikel 5 voorgeschreven borgstelling. Die verbintenis moet behoorlijk ondertekend zijn, hetzij door de aanvrager, hetzij door de personen die gerechtigd zijn de rechtspersoon te verbinden.
§ 3. Iedere wijziging in enigerlei onderdeel van de aanvraag of van het document dat ze vergezelt, moet bij een ter post aangetekende brief binnen een termijn van tien dagen ter kennis gebracht worden van de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
Art.7. De Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde beslist over de vergunningaanvraag na het gemotiveerd advies te hebben ingewonnen van het vast bureau van het Raadgevend Comité van vervoermakelaars. Deze beslissing wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de aanvrager gebracht.
Art.8. De vergunning wordt verleend nadat de in artikel 5, § 1, bepaalde borgtocht is gesteld.
Art.9. § 1. De vergunning, die de titel "vergunning van vervoermakelaar" draagt, gedagtekend en getekend door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde, vermeldt :
_ de naam van de onderneming;
_ de plaats van de maatschappelijke zetel van de onderneming en eventueel die van de betrokken exploitatiezetel;
_ naam en voornaam van de persoon of personen die voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 2 en 3.
§ 2. De inschrijving van het nummer van de vergunning is verplicht op elk aan derden gericht document dat betrekking heeft op de werkzaamheden bepaald in de vergunning.
Art.10. In geval van definitieve staking van de werkzaamheden moet de vergunning, binnen de tien werkdagen, aan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde worden teruggezonden.
HOOFDSTUK 4. _ Procedure voor intrekking en schorsing van de vergunningen.
Art.11. § 1. In de gevallen bedoeld in de artikelen 6 en 11 van de wet van 26 juni 1967 betreffende het statuut van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer, kan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde de vergunning schorsen of intrekken bij een met redenen omklede beslissing waarvan bij een ter post aangetekende brief kennis wordt gegeven en na een met redenen omkleed advies van het vast bureau van het Raadgevend Comité van vervoermakelaars.
De duur van de schorsing wordt door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde vastgesteld met inachtneming van de ernst van de overtreding op met redenen omkleed advies van het vast bureau van het Raadgevend Comité van vervoermakelaars.
§ 2. In geval van zware overtreding kunnen alle vergunningen die op grond van dit besluit aan een zelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verleend, geschorst of ingetrokken worden.
§ 3. Wanneer de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde zich voorneemt de vergunning te schorsen of in te trekken, geeft hij de betrokkene, bij een ter post aangetekende brief, kennis van de reden van de voorgenomen maatregel. Terzelfder tijd maakt hij de zaak aanhangig bij het vast bureau van het Raadgevend Comité van vervoermakelaars.
§ 4. Het Vast Bureau van het Raadgevend Comité van vervoermakelaars brengt zijn met redenen omkleed advies uit binnen een termijn van twee maanden na de betrokkene, bij een ter post aangetekende brief, ten minste vijf werkdagen vóór de voor het onderzoek van de zaak vastgestelde datum te hebben uitgenodigd te verschijnen, hetzij in persoon, hetzij bij gemachtigde, houder van de stukken.
De betrokkene mag op de zitting waarvoor hij werd opgeroepen bijgestaan worden door een persoon naar zijn keuze en een schriftelijke memorie neerleggen.
§ 5. De betrokkene wordt binnen de vijftien werkdagen bij een ter post aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing.
HOOFDSTUK 5. _ Beroep.
Art.12. § 1. In geval van weigering, schorsing of intrekking van de vergunning door de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde, kan de betrokkene binnen de tien werkdagen vanaf de kennisgeving die hem ervan gedaan wordt, een gemotiveerd beroep aantekenen bij de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
Deze doet uitspraak bij gemotiveerde beslissing, waarvan bij een ter post aangetekende brief kennis wordt gegeven binnen de negentig dagen na de ontvangst van het beroep en na het advies van het Raadgevend Comité. Het Comité brengt zijn met redenen omkleed advies uit binnen de vijfenveertig dagen na de betrokkene, bij een ter post aangetekende brief, ten minste vijf werkdagen vóór de dag voor het onderzoek van deze zaak vastgestelde datum te hebben uitgenodigd te verschijnen, hetzij in persoon, hetzij bij gemachtigde, houder van de stukken.
De betrokkene mag door een persoon naar zijn keuze bijgestaan worden op de zitting waarvoor hij werd opgeroepen en een schriftelijke memorie neerleggen.
§ 2. Indien, in beroep, de schorsing of de intrekking van de vergunning wordt bevestigd, moet de houder ervan ze terugzenden naar de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde bij een ter post aangetekende brief binnen de tien werkdagen, te rekenen vanaf de kennisgeving van de bevestiging van de beslissing.
§ 3. Het beroep heeft schorsende kracht.
HOOFDSTUK 6. _ Verplichtingen van de vergunninghouders.
Art.13. De houders van een vergunning zijn ertoe gehouden de statistische inlichtingen met betrekking tot de werkzaamheden waarvoor een vergunning vereist is, te verstrekken op aanvraag van de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde, nadat deze het advies van het Vast Bureau heeft ingewonnen.
Deze inlichtingen mogen slechts worden gebruikt voor statistische doeleinden.
Art.14. § 1. De personen bedoeld in dit besluit zijn ertoe gehouden de uitvoering in de hand te werken van de onderzoekingen en controles waarvan sprake in artikel 10, 3°, van de wet van 26 juni 1967 betreffende het statuut van de tussenpersonen op het gebied van het goederenvervoer.
§ 2. Die personen moeten gehoor geven aan elke oproeping van de ambtenaren aangesteld door de Minister van Verkeerswezen, om hun boeken en andere beroepsdocumenten in te zien.
Die ambtenaren zijn ertoe gemachtigd ter plaatse afschriften van of uittreksels uit die boeken en documenten te nemen en aanvullende inlichtingen ter zake te vragen.
§ 3. De houders van een vergunning moeten gedurende zes jaar de bewijsstukken met betrekking tot de verschillende verrichtingen bewaren.
Welke ook de organisatiemethoden weze die zij vrijwillig hebben gekozen : dossier, steekkaart, register of andere, zij moet het mogelijk maken onmiddellijk de nodige inlichtingen terug te vinden betreffende de uitgeoefende werkzaamheden door het personeel dat deelgenomen heeft aan het dagelijks beheer der onderneming, alsmede de naam van de opdrachtgever en de vervoerder, de te vervoeren tonnage, de datum van de verrichting, de tussen de opdrachtgever en de vervoerder bedongen prijs, alsook de naam en het adres van de vergunninghouders of van de vreemde correspondenten aan wie een deel van de vergoeding werd afgestaan.
§ 4. Iedere wijziging van een der onderdelen van de vergunning waarvan sprake in artikel 9, § 1, van dit besluit, moet door de vergunninghouders, bij een ter post aangetekende brief, binnen een termijn van tien dagen, ter kennis worden gebracht van de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde.
HOOFDSTUK 7. _ Retributies.
Art.15. <KB 1992-07-10/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1992-08-01>
§ 1. De retributies ten bate van de Staat, bedoeld in artikel 10, 4°, van de wet van 26 juni 1967 zijn bepaald als volgt :
1° een jaarlijkse retributie van (75,00 EUR) voor de vergunning; <KB 2000-07-20/53, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
2° een retributie van (12,50 EUR) voor de uitreiking van een duplicaat van de vergunning of de vervanging van de titel wegens wijzigingen in één of ander onderdeel ervan. <KB 2000-07-20/53, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. 1° De vereniging zonder winstoogmerk " Belgisch Instituut der Transportorganisatoren (afgekort : " BITO ") wordt erkend overeenkomstig artikel 10, 4°, van de wet van 26 juni 1967.
2° De houder van een vergunning van vervoermakelaar is als deelneming in de kosten van de administratie, controle en toezicht van het BITO een aanvullende jaarlijkse retributie verschuldigd van (125,00 EUR). <KB 2008-12-23/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
§ 3. De jaarlijkse retributie en de aanvullende jaarlijkse retributie moeten betaald worden vóór de uitreiking van de vergunning en vervolgens vóór de eerste januari van ieder jaar. Gebeurt dit niet, dan wordt de vergunning geschorst.
De bedragen van deze retributies te betalen voor de uitreiking van de eerste vergunning worden berekend naar rato van het aantal maanden begrepen tussen de datum van de vergunningsverlening en de eerste januari van het daaropvolgende jaar.
§ 4. De in dit artikel bedoelde retributies worden niet terugbetaald in geval van schorsing of van intrekking van de vergunning of van staking van de uitoefening van de werkzaamheden waarop de vergunning slaat.
Art. 15bis. <ingevoegd bij KB 2008-12-23/49, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2009> Het bedrag van de in artikel 15 vermelde retributies wordt gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van het Rijk, 112,87 (cijfer van juli 2008 basis 2004 = 100).
Vanaf het jaar 2010 worden ze jaarlijks aangepast in functie van het indexcijfer van de maand juli van het voorafgaande jaar. Het verkregen resultaat wordt tot de hogere euro afgerond.
HOOFDSTUK 8. _ Vrijstellingsmaatregelen.
Art.16. § 1. In geval van overlijden, van lichamelijke ongeschiktheid of van wettelijke onbekwaamheid van de natuurlijke persoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, kan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde de voortzetting, althans voorlopig, van de exploitatie van de onderneming van vervoermakelaar toelaten gedurende een maximumtermijn van één jaar die met ten hoogste zes maanden kan worden verlengd in behoorlijk gerechtvaardigde gevallen.
§ 2. Indien de houder van de vergunning overleden is of zijn werkzaamheden heeft gestaakt, kan de Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde definitief toestaan dat de exploitatie van de onderneming van vervoermakelaar wordt voortgezet door de echtgeno(o)t(e) en/of de kinderen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, maar een voldoende praktische ervaring in het dagelijks beheer van de onderneming hebben.
§ 3. De Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde moet binnen de vijftien dagen in kennis gesteld worden van het overlijden, van de ongeschiktheid of onbekwaamheid of van de staking van de werkzaamheid, zoniet wordt de vergunning ingetrokken. De Minister van Verkeerswezen of zijn gemachtigde beslist binnen de drie maanden vanaf deze kennisgeving.
§ 4. De machtiging om de exploitatie voort te zetten, blijft onderworpen aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 6 van dit besluit met uitzondering echter van § 2, 3°.
Te dien einde moet de kennisgeving voorzien in § 3 vervolledigd worden door een aanvraag overeenkomstig de voorschriften van artikel 6, met uitzondering van § 2, 3°. Bij deze aanvraag moeten worden gevoegd, in het geval bedoeld in § 1, de ingeroepen rechtvaardiging, en in het geval bedoeld in § 2, de bewijsstukken waaruit blijkt dat de aanvrager of aanvragers een voldoende praktische ervaring in het beheer van de onderneming hebben opgedaan.
§ 5. In het geval bedoeld in § 1, moet een nieuwe vergunningaanvraag worden ingediend tenminste drie maanden vóór het verstrijken van de toegekende termijn.
Art.17. De publiekrechtelijke ondernemingen zijn vrijgesteld van de vereisten vastgesteld in de artikelen 4 en 5.
HOOFDSTUK 9. _ Bescherming van de titel of benaming.
Art.18. § 1. Niemand mag, in welke vorm ook, gebruik maken van de titel of benaming van vervoermakelaar indien hij niet in het bezit is van de in artikel 1, § 1, van dit besluit bedoelde vergunning.
§ 2. De natuurlijke of rechtspersonen die het voordeel genieten van de overgangsmaatregelen bepaald in artikel 19, mogen de in § 1 vermelde benaming blijven gebruiken tot kennis wordt gegeven van een eventuele definitieve beslissing tot weigering van de vergunning.
HOOFDSTUK 10. _ Overgangs- en slotbepalingen.
Art.19. § 1. Op voorwaarde dat hij een vergunningaanvraag indient overeenkomstig artikel 6, § 1, binnen zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, mag ieder natuurlijke of rechtspersoon die bewijst de in artikel 1 bedoelde werkzaamheid te hebben uitgeoefend vóór de bekendmaking van dit besluit, deze zelfde werkzaamheid voortzetten tot de eventuele kennisgeving van een definitieve beslissing tot weigering van de vergunning.
§ 2. Artikel 6, §§ 2 en 3, is op die aanvraag van toepassing, met uitzondering van § 2, 3°.
Art.20. Dit besluit treedt in werking op een door Ons vast te stellen datum. Voor wat betreft de uitoefening van de werkzaamheid van vervoermakelaar, zowel op het gebied van het nationaal als op het gebied van het internationaal goederenvervoer langs de binnenwateren, treedt dit besluit echter onmiddellijk in werking.
Art. 21. Onze Minister van Verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.